| |
| |
| |
Schrijver Dezes
Het Evangelie van O. Dapper Dapper
Een vervolg op de God Denkbaar
Denkbaar de God
Zal het geheim ontsluierd worden?
Die Schreibmaschine ist zunächst angreifender als irgendwelches Schreiben.
(Friedrich Nietzsche)
De schrijfmachine is vooreerst afmattender dan welke manier van schrijven, hoe dan ook.
Vijf miljard jaren later was de wereld herschapen en O. Dapper Dapper liep.
Het was een elektrische schrijfmachine waar hij uit voortkwam, want de levenslopen van apostelen werden in dat tijdperk niet meer met de hand beschreven.
En daarom waren het dan ook zulke bijna slaperige volzinnen waarin zijn lopen beschreven werd. Een slaper kon de machine bedienen zonder zijn ogen ooit op te slaan van het toetsenbord en zonder ooit over te lezen wat hij had geschreven. En bovendien was O. Dapper Dapper zeer moede en hij had slaap.
Vijf miljard jaren, waarin de elektrische schrijfmachine... welnu, teveel moeite deze volzin af te maken.
Als de mens slaapt sluit hij zijn ogen en zet de deuren naar de chaos wijd open.
Is slaap de grote verleider soms niet?
Is niet halfslaap de grote souteneur van het onderbewustzijn?
Laat de schrijver zich mogen noemen de schrijver van deze regelen. De punt van zijn tong gaat langzaam heen en weer over zijn onderlip, wat mogelijk is doordat hij zijn mond half openhoudt.
Zijn arbeid vorderde gestaag en hij vroeg wat, hij vroeg zich af wat, hij vroeg zich af wat er allemaal gebeuren zou, als hij klakkeloos publiek maakte wat zijn vingers schreven.
Want in het tijdperk waarin deze hagiografie geschreven is, schreven schrijvers die het schrijven in hun vingers hadden op schrijfmachines en de vromen die nog de kroontjespen hanteerden, hadden het achter hun ellebogen.
Sela.
| |
| |
Vijf miljard jaren later. En de wereld was herschapen. En op een dijk die het IJsselmeer scheidde van een Noordhollandse polder, liep een dodelijk vermoeide evangelist. Hij telde meer dan dertig jaren. Hij had meer dan dertig vakken gestudeerd zonder er een af te maken. Hij had allerlei namen gedragen en zijn nieuwste naam was O. Dapper Dapper.
En hij wist dat hij herschapen was, want in het zeer versleten blauwlinnen klm -tasje dat hij met zich meedroeg, zat een bloemlezing uit de Werken van Friedrich Nietzsche (1844-1900), waarin hij niet meer dan een enkele volzin met rood viltstift had aangestreept: Ewige Wiederkunft des Gleichen. - Eeuwige terugkeer van hetzelfde.
O!
Hij had leren beseffen, dat alles wat hij fantaseerde, in werkelijkheid zich door hem werd herinnerd of door hem zich werd herinnerd, hoe zal men het zeggen, maar de bedoeling lijdt geen twijfel.
Maar o!
Niet met zekerheid zou hij hebben kunnen zeggen of misschien alles wat hij zich herinnerde, door hem uit monsterlijk misvormde duim werd gezogen.
Want zijn duim was monsterlijk, blauwpaars gezwollen. Niet alleen aan de top, maar ook elders met schilferende nagels bedekt en uitgegroeid tot een dimensie die dit bij normale stervelingen nogal geringe onderdeel van de anatomie deed verlangen naar een dij, om een ander uit vlees en been samengesteld ledemaat te vinden waarmee het zich meten kon. En het mat zich. Want zijn hand bevond zich niet zelden ter hoogte van zijn heup en de duim reikte hem van heup tot knie. Dus het mat zich, want de duim lag menigmaal tegen de dij.
En hij had besloten Denkbaar's denkbeelden uit te dragen en daarom liet hij niemand een blik werpen in zijn blauwlinnen klm-tasje, waarin zich een bloemlezing uit de ten gevolge van een syfilitische infectie krankzinnig geworden Duitse filosoof Friedrich Nietzsche bevond.
