Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1978 (nrs. 5-8)
(1978)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 41]
| |
• Bert Schierbeek
| |
[pagina 42]
| |
Labore... The Waters of Live running, devasting, vasting... vasten... Wasten... Allen wasten zich in de wateren en kwamen op tot de kosmische kusten... Jawohl der Kosmopolitische Gaben unseres Wolkes haben sich gesattelt mit Mohrstreu Spaanblut und Sagetreu... Und Ewa lachen. Sie lachte entsetzlich... Haar mond scheurde open, de oren klapten naar binnen... Ze kauwde: haar oren, haar ogen, haar wangen: En God sprak: Ze is niet meer jongen! Ze heeft zich zelf opgevreten! Weil! Weil! Weilll!!! Berlin hat sichecplasmatologisiert zu einem grandiosen Schausahl, ein Bahlsaal von nackten Heinzi-Willi-Ewi-Leonori-Grethchi-und Rudimenten... Und das Tosen, liebe Jazubel in meinen Ohren... Ich frasz, ich frasz... Ich fresse dich auf von Liebeslust von Sinnenlust... Vondannen Lust! Pfusch! Ai... Und immer zählen die Minuten, die Sekunden... Sie Kummen!! Höre, mein Junghe... Die Bumben, sie bamben die Welt hinein... Die Wänder, die Länder, die Bänder... Oh Mensch seh dich an... Ich eine Hurebamme, eine Hurrhabamme! Ich, ich... Wir mein Jazubel... Hurrha sist nur mein Nachbar! Etsche! homo!!! Homo sapiens, patiens... de latente mens jongen is een dier, dat in ons vreet... ons opvreet, vervreten, vergeet, zich vergeet, vergist, ons vergist, verslist, vermist... Het gisten in de ziel, jongen, is een ziekte, maar... de ziel... Niets dan de ziel... Een toren van Babel, die we bouwden, nog steeds bouwen, steeds hoger, steeds breder van fundament, firmamentaal op fermenterende gronden... we zinken... we zinken steeds dieper... Neem nog een borrel... Nog en?... Steeds dieper in de oergrond, door het beest heen. Een conglomeraat van beesten jongen, hele kleine, nog kleiner, nog miezeriger dan luizen... Pessimisme, natuurlijk! Wat wil je? Maar we kunnen lachen... Alle luizen met elkaar maken ook een lach... ja, en een traan en alles wat er tussen kan liggen... Mannen vrouwen kinderen, gehuil, gebrul, moord, doodslag, vrede, amen! God zij met ons, neen met Ons. Hij is Dood, wij hebben Hem gedood, de Vader, de Moeder, de Zoon en de Heilige Geest... maar onze ziel hebben we behouden. Ga heen en behoudt het Goed... Der Hochgelahrte-verjahrte AmbriaalRath Von Goethen hat sich umgefähr zwo hundert Jahre in dieser Lausewalt be-wahrt...: Im Geiste, Bien, Beib, und Gezank... Als een Olympier is hij op een van de laatste slagvelden zoekgeraakt... Harmonieus verschwunden in de horizon, opgegaan, verdaan tot de vaderen... De eerste wet: Doodt alle Luizen! Operatie Eén: daloperation! Majoor Pimpelman zal de leiding namen van het Strooibusseneskadron... Ai, ai, ai ... Het gaat er om! Het gaat er om! Eroom, er om: Juist NU... Nu trouwen jongen! Er om, er op. Juist Nu... Met Ewa, Else, Candida, op Ewa, Else, Lydia... Ewelsia, Ewelsia, Mama!!! Brallende TSogetsane geweld-en vermeldheden in het schizoverleden in de slaapzaal zeden... Vrede... vrede... vrede... Vrete... Vrete... Vred zij’ ons in dee schoot der aarde, moederaarde, duister en donker uw schachten naar de kosmische lava van uw bloed naar de wanden van de cel, waarnaar wij verlangen, waarin wij opgaan... Zelf wand! Zelfkant... zelf vergaan tot het leven... atomen en splitsing... Het splitsen der benen... Bevende Awa-ter. A-Wa-ter A-ter-bcdixsz... ter... ter rusten nimmermeer...
uit: Cobra nr. 4 (1949)- geschreven naar aanleiding van de Cobra-tentoonstelling in het Stedelijk Museum te Amsterdam. |
|