| |
| |
| |
Antonio Cisneros •
Tweemaal Eenzaamheid •
Vertaald door Tho Hermann
I/Hampton Court
En op dit binnenplein, eenzaam als een paddestoel, waar moet ik kijken.
Stenen dieren zien met wijdopen ogen neer op oorlogsbuit
- spitse katolieke steden, nu verdronken in de rivier, tien lustrums
hurkend voor de aanval. Mij zien of ruiken ze niet.
Rond het midden van de negentiende eeuw losten de laatste zeilschepen
de zeelui zijn dronken en horen mij niet
- de scheepskielen rotten in het zand.
Niets beweegt. Zelfs de zielen van de doden niet
- een behoorlijk aantal onder de bijl, de pijn in de zij, buikloop.
Hendrik de Achtste, Thomas Morus, hun knechten en vrouwen zijn de
lucht tussen de bogen en torens, op de bodem van een verzegelde put.
En alles getuigt van onschuld.
Door de 10 000 ramen in de muren ontkomen de eenhoorn en de leeuw.
De Theems wijzigt zijn reis van west naar oost.
| |
| |
II/Paris 5ème
‘M'n vriend, ik zitje vroegere verzen te lezen op het noordterras.
Hoe triest, geletterd te zijn en ambtenaar.
Ik lees over de vrije, buigzame rijstvelden: ik sla mijn ogen op
ambtelijke boeken, de uitgaven van de provincie, de vergeelde
rekeningen van het Imperium.’
Dat was vorige zomer, en die nacht trof ik hem in mijn hotel aan de
Ik had twee jaar op hem gewacht.
Van ons gesprek herinner ik me amper iets.
Hij was verliefd op een Arabisch meisje en dat maakte de oorlog
- die van de vos Dayan - nog erger.
‘Sartre is oud en weet niet meer wat hij doet,’ zei hij, en ook
dat Italië hem opgemonterd had met een verlaten strand en zeeëgels
vol mollige, glimmende, hijgende lichamen, ‘net de baden in Barranco,’
en een houten zomerhuisje uit 1900 en kreeft eten.
Hij rookte niet meer. En literatuur was niet langer zijn stiel.
De olielamp flikkerde vier keer.
De stilte werd schonkig als een os.
En om te redden wat er te redden viel vertelde ik over mijn kamer
over die Schotse vrouw die in allebei de oorlogen had gespionneerd,
over de portier, een popzanger,
en omdat ik toen uitgepraat was, vervloekte ik de Engelsen en zweeg.
De olielamp flikkerde weer.
Daarna glansden zijn woorden nog intenser dan het schild van een
Hij sprak van de Lange Mars, van de Blauwe Rivier met haar draaikolken,
de Gele Rivier met haar ijskoud water. En wij zagen ons al
langs het strand rennen en springen om ons te harden,
zonder muziek of wijn, met alleen
onze ogen om kennis te verwerven.
En niets van dit alles had de bedrieglijkheid van een luchtspiegeling.
Maar mijn goden zijn zwak en ik twijfelde.
En de jonge hengsten verdwaalden aan de andere kant van de muur,
en die nacht kwam hij terug naar het hotel aan de rue Sommerard.
Slome, lastige goden, getraind om elke morgen mijn lever af te knagen.
Hun gezichten donker, blind voor de openbaring.
‘M'n vriend, ik zit op het eiland dat schipbreuk lijdt in het noorden
van het Kanaal, en ik lees jouw verzen.
De rijstvelden liggen vol doden,
en de olielamp flikkert.’
| |
| |
| |
Antonio Cisneros •
In memoriam •
Vertaald door Tho Hermans
(Voor Mario Sotomayor)
Ik zag de penaten en laren van mijn generatie, zingend op rituele feesten,
toen Fidel en Cuba en dat jaar '60 amper
een lager, ongewerveld dier waren.
toen Fidel en Cuba en de hele historie gewicht en kleur kregen
en de schoonheid en kracht die een jong zoogdier nodig heeft.
En het dier werd omsingeld met olie, met houten palen, opdat niemand
zijn glanzend vel, zijn tamboerijn zou kennen.
Met mijn zorgeloze onwetendheid, mijn woede, mijn kleurige pluimen
nam ik deel aan de oude feesten rond het vuur,
Toen was het dat ons de dood verraste.
(De mariniers kwamen terug met zijn lijk in een zak, met zijn verminkt
en berichten over geschikte koninkrijken. En dus
boden wij ze uiensoep aan, en brood, vlees, bieten,
staken wij hun schip in brand.)
‘Wie kreeg geen koppel penaten, drie laren en een of andere heks als erfenis
- minzaam en schrander zijn ze, en elke dag ronder.