Juist op dat ogenblik kwam een straaljager laag over en doorbrak de geluidsbarrière, waarvan de brokstukken door de evangelist werden opgestapeld tot een hoge toren en hij overzag de polders, de melkplas, de boterberg, het IJsselmeer, de duinen en de Noordzee en hij riep:
Maar zijn woorden werden door de uitlaatgassen van de zich snel verwijderende straaljager de tegenovergestelde kant uitgeblazen en pas ver in het Oosten - want het vliegtuig had naar het Westen gevlogen - pas ver in het Oosten, in het barre Siberië, waar het 's winters zeer koud is, maar zelden sneeuwt, daalden zij neer. In de vorm
| |
| |
van sneeuwvlokken daalden zij neer, wat in Siberië tot de zeldzaamheden behoort. Dat er sneeuw valt, dat er woorden neerstrijken. En de woorden waren:
De God Denkbaar
Denkbaar De God
En een opstandige Russische romanschrijver, verbannen omdat hij God niet met een kleine letter wilde schrijven, want als hij Lenin met een hoofdletter schreef, waarom God dan niet, hij had aan elke enkel een kogel van honderd centenaren zwaarte. Hij raapte de woorden op en bekeek ze met een vergrootglas dat hij uit twee stukjes doorzichtig plastic met daartussen een kleine hoeveelheid water vervaardigd had. Want vergrootglazen zijn verboden in het Sovjetrussische tirannenrijk, evenals goudschaaltjes, waarop verbannen schrijvers hun woorden moeten, maar niet kunnen wegen, want het goud dat zij delven wordt zonder gewogen te zijn omgesmolten in atoomduikboten en dodende stralen.
Maar deze verbannen, vernederde en in lompen gehulde, goeddeels bevroren schrijver bekeek dus de woorden van de evangelist door zijn vergrotend waterblaasje en het water stolde tot ijs en werd ondoorzichtig, maar de woorden bleven, want in Siberië, het was winter, is de temperatuur vijftig graden onder nul en sneeuwvlokken smelten niet bij die temperatuur in de handpalm van een bevroren hand. En de tot slavernij gebracht martelaar van het goddelijke woord koesterde de woorden met sneeuwblinde ogen en hij sprak: Maar juist op dat ogenblik werd een experimentele atoombom, niet ver daar vandaan tot ontploffing gebracht en de kracht van de explosie blies de opmerking van de geknechte woordvoerder westwaarts over vlakte en Oeralgebergte en - wie zou iets anders verwachten -
Ver weg in de richting waar de zon gewoonlijk ondergaat, op een dijk van het IJsselmeer, meende een aldaar lopende prediker vol schuldbesef dat een in zijn nabijheid neergestreken zeemeeuw spreken geleerd had en kweelde:
Gegroet gij apostel. Verbreid Zijn Woord. Zing Zijn Lof.
Want waar die woorden in werkelijkheid vandaan kwamen, kon hij zich niet voorstellen.
En O Dapper Dapper, hij hield een autobus aan die daar voorbijkwam en hij kocht een kaartje en hij reed Amsterdam binnen en hij
| |
| |
ging naar een feestartikelenwinkel en hij huurde een Volendammer costuum, compleet met karpoets, ruige schippersmuts van bont en bij een sigarenwinkel, niet ver daar vandaan, waar de etalage vol lag met tabak, shagtabak, sigaretten, sigaren en rolletjes drop, daar kocht hij een pijp met dikke kop en korte steel en een half pond heerenbaai. Hij stopte de pijp en stak er de brand in en paffende liep hij over het Damrak en de pijp verwarmde zijn neus en hij wist dat hij een neuswarmer bezat.
Eeuwige terugkeer van hetzelfde!
O!
De goedgemutste Volendammer, witgeschuurde klompen aan zijn voeten, liep over het Damrak, niets vermoedend, maar hij was nog altijd moede. Het was hem vreemd te moede, droef te moede, moe te moede.
