• H.C. ten Berge
• Bij de zestigste verjaardag van Bert Schierbeek
Vanaf het moment waarop Bert Schierbeek tegen het einde van de tweede wereldoorlog het nooit gepubliceerde Het boek Le Cocq schreef, is hij als auteur van opmerkelijke boeken die wèl konden verschijnen steeds aanwezig geweest. Werd zijn naam met Het boek Ik (1951) in literair opzicht gevestigd (een feit dat werd voorafgegaan door een intens, vaak schoksgewijs verlopend creatief proces), zijn gulle en open levensstijl heeft daar - in beperktere kring - een andere bekendheid aan toegevoegd, die velen ‘het menselijk tekort’ een ogenblik kon doen vergeten.
Het heeft in het algemeen weinig zin auteurs plotseling te gaan huldigen omdat zij een bepaalde leeftijd hebben bereikt: ouder worden is geen kunst, het gaat vanzelf en altijd te vlug. Wat respekt verdient is de kunst om vol te houden wat men eenmaal is begonnen. Daar is moed voor vereist die soms de moed der wanhoop heet, en een mentaliteit die zich verzet tegen wat de kampioenen van nut en nuchterheid zo fantasierijk omschrijven met de frase ‘Waar heb dat nou voor nodig’.
Nu Schierbeek dit jaar zestig is geworden wil de redaktie met enkele bijdragen van en over de auteur niet zozeer de aandacht vestigen op zijn leeftijd als wel op de meer dan dertigjarihge schrijftijd die hem van het groningse Beerta en het twentse Boekelo naar het verre Amsterdam, de Dogon in West-Afrika, naar Spanje en Mexico, naar de tuinen van Zen en het uitgestrekte gebied van de verbeelding heeft gevoerd.
‘Voor lijden noch geluk bestaat een verklaring in de onmenselijkheid van het gebeuren,’ schrijft hij op de voorlaatste bladzijde van Een grote dorst. Het is een uitspraak die veel zegt over zijn ononderbroken en menselijke, al te menselijke aktiviteit: tegen beter weten in pogen het leven op aarde in zinnen en onzinnen onder en thuis te brengen.
Aldert Walrecht schreef voor deze gelegenheid een artikel over Het boek Ik (1951) en Weerwerk (1977), Lucebert maakte enkele kanttekeningen bij het werk en de persoon van Schierbeek, terwijl de auteur zelf vertegenwoordigd is met een korte tekst uit de beginperiode van de experimentele beweging in Nederland en het ‘voorwerk’ van een nieuw te schrijven boek.