Mannen uit de streek waar de vismeelhandel de enige Toren is,
en versleten als een wijnzak in een wereld van dronkaards.
Wat rest ons nog aan lucht.
En uit de hand van Vergilius zelf ontvingen we een oude krans, en van
Komfortabel en thuis op de smalle paden van Akademie en publikaties.
Bevreesd voor een aanval van de Koning der Dwergen, verstrakkend bij
het zoemen van een vlieg:
zwervers, gehavend als Odysseus, en die in zee staken zelfs
als orkanen de zon verwoestten en kreeftenkolonies uiteensloegen, en kijk,
ze smeerden vet op de boeg van hun schip
tot ze het land van Welstand bereikten.’
(Stapel de lijken op in de badkuip, verberg ze, en het Coliseum wordt
meteen vlekkeloos en weldadig als een mals bed.)
Er bestaat een mooi edel dier, door kruisbogen omsingeld.
Aan de grens in het zuiden is oorlog uitgebroken. In het noorden, honger
| |
| |
| |
Antonio Cisneros •
Kroniek van Lima •
Vertaald door Theo Hermans
de twijfel die stormachtig groeit,
Hier staan mijn geboorte en huwelijk beschreven, de sterfdag
van grootvader Cisneros, grootvader Campoy.
Ook staat hier beschreven de geboorte van mijn meest geslaagde produkt,
Al de daken en monumenten getuigen van mijn strijd tegen de Koning
der Dwergen, en de honden
vieren op hun manier de herinnering aan mijn berouw.
had mijn buik vol van kwalijke wijn en zonder een zweem van schroom
leidde ik de Ceremonie van het Braden.)
bewaakt door schedels en gewoonten van koningen die de meest
lullige - en lelijke - waren van hun tijd.
Wat viel er tussen deze waters
te winnen of te verliezen.
Ik tracht me de namen te herinneren van de Helden, van de Grote
Denk, Hermelinda, denk aan mij.
De ochtenden worden frisser,
maar van de seizoenen ben je nooit zeker
- de bossen werden haast drie eeuwen geleden omgehakt en het weiland
De zee is dichtbij, Hermelinda,
maar van haar woelig water ben je nooit zeker, haar aanwezigheid
blijkt slechts uit de roest op de ramen,
En de zee is heel dichtbij,
de horizont zachtmoedig en ijl.
als een halve bol - een halve sinaasappel - rustend op 4 olifanten,
de 4 zuilen van Vulcanus.
Een witte, donzige kroon beschermt je tegen de ruimte daarbuiten.
9 kerken uit de 16de, 17de en 18de eeuw
en voor 2,5 sol ook nog een grot
waar de nobele bisschoppen en heren - hun vrouwen, hun kinderen -
Zich inspirerend op een kapel ergens in Rome
| |
| |
hebben de Franciskanen, zo vertelt je de gids,
die forse ribben veranderd in dahlia's, margrieten, vergeetmenieten
- denk, Hermelinda - en de schedels en schenen in Florentijnse bogen.
(En de jungle van auto's als een niet nader bekend geslachtloos reptiel
onder dat rode verkeerslicht.)
Dan is er verder de rivier.
Vraag naar de rivier - die is datzelfde jaar nog opgedroogd, zullen
Zing de lof van haar toekomstig water, blijf op haar vertrouwen.
hebben de Barbaren uit het Zuiden en het Oosten een kamp gebouwd
groter dan de hele stad, en zij hebben andere goden.
(Bedenk een handig bondgenootschap.)
De lucht hier - zullen ze je vertellen -
heeft de eigenschap alles rood te kleuren en aan te vreten bij het
worden je verlangens, je voornemens
nog voor je hoofdhaar, je hoofd zich heeft vertoond.
En die mutatie - denk, Hermelinda - geschiedt geheel uit zichzelf.
De zee kolkt in de kanalen van de lucht,
Maar ik liep langs de kaden in Barranco
en raapte platte ronde steentjes die ik over het water scheerde.
Ik had een meisje met slanke benen. En een baan. En
deze herinnering, buigzaam als een pontonbrug, die me bindt
aan de dingen die ik heb gedaan,
de dingen die ik ongedaan liet,
aan mijn voorspoed en tegenslag, aan wat ik maar vergeet.
Wat viel er tussen deze waters
te verliezen of te winnen.
Denk, Hermelinda, denk aan mij.
| |
| |
| |
Antonio Cisneros •
Kroniek van Chapi, 1965 •
Vertaald door Theo Hermans
(voor Washington Delgado)
‘Tong zonder handen, hoe durft gij te spreken?’