Een politieagent sprak hem aan:
- | Heeft u een vergunning? |
- | Waarvoor? |
- | Om in klederdracht rond te lopen. |
- | Ik niet. U wel? |
- | Dat is voor je eigen bestwil, boerenpummel. |
- | Wel nu nog mooier. |
- | Wat is de bedoeling? Dat jouw pak mooier is dan het mijne? |
- | Ik heb het niet gezegd, maar het is de waarheid. |
- | Gelogen. Het is mijn uniform. |
- | Worm. |
- | Dat rijmt. Nog meer? |
Intussen had de agent de rechterknoop van zijn rechterborstzakje opengemaakt en daaruit kwam een klein bloknootje dat hij tot het opstellen van processen verbaal gebruikte, al was het een van die bloknootjes die door Seven Up verspreid worden in horecabedrijven, welke te arm zijn eigen rekeningen met hun namen erop te laten drukken. Daarom gebruiken zij de 7up - bloknootjes om nota's op te schrijven. Niet alleen als iemand 7up drinkt of een andere frisdrank, ook als er een loempia is opgegeten, een warm worstje, een kroket, een gevulde koek. Kaviaar, kreeft en zalm worden niet opgediend in horecabedrijven die hun nota's uitschrijven op bloknootjes van 7up en zo was het dan ook maar al te gemakkelijk te begrijpen, dat O. Dapper Dapper door deze agent van politie in uniform niet getracteerd werd op zalm, kreeft of kaviaar. Het
| |
| |
was een forse boete die daar werd neergeschreven, een boete en geen gevangenisstraf, een boete onmiddellijk aan de opsporingsambtenaar te voldoen.
En O. Dapper Dapper.
De onnozele die eerst zo'n grote mond had, maar nu klaarblijkelijk het spoor bijster raakte. Want hij had niet in de gaten dat de agent, evenals hijzelf, zijn kleding in de feestartikelenwinkel had gehuurd - een echte bloknoot om proces verbaal te schrijven werd niet bijgeleverd - en daarom had de agent, die in het dagelijks leven kelner was, maar...
kom: dit kan iedereen begrijpen..
O. Dapper Dapper tastte in zijn zak om zijn portemonnaie te grijpen.
Hij tastte in de rechterzak: geen portemonnaie.
Hij tastte in de linkerzak: geen beurs.
Het enige wat daar naar boven kwam, was een buskaartje van de bus die hem, nadat hij het in Siberië had horen donderen, geriefelijk en snel naar Amsterdam vervoerd had, over de dijk langs het IJsselmeer.
- | Kunt u niet betalen? |
- | Ik heb geen portemonnaie. |
- | Dit zal ik dan maar vast als stuk van overtuiging in beslag nemen. |
- | Barst. |
Toch kon O. Dapper Dapper niet verhinderen dat het gebruikte buskaartje van eigenaar verwisselde en hij besefte dat hij de kleinste lettertjes die eropstonden, nog niet eens gelezen had.
Onophoudelijke herhalingen van de conflicten tussen religie en politie!
Want de politieagent, wat kon hij anders zijn dat de wederopstanding, nog juister de reïncarnatie van de onvergelijkelijke Parijse gardien de la paix Lausig? En hij slingerde de Volendammer op de bon, vloedgolven van wraakzucht kolkten naar boven uit zijn onderbewuste dat in verbinding stond met een weten van vijf miljard jaren oud. 't Is mogelijk dat deze agent, zelfs onder hypnose, niet anders zou hebben kunnen verklaren dan: Ik deed mijn plicht... ik zag op het Damrak een Volendammer zonder vergunning muziek maken in een Volendammer pak... Ik sprak hem aan... Ik gaf hem een bekeuring... Hij beledigde mij: een ambtenaar in functie...
Toch...
De onnozele!
Niet wetend dat de ongewroken dood van de politieagent Lausig in staat was een spanne tijds van vijf miljard jaren te overbruggen.
| |
| |
Eeuwige wederkeer van hetzelfde?
Toch gebeurt niet alleen wat al eerder is geschied, voegen wij hieraantoe, om elke discussie voor te zijn.
