| |
| |
| |
Charles Tomlinson
(geb. 1927)
Charles Tomlinson wordt in Engeland de dichter van het uitwendige en het oog genoemd, en zulks niet ten onrechte: hij is behalve dichter ook schilder, en onderzoekt in zijn werk de betrouwbaarheid van de waarneming in de taal en, zoals een van zijn critici het noemde ‘zijn (eigen) passie voor de objectivering in taal’.
Tomlinson is in de beginjaren van zijn dichterschap een van de scherpste tegenstanders van de Movement-dichters geweest. Een gevolg daarvan was dat hij zijn eerste twee bundels eerst in de Verenigde Staten publiceerde, en pas na 1960 in Engeland zelf. Toch wordt hij tegenwoordig (samen met Hill, Hughes en Larkin) tot de belangrijkste nog levende engelse dichters gerekend.
Hij is zeker geen lyrisch of symbolistische dichter. Als er al sprake is van een symbolisme in zijn poëzie dan is dat er één van een letterlijk soort die zichzelf steeds weer als nieuw moet verwezenlijken. Bomen en stenen zijn slechts bomen en stenen, maar door Tomlinson's metafysica van de ingehouden verbazing krijgen zij een extra dimensie die nog het meest als een ‘discovering the nature of nature’ (Calvin Bedient) omschreven kan worden. In die zin sluit hij aan bij die europese dichters die een verzelfstandigde poëzie voorstaan. Anderzijds blijft hij ook door zijn neiging tot moraliseren en het zich uitdrukken in gesloten vormen verankerd in de britse traditie. De begrenzingen die hij observeert en beschrijft zijn echter wel hanteerbare begrenzingen, zoals die van een vaas of een raam. Daarbij komt dat bijna alle gedichten van Tomlinson een inherent engagement vertonen, terwijl er in een aantal afdelingen van zijn laatste drie bundels ook explicieter naar een sociale werkelijkheid verwezen wordt. In de huidige selectie is alleen het gedicht ‘Dialectisch’ daar een voorbeeld van.
Behalve dichter en schilder is Tomlinson ook een gewaardeerd tekstbezorger (o.a. van het werk van Marianne Moore en W.C. Williams), kritikus en vertaler van o.a. Ungaretti en Vallejo.
| |
| |
Publikaties:
(Poëzie) - The Necklace, 1955; Seeing is Believing, 1958; A Peopled Landscape, 1963; American Scenes, 1968; The Way of a World, 1969; Renga (samen met Octavio Paz, Jacques Roubaud en Edoardo Sanguineti), 1970; Written on Water, 1972; The Way In, 1974. Ook van zijn gedichten werd een uitgebreide selectie opgenomen in Penguin Modern Poets 14. Het herfstnummer van Poetry Nation Review (1977) is aan Tomlinson gewijd, t.g.v. zijn vijftigste verjaardag.
| |
| |
| |
Charles Tomlinson
Het schillen van de appel
Er zijn portretten en stillevens.
En er is het schillen van de appel.
En verder? Hem langzaam schillend
Verrijst koudwit vanonder
Koudgeel vandaan. En dan...?
De veer van de concentrische schil
Het lemmet schuilgaand, splijtend.
Er zijn portretten en stillevens
En de eersten, want ‘menselijk’,
Overtreffen geenszins de laatsten, en
Geen van twee wordt minder bezwaard
Door een menselijk gebaar dan het schillen
Van de appel door menselijke onbeweeglijkheid.
Scheidend door de frisheid, terwijl appelschil
| |
| |
| |
Charles Tomlinson
Cézanne in Aix
En dan de berg: dag na dag
Onbeweeglijk als fruit. Anders, ook
- Want onherleidbaar, want noch
Een component van het smakelijke
En dienverstande twijfelachtig,
Noch afgeleid (als hij die poseert)
Door zijn eigen pose en daarom
Eens zo twijfelachtig: het is niet
Geposeerd. Het ís. Niet aangeleerd.
Onveranderlijk, onwrikbaar, een stenen
Bruggehoofd naar dat wat voelbaar is
Want nooit eerder onbetast. Daar
In zijn verweerde gewicht
Wordt zijn stilte tot zwijgen
Gebracht: voorstelling die
| |
| |
| |
Charles Tomlinson
Ceci n'est pas une pipe
Magritte
Dit is geen pijp, maar een explosie van de lippen, de mond die snel
wordt losgetornd en de lippen die nog eens exploderen.
Dit is niet alleen maar een bewering. Zij ligt ergens aan ten
grondslag. En dat ergens is onaangenaam, alsof de mogelijkheid
dat lippen, zonder het voordeel van vraagtekens, zouden kunnen
exploderen onmiskenbaar zou kunnen bestaan.
