in het Nederlandse taalgebied omzeggens uniek gis, en door haar originaliteit in de internationale literatuur, als ‘recherche méthodique’ dan, een waarde sui generis heeft verkregen. Men hoort wel eens beweren dat dit werk typisch Vlaams is; pejoratief bedoelde men daarmee dat de schrijftrant van Michiels wel eens herinnerde aan spreekkoren en bombastisch taalgebruik: dit was, opnieuw, alleen maar waar voor wie het werk oppervlakkig las, en onder meer niet zag dat welbepaald dat Vlaams taalgebruik, tot en met in het repetitieve van een gedwongen onderdanigheid, in het werk van Michiels, omdat het erin als een materiaal werd gebruikt, verscheen als het instrument van de niet-communicatie, het geweld, onder meer. Tegenover het vedettariaat waartoe het werk van vele grote namen in de huidige Nederlandstalige literatuur te herleiden is, stelt Michiels een geduldige arbeid, die lezers maakt, en ze niet zoekt met consumptieeffecten.
Het boek Alfa is jammer genoeg - maar dit is bijna onvermijdelijk - een ‘klassieker’ geworden, ook in de zin van ‘verplicht schoollectuur’. Het is een schoolvoorbeeld van ‘experimenteel proza’ geworden, wat betekent dat het doorgaans nog altijd wordt getoond en gelezen als een voorbeeld van een werk , waarin een andere vorm tot een andere inhoud probeert te komen, zonder daarin te slagen. Maar het blijft een zinvol experiment, enzovoort. En dan maar verder dreunen over de psychologie van het hoofdpersonage. De lezer mag vooral niet aktief worden; schrijvers, grote schrijvers hebben iets te zeggen, en het komt erop aan dat te vernemen. Van een Michiels zegt men dan dat men zijn boeken niet ‘begrijpt’. Begrijpen staat hier vanzelfsprekend gelijk met verteren.
Alleen wie met onbevooroordeelde aandacht Michiels' werk meemaakt, hermaakt door de lectuur, er opnieuw een tekst van maakt, kan de waarde ervan realiseren. Deze waarde is niet te beschrijven in termen van een nauwkeuriger begrip van de ‘wereld’, of van de ‘mens’, maar van een meer bewuste aandacht voor de taal als relatiebepalend, en tenslotte ook van een spel, waarin de lezer als hij maar wil kan meespelen, waarin alle taaldaden met een tragikomische ironie worden gerealiseerd. Het is verkeerd dergelijke teksten geavanceerd, experimenteel of avant-gardistisch te noemen (zou men ze ‘grensverleggend’