Raster. Jaargang 6
(1972-1973)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 449]
| |
Rein BloemTussen de wegen
Ga onder
aan die heuvel staan
pelgrim
jij gaat
onder aan de heuvel staan
Nu dan
zeebeschrijver
is het genoeg
de knapzak
verrekijker
Met een appelboor
de grond in
monsters
geest op de fles
Geen half uur
het zicht was
goedig
vanuit dwarse bossen
Weet
wat je te wachten staat
een schelp
onderweg
Vier vingers
een hand
steken over de grens
jij keert je naar Conques
Laatste oordeel
wat zegt mij
flarden van kleuren
een weg
gewerkt meisje
Vermanende tekst
een mens overhoop
| |
[pagina 450]
| |
tastbaar geweld
driemaal
onvindbaar al-houm
het woord is geluk
Pelgrim
pelgrims
betijen
je neemt het onzekere voor
| |
[pagina 451]
| |
aanwezigen: als voren
weersomstandigheden: zonnig, zwakke wind
onder het stuifzand
pakket door korstmos
nauwelijks meer vastgelegd
deze donkerbruine laag;
bevat partikels houtskool
en verbrande rode leem
(scherf met radstempel
ijzerslakken kogelpot)
morgen vlakken wij de sleuven
nieuw met oog op het bezoek
de woesting:
een verlaten dorp.
| |
[pagina 452]
| |
Willem
Maak een lied van louter niets,
niet van mij of een ander,
niet van liefde of jong,
niet om het even-
valt me daar in,
sliep op een paard.
Wanneer ter wereld,
was niet vrolijk of droef,
niet eigen of vreemd,
kan ook niet anders-
kreeg de geest
op een berg.
Ziek en bang voor de dood,
alleen van horen zeggen,
geen dokter voor denk ik,
zo al aanwezig-
geen kaas van
zwaardere tijden.
Heb een liefste maar wie,
niet gezien op mijn woord,
boeit niet, laat me niet los,
voor mij kan ze wat-
in mijn huis
geen ander.
Dame ho, maar een liefde,
deed me nooit goed,
nooit deed ze me iets,
| |
[pagina 453]
| |
kan het schelen-
wat achter de hand,
weet van wanten.
Dit lied, weet van niets,
geef het aan haar door,
geeft het aan hem door-
en hij geeft de sleutel
van zijn koker weer
aan mij.
| |
[pagina 454]
| |
Stem(off screen)
Gedurende de middeleeuwen was Santiago de Compostella
het toneel van een bijzonder belangrijke pelgrimage,
die nog heden ten dage gehouden wordt.
Elk jaar begaven zich meer dan 500 000 pelgrims te voet
op weg.
Zij kwamen uit alle landen van Europa.
De pelgrims gingen naar Spanje om het graf van apostel
Jacob met een bezoek te vereren.
(pauze)
Volgens de legende had een ster aan herders de plek
gewezen waar het lichaam van Jacob zich bevond.
Vandaar de naam Compostella, Campus Stella,
het veld van de ster.
(rijder door een straat van Compostella,
een andere straat, een oud en bijzonder
mooi gebouw)
In de meeste Europese talen heet de melkweg ook
de weg van de heilige jacob.
(totaal op de autobaan naar het Zuiden,
dichtbij Parijs;
talrijke auto's in beide richtingen:
de generiek begint: letters over
verschillende shots van de autobaan)
| |
[pagina 455]
| |
Er was een stad- vergeet de naam-
waar zo'n vloed water viel
dat ook de lichtgeraakten
hun verstand verloren.
Eén man ontsnapt in het verhaal,
hij lag te slapen binnenshuis,
stapt naar buiten en de zon in:
onder de mensen.
Allen hebben wat bijzonders:
handdoek de een, nihil de ander-
een spuugt in het gezicht van de zon,
twee gooit met stenen, drie is de beer los-
ik trap jij valt hij kraait zich koning
men krijgt als apen de takken-
gescheld gedreig gevloek gegrijns,
praten over weet niet wat.
Onze man is goed van zin
en verbaast zich deerlijk
over de toestand in
en het geluid valt uit.
Zie je hem staan, de vreemde,
is hij wel één van ons.
Pieire houdt de adem in.
Grijp hem de hond de hyena
de jakhals en lynch.
Meer dood dan levend
| |
[pagina 456]
| |
struikelt hij na eeuwen
zijn huis nog eens in,
deur op slot en naar bed.
| |
[pagina 457]
| |
aanwezigen: als voren
weersomstandigheden: zonnig, later wolken, matige wind
de bewuste laag houdt spoedig op/
kuiltjes (schotels) in het vlak,
structuur van vlammen in profiel
bedekken wij dit boekdeel
zand van de stort er over
tegen een excavofiele
onverlaat de amateur
gravers brengen
hun karakteristieke groet:
de rust
wat deelt zich hier mee.
| |
[pagina 458]
| |
Lodewijk,
kom Lodewijk jongen
zo van het klooster
zo in mijn armen
en bed.
Straks is je kruistocht
ben je vast heilig
nu zingt
het plentë
en vreet je
dit zwijn.
‘Vannacht durfde ik
u niet te wekken dame,
was ik dan een beer meneer’
Lo,
ik weet wat oogst is
van honing en de zesentwintig
voetjes van het avondmaal
ik heb ze gezien..
