Viktor Šklovskij (1893). Russisch schrijver en literair criticus, een van de oprichters van Opojaz, het peterburgs genootschap voor de studie van poëtisch taalgebruik, dat als een van de belangrijkste centra van het russisch formalisme wordt beschouwd. Publiceerde talrijke boeken, waarvan vooral Theorie van het Proza (1925) in het Westen bekend is geworden.
Sophie Levie. Studeerde Slavische talen en algemene literatuurwetenschap aan de universiteit van Amsterdam. Houdt zich in het bijzonder bezig met de russische letterkunde van de XXe eeuw.
Laurence Sterne (1713-1768). Engels romanschrijver. Auteur van The Life and Opinions of Tristram Shandy (1760) en van A Sentimental Journey through France and Italy; by Mr. Yorick.
Heleen Ten Holt (geb. 1931). Werkzaam als vertaalster. Enkele vertaalde titels: Samuel Pepys, Ondergang 1812; Mark Twain, Een Praatje bij het vuur in het jaar 1601; Ian McEwan, De laatste dag van de zomer.
Jan van Luxemburg (Haarlem 1936). Opgevoed tot classicus en thans wetenschappelijk medewerker voor literatuurwetenschap binnen de faculteit der letteren van de universiteit van Amsterdam. Publiceerde enige artikelen in Spektator. Tijdschrift voor Neerlandistiek o.a. betreffende de methodologische strijd in de literatuurwetenschap. Vertoont daarnaast een lichte voorkeur voor angelsaksische letteren.
B.F. Scholz (1940, Masserberg, Duitsland). Was ‘assistant professor’ voor vergelijkende literatuurwetenschap aan de universiteit van Wisconsin en is thans wetenschappelijk medewerker in hetzelfde vak aan de universiteit van Amsterdam. Publiceerde in Duitsland, in de V.S. en in Nederland over Roman Ingarden, over concrete poëzie en over fenomenologische literatuurwetenschap in het algemeen.
Mojmir Grygar (1928 in Tsjechoslowakije). Was tot 1969 medewerker aan het Instituut voor Tsjechische literatuur te Praag en is thans verbonden aan het Slavisch seminarium van de universiteit