Anthony Mertens
‘Messiah’ van C.C. Krijgelmans
Sommige boeken laten in de geschiedenis van hun receptie een misleidend en daardoor doodlopend spoor na. Niet de steeds hernomen lektuur herinnert aan hun bestaan: ze ontsnappen alleen nog maar via het gerucht aan de vergetelheid. Hun aktuele betekenis is gereduceerd tot de anekdotische voetnoot bij de literatuurgeschiedenis.
De Messiah van Krijgelmans herinnert men zich in het beste geval nog slechts als een kuriosum: in de (overigens minimale) besprekingen van zijn latere werk wordt het in de marge opgediept als ‘een tekst vin tachtig bladzijden in één volzin’. In een dergelijke etikettering bewondert men hoogstens de opzienbarende stunt, de originele idee, die verder zonder betekenis is. De truc is immers doorzien op het moment dat ze uitgevonden is. Het betekent dat elke lezing van het werk verder overbodig is. De etikettering stigmatiseert het boek ook nog op een andere wijze: wie tachtig bladzijden voor een zin nodig heeft, stelt de leesbaarheid op de proef. De anekdote gaat een zodanig eigen leven leiden, dat het elke bereidheid om het boek nog ter hand te nemen doodt.
De ‘Messiah’ treft men in de overzichten van de recente literatuurgeschiedenissen overigens niet eens meer aan. De tekst verscheen in 1961, maar in het Panorama, een korte literatuur-geschiedenis over de periode 1961-1966 van de hand van Kees Fens in Literair Lustrum 1, geen woord erover. Dat is enigszins opmerkelijk, omdat Fens als een van de weinigen bij het verschijnen van de Messiah (welwillende) aandacht aan het boek schonk. In zijn toenmalige recensie trok hij zelfs een vergelijking tussen het werk van Krijgelmans en Schierbeek, die ondubbeizinnig in het voordeel van de eerste uitviel. Waar in het Panorama echter over Krijgelmans gezwegen wordt, daar wordt aan Schierbeek in ieder geval niet voorbijgegaan.
Literatuur, die zich niet aan de gebaande wegen houdt, hoeft