(El Cid)
Oronqoy. Hier is de aarde hard. Niets
beweegt, niets verandert, niet eens het kleinste dier.
Langs de onduidelijke sporen van de angana
- een halve dagreis op een oude muilezel -
en toch nog fris als een pasgeboren kind.
Het landschap blijft zich herhalen, wit en zich herhalend
tot aan de laatste bergen.
weegt de lucht zwaarder dan een drenkeling.
tussen de baardige, hete takken:
Hector. Ciro. Daniël, de uitgelezen spoorzoeker.
Edgardo de Oude. Hij Die Drie Dagen Twijfelde.
Samuel, genaamd El Burro. En Mariano. En Ramiro.
De zwijgzame Marcial. Stuk voor stuk harde mannen. En bezeten.
(Samuel gespt zijn laarzen los.) Zij roken. Praten.
Openen blikjes tonijn onder de schreeuw
van een scherpgesnavelde vogel.
dat me de zee in herinnering roept met zijn heuvels,
zijn roerloze golven en zijn licht
dat toch verschilt van alle bekende zonnen.
van de gewoonten van wind en water.
niets lijkt hier nog op het land dat we verlieten, en toch
resten van hun vuur dat binnen in het onze gloeit:
de soldaten waren vlakbij.
die met de klodder kwijl, die met de stekels
- ik herinner me hem op een steenworp afstand -
mitrailleerde in enkele dagen
(zoek niet naar bewijzen, voorbijganger:
dode slagen hebben geen steenhopen of tekens)
hoorde men in de velden van Chapi,
| |
| |
tot de wind het Zuiderkruis wegdroeg,
het geschreeuw van oude vrouwen,
op de brede bladeren van de platanen,
En de valk van de hooglanden
was een schaduw op hun rijpe volmaakte lichamen.
In Chapi, in het distrikt La Mar, waar in september
don gonzago carrillo - die zijn dagloners
in een oude gerstmolen kapot placht te malen -
door de doden ter dood werd veroordeeld.)
‘Het terrein is ruw, Ramiro, je lichaam
werd verminkt in onderzeese stromingen en grotten.
Aanvankelijk niet meer dan een wonde aan je rechterbeen,
palmden groene vliegen je hele lijf in.
En je bleef sterk, voorlopig althans.
Maar je kaken hielden het niet meer uit
- Uta was het, het hongerige dier met de 100 buiken -
en we moesten je opofferen, vriend,
net als die onverschrokken matrozen die sterven op zee.’
Die donderdag naderden ze, de Cerro Morado in de rug.
De kapitein - voorzover ik te weten kwam -
vreesde alleen het regenseizoen
en de ziekten die je opdoet
Om maar te zwijgen van Tambo - 5000 inwoners en sinaasappelen -
12 dorpen bij de rivier, als brandhout achtergebleven na hun messcherpe
Mens en dier hadden meer dan hun bekomst van buit.
Een luitenant en een korporaal - fuselier vielen
naast de baardige stengels van hoog opgeschoten netels.
was die morgen al vroeg opgestaan
om de rebellen te bestrijden.
Zich van geen hinderlaag bewust leidde hij
zijn meute naar een veilig en verborgen gewaande plek.
En Hector stak zijn hand op, en zijn mannen rezen overeind.)
toen ze ontkomen waren, verzamelden wij wapens en ingeblikt vlees.
De kapitein vluchtte vierklauwens over zijn eigen doden
die alleen werden gelaten met de vraatzucht van de vliegen.
Wij hadden geen gewonden.
| |
| |
De guerrilleros begraven hun blikjes vis,
pakken hun geweren, zwijgen, lopen.
hun gebeente en hun wapens, en af en toe twijfel als een scheur
in kleigrond. En ook angst.
en de goede wortels, de paddestoelen waar je van opzwelt
en de andere die fataal zijn, boden zich op eendere wijze aan.
En het gras en het zand en de moerassen
voortdurend hoger op de weg naar het oosten, en de dagen
(En dat was kort vóór de regens).
En zo ging het 3 nachten, en dagen, lang.
En bij de rivier aangekomen
besloten ze tot 's morgens te wachten alvorens over te steken.
‘Wauqechay, broertje, wauqechay,
is even weids als deze dag, wauqechay.
rust in mijn deken, in mijn schaduw.’
Daniël, Ciro, Mariano, Edgardo de Oude,
Hij Die Drie Dagen Twijfelde, Samuel genaamd El Burro,
welk smal hart, welk koninkrijk bewonen zij.
En dat nu niemand kome met vragen
over gewicht en grootte van onze dode broeders,
en dat niemand afschuw of angst voor hen voele.
|
|