- | Waar is uw muziekvergunning? |
- | Ik maak geen muziek. Ik rook een pijp tabak. |
- | Uw pijp maakt geluid. Ik noem dat muziek. |
- | Een pijp is geen muziekinstrument. |
- | Dat ligt ter beoordeling aan de politieagent. Ik oordeel. Ik slinger je op de bon, stinkende palingboer uit Volendam. Waar ben je geboren? |
- | Te Zoetermeer. |
- | En wanneer? |
- | Dat weet ik niet. |
- | Ik wel. Ik slinger. Je moet het zelf maar weten. |
- | Ik doe een beroep op uw geweten. |
- | Beroep? |
- | Evangelist en apostel, agent. Want God is Denkbaar en Denkbaar is God. |
- | Houdt dat nooit op? |
- | O schande! |
- | Verblijfplaats? |
- | Onbekend. |
En terwijl de agent zo stond te schrijven, cynisch vertrokken zijn gelaatstrekken, want het was een kritische agent die ogenblikkelijk kritiek had op alles wat hem, verbalisant, verteld werd door hen, de verdachten. Hij was de mening toegedaan dat ze er voortdurend op uit waren hem in de maling te nemen. Plichtsgetrouw bleef hij schrijven, de ene bon na de andere. Als ze contant betaalden, kwam het er trouwens niet zo op aan.
Maar deze visverkoper die zich voor een godsgezant uitgaf?
Wat te doen?
Hem een betaalde waarschuwing geven, zoals gewoonlijk? Of een proces verbaal dat, maanden later, zou worden gevolgd door een dagvaarding van verdachte?
De agent verkeerde in twijfel. Niet alleen omdat hij aan dagvaardingen niets verdiende. Hij twijfelde ook of zijn vragen wel waarheidsgetrouw beantwoord waren door deze pijproker in folkloristische klederdracht.
En had hij daarom niet de plicht de aangehoudene op te brengen ten einde op het plietsieburo zijn verklaringen aan een nader onderzoek te kunnen onderwerpen? Wat trouwens anders te doen met een Volendammer die beweert slechts over een onbekende verblijfplaats te beschikken? Is Volendam dan niet alom bekend?
| |
| |
Lausig, want het was niemand anders, al heette hij nu dan ook Louis-Paul Boon, bleef in twijfel verkeren.
De tegels van het Damraktrottoir waar het tweetal stond, verschoten van kleur. Zij werden lichtblauw en uit alle windstreken kwamen priesters naar hen toe, aangelokt door de twijfelachtige geuren die zij verspreidden.
Door dominees en gereformeerde dominees en gereformeerd vrijgemaakte dominees en kapelaans en pastoors en rectoren en prelaten. Moslemitische priesters waren daar en rabbijnen wedijverden in aantal met hindoeheiligen, boddhisattwa's en indiaanse offermannen.
Het was half twee in de middag, op het Damrak te Amsterdam, schuin tegenover de beurs, die al een tijdje was afgelopen en recht tegenover de boekhandel Pepijn de Korte, waar, lezer, gij mogelijkerwijs zoëven dit evangelie hebt gekocht.
In de nabijheid van zoveel vroomheid viel O. Dapper Dapper in slaap. Een sjamaan ving hem op, een pastoor sloeg een kruis, een dominee die op lijn 24 had staan wachten, zag de tram van dat nummer aankomen en verliet de groep. Het was op dat ogenblik, let wel, nog altijd een ongedifferentiëerde groep.
- Ik val, zo mompelde de waggelende Volendammer, ik val flauw. Leg mij ter neder.
En de sjamaan, hij legde O. Dapper Dapper op de tegels.
En op een met plastic beklede stalen stoel zat, een laken onder haar kin gebonden, de wangen ingesmeerd met een voedende crème, een jongedochter. Een schoonheidsspecialiste in een lichtblauw mouwschort met een kraag als een Russische pyjama trok haar met een pincet de wenkbrauwen uit, haar voor haar.
- | Bustemassage is ook veel gevraagd. Verfrist en verkwikt. |
- | Ik geloof niet dat het me helpen zou. Mijn borstjes zijn zwaar als appels. |
- | Daarom juist. Versterkt de spieren, ventileert de huid. |
- | Een kleimasker is al duur genoeg en daar heb ik ook nooit baat bij gevonden. |
- | U kunt het een niet met het ander vergelijken. |
- | Wie zegt dat ik dat niet kan? |
- | U misschien wel, daar wil ik niet over oordelen, dat heb ik niet onderzocht, maar het is toch hoogstonwaarschijnlijk, omdat ik bedoeld heb aan te geven dat het in het algemeen onmogelijk is. |
De schoonheidsspecialiste had haar werk voltooid en de gezichtshuid van haar cliënte glansde als been.
