• J. Bernlef
• Het automatisme van Poetry International
Met Poetry International is iets merkwaardigs aan de hand. Ieder jaar trekt een bonte groepering binnen- en buitenlandse dichters gedurende een week zo'n 400 mensen per avond naar de foyer van de Doelen in Rotterdam. En ieder jaar weer spreken critici, op het zojuist beëindigde festival terugblikkend, hun teleurstelling over Poetry International uit.
In het begin overheersten de loftuitingen over het initiatief van Martin Mooy en Adriaan van der Staay, dat uniek voor de wereld genoemd mocht worden. Het publiek was tevreden, de dichters hadden een gezellige en soms leerzame week. Er werden over en weer kontakten gelegd. Kortom, alles leek perfekt. De laatste jaren beginnen er echter steeds meer kritische stemmen op te gaan.
Laat ik voorop stellen dat PI een unieke manifestatie is die beslist niet mag verdwijnen. Maar zo langzamerhand wreekt zich de weinig doordachte manier waarop het festival wordt opgezet. Wanneer je de jaarlijks uitgenodigde groep dichters bekijkt valt er geen enkele lijn in de keuze te bekennen. De enige noemer voor de festivalorganisatie lijkt te zijn dat iemand een dichter is. Het gevolg is dat het publiek jaarlijks gekonfronteerd wordt met een aantal dichters dat soms goede, soms slechte poëzie voorleest. Juist de internationale opzet van het festival zou een unieke kans zijn om jaarlijks tot een balans te komen van wat er in de hedendaagse poëzie gaande is. De organisatoren van PI lijken echter in een automatisme te zijn vervallen: je nodigt een aantal dichters uit, je zorgt voor een vertaalproject (een aantal dichters vertaalt een of meer gedichten in zijn of haar eigen taal) en als er nog geld over is zorg je voor wat randactiviteiten en dat herhaal je tot in der eeuwigheid. Het publiek komt wel naar die dichters kijken. Wat wil je nog meer?
PI zou er goed aan doen eens te bestuderen hoe Reinbert de Leeuw zijn zo succesvolle serie ‘Rondom’-concerten heeft opgezet. De programmering van deze series is steeds rond een bepaald thema gegroepeerd waar dan de meest opportune muziek bij wordt gezocht en uitgevoerd. Op die manier laat je mensen niet alleen van een serie mooie concerten genieten, maar verschaf je ze spelenderwijs een inzicht in bepaalde tendensen in de hedendaagse muziek. Je laat zien dat komponisten en komposities niet zomaar uit de lucht komen vallen, maar dat er lijnen te trekken vallen naar de traditie.
Dat inzicht ontbreekt bij PI volkomen. Zo was het dit jaar tekenend dat men voor de openingsavond - de laatste jaren een avond met Nederlandse dichters - drie critici gevraagd had om hun persoonlijke keuze aan dichters voor te stellen. Een dergelijke, alleen maar subjectieve, formule leidde dan ook tot niets anders dan de canonisering van de goede smaak van drie heren die het weten kunnen.
Wat was het bijvoorbeeld niet veel interessanter geweest om als thema voor een dergelijke avond het verschijnsel van de terugkeer naar traditionele versvormen - hoofdzakelijk het sonnet - te nemen. Laat een aantal critici en schrijvers van die poëzie maar eens theoretiseren (en voorlezen) over het hoe en waarom van deze trend. Zo'n thema valt dan best over de rest van de week uit te breiden. Hoe zit het met de poëtische vorm in de landen waar de buitenlandse dichters vandaan komen. Is er soms sprake van een vormcrisis in de moderne poëzie. Is de hele avant-garde misschien toch een doodlopende straat?
Het gaat er in deze korte reaktie niet om hierop een antwoord te formuleren. Het is mij er alleen maar om te doen de richting aan te geven waarin een uniek festival als dit zowel voor dichters als publiek interessanter ge-