Herlezing van 8 romans
In het hieraan voorafgaande gesprek over ‘avantgarde’ is opgemerkt dat er in Nederland, wat experimenteel proza betreft, nooit enige groepsvorming heeft plaatsgevonden. Dat wil evenwel niet zeggen dat er na '45 niet door een betrekkelijk groot aantal auteurs werk gemaakt is dat, op diverse manieren, van het gangbare proza afwijkt. Tot dusver is er nauwelijks geprobeerd iets te zeggen over de samenhang en verschillen van deze auteurs.
De herlezingen, verricht door een achttal kritici, zijn bedoeld als steekproeven. De titels zijn voornamelijk uitgekozen omdat ze min of meer symbolies zijn geworden voor experimenteel proza. Ze hoeven daarom niet direkt representatief te zijn, noch voor de betreffende auteurs noch voor de gehele produktie van ander proza in het nederlands taalgebied. De reeks had kunnen worden aangevuld met namen als Develing, Vaandrager, Meewis, René Gysen enz. En omdat werk uit de laatste tien jaar niet in aanmerking is genomen ontbreken ook namen als Robberechts, Van Marissing, Ten Berge, Insingel, Norte enz. Aan de acht kritici werd geen analyse van de roman gevraagd maar een kommentaar dat de plaats van het boek probeert aan te geven. Hen werd gevraagd hun kommentaar toe te spitsen op de volgende vier punten: Hoe ziet de betreffende roman er nú uit: binnen het werk van de auteur, binnen het proza in Nederland, binnen de ontwikkelingen van experimenteel proza? Hoe is er bij verschijnen op gereageerd, hoe zou er nu op gereageerd worden? Wat zijn - na zoweel jaren - de specifieke eigenschappen van het boek; kunnen die nog op dezelfde wijze beoordeeld worden? Hoe kan een boek een mythe worden?