schrijvers in de laatste tien jaar hangt o.m. hiermee samen dat het genre ertoe dwingt zich te beperken tot detailaspekten en segmenten uit de realiteit. Elke noodzaak om afzonderlijke verschijnselen in de totaliteit van de maatschappelijke ontwikkeling te plaatsen vervalt. Daardoor biedt het korte proza veel eerder de mogelijkheid om nieuwe processen, mentaliteiten en houdingen te signaleren of taboes konkreet te doorbreken. In geen enkel ander genre valt dan ook op dit moment zulk een verscheidenheid aan thema's en schrijfwijzen waar te nemen. Het scala reikt van het politiek-agitatorische verhaal via het zuiver feitelijke verslag tot de psychologisch-seismografische tekst.
Een opvallende overeenkomst tussen de auteurs die hier met teksten vertegenwoordigd zijn. is dat zij zich allen pas in de zeventiger jaren met kort proza bezig zijn gaan houden ofschoon ze ook al eerder publiceerden.
Heiner Müller (1929) trad al in de vijftiger jaren naar voren met toneelstukken uit de arbeidswereld die zowel pasten in de traditie van de agitprop als in de school van Brecht. Ongeveer sinds 1965 houdt Müller zich voornamelijk bezig met aktualiserende bewerkingen van antieke drama's. Hercules II werd in 1973 gepubliceerd als inlas in een toneelversie van de roman Cement van Gladkov. De problemen in deze russische roman uit 1925, zoals medezeggenschap van de arbeiders en de verhouding socialistisch staatsmacht spontaneïteit van de massa's in een periode dat de Sovjet-Unie nog steeds van buitenaf bedreigd werd, werden door Müller op de aktuele situatie in de DDR toegespitst. De interpretatie van de Hercules-tekst ligt door deze kontekst in hoge mate vast.
Ook Volker Braun (1939) is bekend als toneelschrijver. Hij is begonnen met gedichten die evenzeer door het pathos van Majakovski als de dialektiek van Brecht beïnvloed zijn. In zijn eerste werken is Braun de kroniekschrijver van dit deel van de jeugd dat in het begin van de zestiger jaren vrijwillig en onder de moeilijkste omstandigheden aan ekonomisch urgente opbouwprojekten meewerkte (de auteur zelf werkte bijvoorbeeld mee aan de drooglegging van het Rhinluch, een moerasgebied): deze jongeren kregen daardoor het gevoel dat ze werkelijk bij de staat betrokken zijn. Dit verklaart waarom bij Braun lange tijd de harmonische verhouding met de maatschappij met veel pathos werd geformuleerd. Op zijn laatst sinds 1974 (toen zijn dichtbundel verscheen onder de veelzeggende titel Tegen de symmetrische wereld) worden nieuwe geluiden in zijn werk hoorbaar, een scherpe aanval op stagnatieverschijnselen in de samenleving. De kritiek op de rol van de staat en funktionarissen, zoals die in de Unvollendete Geschichte (eind 1975 in de DDR verschenen) onder woorden wordt gebracht, is waarschijnlijk de meest vergaande poging tot dusver om met taboes af te rekenen. Braun probeert de dialektiek in de verhouding individu-maatschappij direkt tot onderwerp van zijn werk te maken. Dit is ook het geval in het politiek-agitatorische verhaal Het onverdiende geluk van Karrasch waarin de gebrekkige mogelijkheden in de DDR tot bevrediging van individuele behoeften tevens gezien worden als teken van een positieve verandering in de opvattingen van geluk.
In zijn vroege gedichten neemt Rainer Kirsch (1934), sinds 1965 bekend als dichter, daarna ook als toneelschrijver, soortgelijke standpunten in als Volker Braun. Ongeveer vanaf 1970 maakt Kirsch steeds meer gebruik van de reportage en sprookjesachtige thema's, in beide gevallen duidelijk met de bedoeling om de rol te belichten van het subjekt (of ook: van de nietaangepaste ‘buitenstaander’) voor de verdere ontwikkeling van het socialisme, zoals het sprookje De redding van de Saragossazee illustreert.
Ook bij Irmtraud Morgner (1933) is er een sterke neiging naar het fantastisch-groteske waar te nemen, terwijl ze gedebuteerd had met een uitgesproken produktieroman (Ein Haus am Rand der Stadt, 1962). Momenteel wordt zij als de feministe van de DDR beschouwd, maar zij verschilt duidelijk van vertegenwoordigers van het feminisme in westerse zin, daar de vrouwenproblematiek voor haar, hoezeer zij ook alle aandacht daarop richt, geen aangelegenheid van vrouwen alleen is maar slechts opgelost kan worden als de opvattingen over de sociale rol van de man veranderen. In haar verhaal Het touw is dan ook de mannelijke hoofdpersoon, Professor Barus, met zijn beperkte,