En in de Universiteitsbibliotheek, drie steenworpen daar vandaan,
| |
| |
ondertekende een hooggeleerde vrouwe torenhoog gekapt, haar kapsel leek een bijenkorf, een brief waarop zij erkende drieëntwintig delen van de Revue Internationale de Paléographie Tartare te hebben geleend voor de tijdsduur van een maand. Zij legde de drieëntwintig delen op een stapel, zij legde haar linkerarm er overheen.
- Dat gaat zo niet, professor, zei de beambte achter de balie.
Het kwaad dat nog niet geschied was, geschiedde nu zonder uitstel. Alle drieëntwintig delen gleden op de grond en Professor Monique Santiago, allerlei insecten zoemend in haar kapsel, maar geen bijen, sloeg haar ogen neer, maar haar linkerarm bleef ze gebogen houden, alsof het haar inderdaad gelukt was de drieëntwintig delen met zich mee te dragen, alsof het ongeluk niet plaatsgevonden had. Of zij, door haar arm zo te blijven buigen, erop rekende dat de boeken vanzelf de plaats zouden innemen die zij voor deze drukwerken bestemd had.
En de schoonheidsspecialiste nam een potlood van donkerbruine kleur en tekende er twee gebogen streepjes mee, op elke totaal onthaarde wenkbrauwboog een gebogen donkerbruin streepje en het meisje met de appelzware borstjes sprak:
- Ik heb vandaag mijn ongeluksdag, zei Professor Santiago simultaan. Studenten keken op van hun boeken, zagen wat er gebeurd was, lachten en hielpen haar niet, want het waren maatschappijkritische studenten, die, omdat ze de maatschappij niet zomaar bij de hand hadden, hun haat vooral tegen hun eigen professoren richtten.
- Die boeken worden daar niet beter van, zei de uitleningsbureaubeambte, totaal gedemocratiseerd en met een briefje dat de buizenpost voor hem uitgespuwd had, stond hij op van zijn stoel en liep naar het magazijn.
En het was of daar niet drieëntwintig dikke folianten aan de hooggeleerde voeten van de academische docente lagen, maar een veelvoud van dat getal, of de boeken zich splitsten was het. Of een boek, een dik boek, veranderde in twee boeken, twee dikke boeken en elk van die twee boeken splitste zich opnieuw en Monique Santiago zei:
- Ik raak de tel kwijt, zei de cliënte, die de rekening voor de schoonheidsbehandeling contant voldeed aan de kassa. Angst dat zij niet genoeg geld bij zich zou hebben, kwam in haar op. Daar lagen twee biljetten van vijf gulden en twee guldens, maar haar schuld bedroeg f 14,85, inclusief btw en bedieningsgeld. Reeds bevatte haar tasje geen geld meer en haar hand moest herhaaldelijk afdalen in de rechter zijvak van haar regenmantel, waarin zich wel eens centen, stuivers, dubbeltjes, jasomszelfs kwartjes bevonden. Maar het waren stuivers en centjes. Centen en stuivertjes waren het die zij, moeizaam
| |
| |
tellende, op het tafeltje van de caissière legde.
En de caissière, rustig muntstukjes overziende, glimlachte maar en zei:
- Ik weet zeker dat u er wel komt.
Exact dit antwoord was het dat gegeven werd door een schrijfmachinemonteur die de hooggeleerde vrouwe zag zwoegen. Want zij zwoegde. Zij had zich de drieëntwintig delen op de rug geladen, haar zijden sjaal eromheengeknoopt en gebogen liep zij in de richting van het Rokin.
- Ik kom er nooit, bleef zij zuchten, ik kom er nooit.
De schrijfmachinemonteur had haar woorden opgevangen en niet om haar te troosten, alleen om zich met andermans zaken te bemoeien, had hij zich de zoëven uitgesproken woorden laten ontvallen. Als het waar is. Als hij inderdaad het verlangen gekoesterd heeft zich met andermans zaken te bemoeien, voordat hij zijn mond opende. Dat hij zich met andermans zaken bemoeide staat vast. Dat hij precies dezelfde woorden uitsprak als de caissière van de schoonheidssalon tegen het schoonbehandelde appelmeisje, kan evenmin betwijfeld worden. Maar bewijzen dat hij ze bovendien op hetzelfde ogenblik uitsprak, ontbreken tot dusverre.
