Raster. Jaargang 6
(1972-1973)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 471]
| |
H.C. ten Bergetweede lied van de sjamaanthe age demanded an image (E.P.) Weer vroeg de tijd om een beeld;
het grasvolk inmiddels
door om- en afzetbarbaren beheerst
die ook plaveien de snottige paden
der politieke penose
geen berg, nog geen boom
breekt het morsige moeras
waar makers en kijkers
machteloos, want medeplichtig
toezien hoe slechte buiksprekers
onder het krapzittend pak
van beperkte vermogens
al hun gebreken
zichtbaar verbergen
dit is een beeld
werkelijk maar niet werkzaam
werkzaam maar niet werkelijk
als een wapen
dat door trommelvuur
van het perfide vernuft
de kracht van het lied
voorgoed kan verdoven
| |
[pagina 472]
| |
Er is veel gesnotter
om de godin;
haar poëtiese nestgeur
is veelbelovend
maar doet voor de leugen niet onder
het is daarom raadzaam
steeds meer met steeds minder
woorden te zeggen
de hand zo te sturen
dat oog en oor
onophoudelijk
in ruimte en witstilte
tussen de regels bewegen
het denken te koesteren
maar steeds met gevoel
voor de daad
de stem op haar timbre en toon
te beproeven,
de tong
met de moed van een dwerg
te bedwingen -
maar altijd weerspannig
een keel opgezet
als woordgeweld
halsbrekend
veld dreigt te winnen
| |
[pagina 473]
| |
bivakZilverend ijs in de zon
steenarend biddend daarboven
donkere slaap tot de morgen;
geen parasolpijn
waaronder een mens als een sprinkhaan
tenietgaat
geen regenwoud
hoog op de bergrug
gedreven
meren beneden
als bekkens vol dauw in de dalen
en verre dorpen
als schorpioenen verstijfd in het grint
mistpluis
door winden van zee weggeblazen
in diepe kommen vliegen en dwergberken,
kniehoge wilgen, talmend in schaduw
met toeven van rakelings licht
zwenkend op de steenvlakte
water dat struikelt in plooien en geulen
wilde en duistere schaamspleet,
daar
uit de bergkam gesneden,
vochtige kloof
door damp uit een gistende bedding
omgeven
| |
[pagina 474]
| |
hier,
voor het dunhuidig huis, stil
bij de kookpot
op keien gezeten
door mos schemert gruis
uit een voormenselijk heden
(bij narssarssuaq, 1972) | |
[pagina 475]
| |
[pagina 476]
| |
diskoDe baai dichtgevroren
de lamp uitgeblazen
acht denen
honderdvijftig eskimo
vijftienhonderd honden
dromen en drinken
op een onzekere toekomst
december op disko
droom van de rob die hen wenkt
in het ademgat,
feest voor de flenzende vrouwen
die zingen en kwekken
en op de rug, diep verscholen
hun kinderen wiegen,
wiegen en strelen
ajàajàa ajé -
dit hier,
o deze winter
wanneer je altijd onder de schurft zit,
die rotschurft op je vingers,
altijd met wet ingesmeerd,
met spekvet, ajá!
‘mijn lieve kleine,
mijn kleine schele,
mijn schele
die kreupel en krom is;
ajaja-japapé!
wat is zij zwaar,
| |
[pagina 477]
| |
jají!
en die lucht uit haar schede...’
december op disko
drinken, en spelen
het spel van de zeehond,
het spel met de naam: ik ben heet
de dans van de aanraking
‘laten we eerst even voelen,
daar, op de tweesprong van je lichaam,
jij die zin in een man hebt,
laten we eerst even snuffelen’
waar is je vrouw?
altijd maar zwanger
lachend, met bessen,
zij in haar klapmutsenbont
<ik zing van die dingen
omdat ze zo leuk zijn om over te denken>
alsof de man van het grasvolk
die stralende zanger weer hoort -
wat ben je lief als je lacht
kleine walrus met je twee tanden
En in een krant, een onwezenlijk week-
blad (te glad atuagagdliutit
voor pleepapier) gedroogde vis
en vergeelde berichten -
hver måned! spillet om millionen!
Send os Deres bestilling endnu i dag, så at De med det
samme er med i spilleti spillet om millionen.
Med venlige hilsener!
Gerd Schulze
Nordwestdeutsche
Klassenlotterie
D 2 Hamburg 52, P.O. Box 520 725
| |
[pagina 478]
| |
dan de tekst
van een herrnhutterpreek,
aanprijzing van plastic rozen &
toms yankie bar chocolateGa naar voetnoot*
december op disko
‘geen rob ravot in schuim-gewitte cirkels’
geen wenk, nog geen wolkje
stijgt op uit het gat
witte haas in de strik
schram op de lichtrose lepels
het vrouwemes schuift in de vacht
ajaja, ik zing zomaar even...
sneeuw is met bloesems bespat;
die alles hebben
die niets meer zijn
dan heren van honden
leggen beslag
op je lichaam, je glimlach
je zwartomrand tandvlees
ijs in de engte
ijs op het land
jij bij het koude fornuis
in de schemer
ik in de krimpende wind
voor het huis
een dode lemming, nog
warm in de muis van mijn hand
(journaal)
| |
[pagina 479]
| |
|