Onze woorden omringen ons met onvoorziene omstandig-
heden. De zich snel openrijtende mond kan zulks doen als een
open, ongehechte wond. Dit ís geen pijp.
Wij ontbieden onze angsten, sommeren hen samen te
wonen met klokken, planten, vensterrruiten en appels, alsof we
altijd het ergste zouden kennen.
Maar wij zijn nauwelijks te vertrouwen. Onze ‘sinnes of
fear’ blijven even onverbeterlijk als ons ongegronde optimisme.
Dus jagen wij onszelf kunstmatig schrik aan met het
lichaam dat gezicht geworden is, of met het gezicht dat lichaam is
geworden. Maar ‘dit is geen pijp’.
Zo'n gezicht weerlegt zichzelf. Het zou alleen door te
bestaan nog angstaanjagend kunnen zijn.
Er ligt één troost in deze hypothesen van de fantasie
besloten: zij vernieuwen de wereld voor ons door haar premissen te
| |
| |
Dit is geen steen want hij vliegt. Dit is geen vogel want hij
Toch hangt de vliegende steen dreigend boven het land-
schap dankzij de abstractie van alle eigenschappen van de echte
steen. En de dichtheid van de stenen vogel wordt verloochend
door de contouren van de vlucht.
Dit is geen pijp, maar dit leidt tot de gevolgtrekking dat de
steen een onweerlegbaar ‘en toch...’ in het midden zal brengen, en
de vogel zijn vleugels van been en veren zal spreiden op weg naar
een perfecte uitkijkpost.
| |
| |
| |
Charles Tomlinson
Dialectisch
(voor Edoardo Sanguineti)
Leven is het verhaal van een lichaam, zeg jij:
het gekuch in de concertzaal is het verhaal
van een lichaam dat zichzelf niet kan bevatten,
en de Waldstein het verhaal van een leven
dat weigert zich te laten vangen
in z'n eigen lichaam, het beschadigde oor
dat z'n gaafheid terugkrijgt in een nageslacht
mijn verkrampte knieën. Naast elkaar
deze hele reeks van jeukende benen! Zwoegend
om het ritme uit de lucht
aan het lichaam terug te geven en
met de hak de grond steeds in te tikken.
Een gevallen programma verhaalt
van een in zichzelf verdwaald lichaam
dat één en al oor werd - zo'n oor
dromen, met z'n reusachtige
boogkanalen en doolhoven, z'n
slakkenhuisje van kraakbeen
dat trilt en beeft en tot de rand gevuld is
met het door de oorschelp doorgegeven verhaal
waarin leven het verbreken is van nu gehoorde
herscheppen van een lichaam
| |
| |
| |
Charles Tomlinson
Gebeurtenis
Een vogel zijn stem kunnen beproeven
Die zelf meer trilling dan geluid zijn
| |
| |
| |
Charles Tomlinson
De mergelgroeven
Het was naar een landschap van water, licht en lucht
Dat ik zocht - om mijzelf vrij te spreken van een wereld
Waarin stoïcijnse lethargie de enige repliek scheen
Op horizonnen en de straten die hen de weg versperden
In een monotone damp, een gloed van grijsheid.
Ik vond mijn spraak. En nu, na jaren teruggekeerd
Om te verhalen van alles wat bezielde en verstikte,
Inhaleer ik de vertrouwde, groezelige lucht
Uit een landschap van opgegraven ingewanden, onderwerelden
Vrijgegeven door omringend klei. Met het delven
Van de mergel werd een tweede natuur blootgelegd
En water dat, omhooggesijpeld om de groeven op te vullen,
Hen uitstrekte tot knipperende, schitterende meren
Tussen torens en spitsen, straten en braakland
In trage ontginningen, glinsterplekken, balanceringen,
Alsof ontvlammend Eden zijn eigen val herriep
En woorden en water uit dezelfde bron voortkwamen.
| |
| |
| |
Charles Tomlinson
In maart
Op deze droge, scherpbelichte winterdagen,
Nu de kleur van kraaien zoveel glans
Verzamelt, overstromen als inktvlekken
De schaduwen van de heg het halve wegdek
Tot waar een puntig lemmet van licht hen
Wegvreet: bewaakte overgang van licht
Die overal glinstert, overal de weg versperd
Wordt door de kale takken, donkere
Kloven langs de gespleten muren, schaduw-
Kant van schuur en huis, van half afgestoken
Mijt die de grond met hooi bezaait ondanks zichzelf
Met spatten van vaal goud, deelgenoten van het licht:
En boven dit alles een snaar van gloeiend zwart
Een glimmende, vliegende schaduw, de kraai die opstijgt.
Vertalingen: Peter Nijmeijer
|
|