Daarom niet getreurd. Zijn er geen erger dingen in deze wereld waarover te treuren een zinrijke, hoewel niet doeltreffende rouwzang van de geest mag worden genoemd?
Wat zouden wij trouwens met bewijzen als de hogergevraagde moeten doen?
Het meisje met de appelzware borstjes had de schoonheidssalon verlaten. Zij droeg een paraplu van glashelder plastic, die de vorm had van een wijnglas, maar dan een waarvan de steel niet aan de buitenkant van de bodem, maar aan de binnenkant is bevestigd. En het was niet tegen de regen dat zij haar hoofd zo beschermde en dus was het tegen de wind.
Een oude geilaard begon haar achterna te lopen. Hij was op pantoffels en hij droeg geen sokken en zijn hoofd was kaal. Kaal was het niet alleen boven op zijn schedel, maar ook in al jaren niet meer gewassen nek. Hij heet Rengelink, van wie hij toch geen familie was en er groeide alleen nog haar op zijn voorhoofd, dat hij nooit liet knippen. Met zijn ongeknipte voorhoofd, het gordijn van ongewassen haar in tweeën gespleten, iedere helft achter een van zijn oren vastgeplakt met kauwgom, liep hij het appelzware meisje achterna en grove taal kwam voortdurend over zijn lippen.
- Lekker geurig koppekrabbertje, smakelijk boutje, klein kussensloopje vol lavendel, bedstro en citronel, ga je mee met opa in de
| |
| |
struiken?
- Onzalige oude, zwijg en beheers uw lusten, want struiken zijn hier niet.
O ja, zij had gevoel voor humor.
- Mooi bloot kippekontje, kogelbilletje, zoetpareltje van mij, zou je niet met opa willen meegaan om hem onder zijn balletjes te kriebelen?
- Ik roep de politie als je nu niet zwijgt, afschuwelijke aftandse wellusteling, monster van zinnelijke begeerte.
O nee, zij zag de humor van het geval niet langer in.
- Ik ben Louis-Paul Boon, zei de grijsaard en ik sta op de nominatie de Nobelprijs te krijgen.
- Nee, ik, sprak de politieagent, kom hier, verworden oud stuk vuiligheid, ik slinger je op de bon.
En de politieagent, hij draaide zich om van de flauwgevallen godsverkondiger, die daar nog steeds op de blauwaangelopen tegels lag, omringd door dominees en gereformeerd vrijgemaakte dominees, door pastoors en kapelaans en rectoren en prelaten. Moslemitische priesters waren daar en rabbijnen, wedijverend in aantal met hindoeheiligen, boddhisattwa's en indiaanse offermannen. Alleen gereformeerde dominees waren er niet, want die hadden allemaal lijn 24 genomen, of heb ik dat al eens eerder gehoord? Maar wel was daar Faëma Milano, senza vapore was zijn strijdroep en hij bood de in bezwijming liggende O. Dapper Dapper een schuimend kopje koffie aan.
De politieagent sloeg een blaadje van zijn bloknootje naar achteren, wendde zich tot de oude viespeuk, terwijl hij een schalks oog op het schoonbehandelde meisje liet rusten en zei:
- Stinkend stukje verdriet, ik zal je een proces verbaal toedienen, wegens misbruik van mijn naam.
