Raster. Jaargang 6(1972-1973)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 429] [p. 429] Hans Faverey rivierlandschap met bloedingstijd Voor Rein B. Moest het zijn dat deze hier daar is gaan liggen om zijn bloed de vrije loop te kunnen laten, en die papaver tot op de bodem uit te putten - de vlakte, tot aan de einder leeggestroomd; met de lucht daarenboven zich eindelijk gladgestreken: het voor- hoofd van een blinde die tuurt in zijn verte. [pagina 430] [p. 430] Terwijl een van die vleugels zijn spijker uitzit, een zacht gejank neersijpelt uit de pijl op weg naar het suikerhart; een pijl, zich koesterend in het warme pijlsap van zijn oorsprong; het hart als een knoop in een riem uit rendierleer; de spijker - nog suikerzoet; de doodstille reigerwiek. [pagina 431] [p. 431] Hoewel het niet ophoudt zich aan te blazen, zich iets in te blazen in zijn gesloten circuit; zich daar door niets van laat afhouden, en daar niet van aflaat; al maar door zachtjes blaast, al maar door: alsof iemand zich iets influistert; zich in- spant, het niet opgeeft, zich iets influistert, en niet toegeeft. [pagina 432] [p. 432] Hetzelfde oude rivierlandschap; de aluinbloesems; het geruis eentonig; de veerman, de hond, het muntstuk, de overtocht; het mes in het offerdier met de goede of slechte lever; de blinde ezel in de molen; het gezang dat men niet meer hoort, de taal die men is vergeten; de boze hond; het lichaam - zo daargelaten. Vorige Volgende