• Anthony Mertens en J.F. Vogelaar
• Ideologie en literatuur-onderwijs
Vooraf bij: Pierre Macherey en Etienne Balibar - Literaire effekten van het onderwijs
Het boek van Teun van Dijk gaat niet over literatuur, zoals hij in het eerste hoofdstuk zegt, maar over de manier waarop in onze kultuur over literatuur uitspraken worden gedaan. Hij gebruikt daarvoor de term ‘literatuurideologie’, die voor het onderwijs hoofdzakelijk bestudeerd wordt aan de hand van schoolboeken. Zonder hiermee direkt een uitspraak over de kwaliteit van het onderzoek te willen doen, moet gezegd worden dat het ideologie-begrip dat Van Dijk hanteert nogal diskutabel is. Ideologie is, naar zijn zeggen, (konventionele) ‘pseudo-kennis’, ‘inzichten die op grond van bepaalde kriteria niet overeenkomstig de ‘objektieve werkelijkheid’ zijn (p. 216). Die kriteria worden geleverd door de wetenschap. Van Dijk geeft geen nadere uitleg, hoe en waarom die verkeerde inzichten ontstaan, evenmin dankzij welk privilege wetenschap niet ideologies zou zijn; het schijnt voor hem genoeg, wetenschap en ideologie tegenover elkaar te stellen als ware en onware kennis, waarop hij vervolgens een hele strategie voor het literatuuronderwijs baseert.
In de programmatiese inleiding van Etienne Balibar en Pierre Macherey over literatuur, taal en onderwijs - door hen geschreven als voorwoord bij de studie van Renée Balibar ‘Les francais fictifs’ - wordt gewerkt met een geheel andere opvatting van ideologie. Voor hen is ideologie niet zomaar simpel onwaar, vals bewustzijn, maar de struktuur waarbinnen mensen denken én handelen. Dit verschil in koncept heeft verregaande konsekwenties die in een inleiding uiteraard slechts globaal konden worden aangegeven.
Niet alleen biedt hun benadering de mogelijkheid om de problematiek literatuur-taal-onderwijs-maatschappij op een samenhangende manier te behandelen, vanuit een wetenschappelijke maatschappijteorie en in een politiek perspektief, tevens bevat ze een kritiek op een traditionele marxistiese opvatting over produktie en konsumptie van literatuur waardoor diverse begrippen (zoals totaliteit, werk, koherentie, realisme, weerspiegeling) radikaal ter diskussie komen te staan.
Macherey en Balibar gaan uit van de stellingen van Louis Althusser over ideologie (in: Idéologie et appareils idéologiques d'Etat uit 1970, maar al eerder ingezet in Pour Marx uit 1965) en werken die uit voor de literatuur. Althusser neemt afstand van de ideeën van Marx en Engels over ideologie, voor wie, zeer kort samengevat, ideologie een systeem van representatie is, van bewustzijnsfenomenen, van ideeën, van ‘wereldbeschouwingen’ die een vertekende weergave zijn van ‘de werkelijkheid’.
Wordt ideologie voorgesteld (zoals in de vroege geschriften van Marx) als een sluier die slechts hoeft te worden weggerukt om de werkelijkheid in haar juiste proporties te zien, dan is de politieke praktijk die daaruit volgt er een van demystifikatie (door personen die de Waarheid reeds in pacht moeten hebben). Wordt ideologie (zoals in De duitse ideologie van 1846) voorgesteld als een rechtvaardiging van ekonomiese en politieke omstandigheden, dan wordt, volgens een al te letterlijke betekenis van de metafoor basis-bovenbouw, de politieke konsekwentie daarvan dat veranderingen in de ekonomiese basis vanzelf wel veranderingen in de ideologiese bovenbouw met zich mee zullen brengen.
Althusser stelt daarentegen dat in de ideologie niet de ‘werkelijke’ levensomstandigheden (verkeerd) worden voorgesteld maar dat de mensen in de ideologie hun verhouding tot die levensvoorwaarden voorstellen en beleven, een verhouding die imaginair van