Hier,
vis is er ook en zout
schaap van de wei
tast toe brave
(Hendrik zul je niet zijn)
want vanaf nu
ga je eeuwenlang dood.
| |
[pagina 459]
| |
(panoramiek van een volbebladerde boom
naar de rand van de weg;
een kruispunt bayonne-links, dax-rechts;
afrij der, Piet en Jan langs de weg)
Piet hinkt en ziet er doodmoe uit. Een van zijn zolen
hangt bijna los van zijn schoen. Hij lijdt.
(plan americain van Jan alleen
naar Piet;
we zien hem langs de weg zitten;
hij wijst op zijn voet)
Piet heeft een groot stuk karton in zijn hand waarop spanje geschreven staat.
jan
Wat is er nou met je
piet
Ik zit... ik kan niet meer!
Mijn tenen in de prak. Moet je zien.
jan
Kom maar, ik zal dat 's even opknappen.
Jan neemt een reep leer en knielt voor Piet.
Deze laat zijn karton vallen.
Jan wikkelt zo goed en zo kwaad als het gaat de reep
om de schoen van Piet, die kijkt wat hij doet en zich
het zweet van zijn voorhoofd wist.
piet
Doe geen moeite... ze houden het toch niet.
| |
[pagina 460]
| |
jan
Hoor eens hier, het is beter dan niets!
Er komt een witte D.S. voorbij met één man erin.
(panoramiek van Jan die opstaat
en een gebaar maakt om te liften)
De man geeft geen sjoege en rijdt door.
jan
Breek voor mijn part je nek schoft, hé schoft!
(woedend)
Jan gaat weer bij Piet zitten als er plotseling, dichtbij,
een verschrikkelijk lawaai klinkt, een crash.
| |
[pagina 461]
| |
Zou ik een cistercijnser monnik
met alles en allen drum und dran
op kale neten in de ijskou
zes uur slapen in de zomer
zeven swinters met een bete
vis en kaaskoek karig groen
brood op water tweemaal
als het heet wordt eendaags.
Breek Bernard mijn kroniek
af/ vingers in de greep
van wil wel maar geen zin.
Jij jeremieerder
van het jaar onzes heren
waarin je olie drinkt
in stee van water
tot je oren dicht met was.
Als je uitrijdt op je ezel
niet merken dat het eens
een ronduit volbloed is.
Wat predik je niet al
wanneer de vrienden komen
die het lachen verleren
in godsnaam en wat heet:
het beeld bevriest in jou
en het dichten knapt/
| |
[pagina 462]
| |
aanwezigen: a.p.
weersomstandigheden: motregen, geen wind
standspoor aangesneden
niet in genoemde
akkerlaag
of enk
of as
dat overstoven bouwland
(buntgras groeide en
verging voilà
de schotels en de vlammen)
daaronder
in het zand:
verkleuringen, een greppel
waarin palen stonden,
maar geen syllabe hout
hutkommen met plaggen,
waterputten doorgezakt
tot op de ondergrond
oranje van het ijzeroer
einde van
het retrograde woordenboek
geen sporen meer
geen resten geen fosfaten
het pleistoceen.
| |
[pagina 463]
| |
God Jozef- je bent moe,
verwilderd oog en open mond,
zwaard over de schouder
op de vlucht naar egypte.
God Jozef- je bent moe
en de teugel is keurig
naar je stappende ezel
met lok en ganse familie.
Het kind- niet het jouwe-
zijn hand al op een globe
en de moeder zorgzaam
stut wel degelijk het hare.
Alles loopt op wielen,
praalwagen naar waar
alleen jij afglijdt.
God Jozef- je bent moe.
| |
[pagina 464]
| |
Een file auto's rukt langzaam op naar de passencontrole. De pelgrims komen het kader binnen en lopen al pratend naar de grens.
jan
Denk je dat al die zakken naar Santiago gaan?
piet
Dat zou ik wel willen, maar...
(sceptisch)
jan
Voor mijn part kreperen ze allemaal.
Tenminste hun banden.
piet
We zullen zien.
(panoramiek over een baai)
jan
La Concha. Weet je wat dat betekent?
(off screen)
piet
De schelp. Trouwens geef mij maar de Côte
(idem)
d'Azur!
jan
Bah! Het is overal hetzelfde.
(idem)
Allemaal voor mensen met poen.
(toerijder; kruispunt met wegwijzer)
piet
Kom, anders halen we het nooit.
(idem)
| |
[pagina 465]
| |
Eva ligt-
onvoltooid ligt Eva
in het paradijs.
Voorover in de struiken
met meesterhand uiteen gebogen.
Springlevend als hagel
fluistert zij de man buiten beeld:
hij knikt mij vruchten toe,
ik heb die appel beet.
De maker tekent voor het werk
van vlechten
het verlengde
van de vingers aan de wang.
Het model-
in die eeuw een model
toont ondermaanse plooien
die naar flanken wijken.
De tijd hing stenen tranen
in haar ondeugend oog-
en zo
leg jij de laatste hand aan haar:
ineens trekt je lijf
in mijn lijf.
| |
[pagina 466]
| |
[pagina 467]
| |
|