• Theo Hermans
• Bij de gedichten van Antonio Cisneros
Volgens Antonio Cisneros is het de taak van de dichter ‘getuige te zijn van de werkelijkheid, welk aspekt hij er ook van kiest’. Met die uitspraak doorbreekt Cisneros de tegenstellingen die de Peruaanse poëzie beheersten in de zestiger jaren, toen de politiek geëngageerde ‘Sociaal-Realisten’ zoals Washington Delgado (o 1927), Sebastian Salazar Bondy (1924-1965) en de tragisch om het leven gekomen Javier Heraud (1942-1963) zich afzetten tegen de meer estetizerende ‘Puristen’, met Javier Sologuren (o 1922) als belangrijkste vertegenwoordiger.
Cisneros' eigen opstelling is sterk internationaal georiënteerd. Geboren in Lima in 1942, woonde hij verscheidene jaren in Engeland, Zuid-Frankrijk en de Verenigde Staten. Momenteel doceert hij literatuur aan de San Marcos-universiteit in Lima. De poëzie van Antonio Cisneros behandelt zowel uitgesproken subjektieve ervaringen als onderwerpen van meer publieke aard. In beide gevallen echter weet hij een zekere - vaak ironisch getinte - afstand te bewaren. Zo zegt hij zelf over de geschiedenis van zijn land: ‘Peru heefteen fabelachtig verleden, maar daar sta ik buiten; ik kan slechts de overblijfselen ervan bekijken, als een vreemdeling.’
De hier vertaalde gedichten komen uit de bundels Comentarios reales (Lima 1964) en Canto ceremonial contra un oso hormiguero (Havana 1968). Het laatste gedicht, ‘Kroniek van Chapi 1965’ (uit de Canto ceremonial) heeft betrekking op de aktiviteiten van linkse guerrillagroepen in Peru in 1965. De historische achtergrond bij die gebeurtenissen kan hier kort geschetst worden.
In het begin van de jaren zestig ontstond in Peru een radikale nieuwlinkse beweging, die zich enerzijds inspireerde op de Cubaanse Revolutie en anderzijds op eigen bodem aansluiting zocht bij het optreden van de Trotskistische vakbondsmilitant Hugo Blanco (die in mei 1963 werd gearresteerd en veroordeeld tot 25 jaar gevangenis). Twee groepen opteerden van meet af aan voor gewapende strijd: de MIR (Movimiento de la Izquierda Revolucionaria), geleid door de voormalige advokaat Luis de la Puente Uceda, en het ELN (Ejército de Liberación Nacional), onder de leiding van de journalist Hector Béjar Rivera.
De in juli 1963 neergeschoten dichter Javier Heraud, naar wie Hector Béjar later zijn eenheid noemde, was lid van het ELN.
In 1965 treedt de guerrilla in aktie op drie fronten. In de streek van Cuzco bevindt zich de groep van De la Puente Uceda. Een tweede MIR-eenheid onder Guillermo Lobatón Mille en Máximo Velando Gálvez, opereert in centraal Peru in het departement Junín. Het ELN van Hector Béjar heeft zijn basis in het distrikt La Mar (departement Ayacucho).
De beoogde revolutie naar Cubaans model is echter nooit van de grond gekomen. Op 2 juli 1965 besluit de regering van Fernando Belaúnde Terry de guerrilla te onderdrukken, en tegen het einde van dat jaar is de hele beweging opgedoekt. De la Puente sneuvelt in oktober 1965. Velando wordt gevangen genomen, gemarteld en vermoord. Lobatón is waarschijnlijk in december 1965 omgekomen. Béjars groep wordt eveneens in december uit elkaar geslagen; enkele van haar leden weten Bolivië nog te bereiken, en drie van hen sneuvelden tesamen met Che Guevara in Ñancahuazú in 1967. Hector Béjar zelf werd gearresteerd in Lima in 1967.
Chapi is de naam van de grootste haciënda van het distrikt La Mar. De praktisch feodale toestanden in dit afgelegen gebied leidden nog in 1922 tot een lokale opstand, gevolgd door een bloedige repressie waarbij verscheidene dorpen - onder andere Tambo - werden uitgemoord en platgebrand. In 1965 werd de Chapi haciënda beheerd door de Neven Gonzalo Carrillo Rocha en Miguel Carrillo Cazorla. Deze laatste had in januari 1963 eigenhandig een Indiaanse peon gewurgd en onthoofd. Bij het proces dat hieruit resulteerde werd Carrillo vrijgesproken, terwijl de aanklagers boetes en ge-vangenisstraffen opliepen. Op 25 september 1965 overrompelde de guerrillagroep van Hector Béjar de hacienda en werden Gonzalo Carrillo en zijn neef, zoals Cisneros het stelt, ‘door de doden ter dood veroordeeld’.