Hij stak de punt van zijn potloodje tussen zijn lippen en vroeg op barse toon:
- | Naam? |
- | Allang vergeten. |
- | Is Allang de voornaam? |
- | Inderdaad. |
- | Geboren? |
- | Dat zal wel. |
- | Een mens begrijpt niet hoe het mogelijk is, maar ik geef toe dat ik er ook zo gauw geen andere verklaring voor zou weten. |
De agent schreef dus het antwoord van de grijsaard op zijn 7up-bloknootje en vervolgens vroeg hij:
| |
| |
- | Echt waar. |
- | Als het niet waar is, zal je dat wel lelijk opbreken voor de rechter, smerige stinkerd. En u, juffrouw? Waarmee heeft hij u lastig gevallen? |
- | Ik ben de Heilige Nefeline, sprak de aangesprokene van die naam. |
- | Meneer, vervolgde zij treurig, mijn borstjes zijn appelzwaar en niemand heeft ze nog geplukt. Dat is echter niet veel anders dan een kruimel van het ongeluk. Nog treuriger is het dat niemand in het meisje met de appelzware borstjes de Heilige Nefeline heeft erkend en vice versa. Ik kan mijn rug ontbloten tot het middel. |
Juist toen zij deze woorden gesproken had, ontstond er enige beroering onder de rond O. Dapper Dapper samengestroomde vromen en dit verschijnsel had niets te maken met de apostel, niets met de politieagent, niets met de geile grijsaard en nog minder met de Heilige Nefeline.
Het was het plaveisel van het trottoir dat daar begon te splijten.
Te splijten en te hellen. In de lengte spleet het en de twee helften begonnen te kantelen, ze zakten terplaatse waar de spleet zich vormde. Het trottoir begon, met andere woorden, de gedaante aan te nemen van een langgerekte roeiboot.
Het vermag geen verwondering te verwekken dat de groep godgeleerden, de politieagent, de godsgezant en de heilige, nog afgezien van andere voetgangers op het Damrak te Amsterdam, meer en meer moeite moesten doen om zich staande te houden op die trottoirhelften die het horizontale vlak zo deerlijk verlieten, dat het er veel op leek of het plaveisel werd samengevouwen als een stuk papier, hetwelk zo aanstonds door een verveelde volksvertegenwoordiger gebruikt zal worden om het aan de voorzijde te voorzien van een paperclip, ten einde het als een klein zweefvliegtuig het luchtruim te doen kiezen, waarna het zich - een korte klap weerklinkt - in verbinding zal stellen met de neus van de Kamervoorzitter.
Verwondering verwekt een en ander niet. Geen verwondering: die groep personen samengedrukt als een hoeveelheid shagtabak in een samengevouwen sigarettenpapiertje. Geen verwondering. Maar wel een kreet. Een kreet van pijn? Een kreet van angst?
Geen verwondering was het, want het was professor Mirabella Blom die, op de klokketoren van de Beurs geklommen, aanstonds de verklaring van het verschijnsel wist te leveren.
- Ik studeer, ik evalueer, zo opende zij de dialoog, het moet iemand zijn die overbelast is en van wie de voeten een te grote druk uitoefe- | |
| |
nen op de diepgelegen veenlagen, die zich onder de oppervlakte van Amsterdam uitstrekken. Het wordt veroorzaakt door het torsen van een te zware vracht, dat die voeten van haar zich in de bodem boren als de bijlslagen van de stenen bijl van een Papoea in de bast van een boomstam, wanneer de Papoea van de boomstam een kano maken wil.
Ziet! Elke stap naar voren is tegelijkertijd een stap omlaag en op deze wijze zal niet kunnen worden voorkomen, dat de aarde nu al begint te splijten, nu al, nu zij nog de gelegenheid gekregen heeft de drieëntwintig delen van de Revue Internationale de Paléographie Tartare, op haar gemak te bestuderen. Want het is mijn lieve collega Professor Doctor Monique Santiago die binnen dit referentiekader voortploegt met twee jaargangen van de genoemde periodiek waaraan een deel ontbreekt, op haar rug. Aan de validiteit van deze data kan niet worden getwijfeld.
Monique! Oe-hoe!
Haar wkoorden gingen in de wind verloren.
- Monique! Oe-hoe! Ik ben hie-ier!
Alsof het Monique Santiago wat kon schelen, waar zich de hooggeleerde vrouwe Mirabella Blom bevond, hoog op de klokketoren van de Beurs (benijdenswaardig, want het Pond daalde, maar de Beurs steeg.)
Mirabella Blom had, nog niet zo lang geleden een belangrijke evolutie doorgemaakt, waarover zij een boek geschreven had Evaluatie ener Evolutie, dat op ieders nachtkastje lag, omdat in het huidige tijdsgewricht de mensen niet meer overdag lezen, maar 's nachts als zij slapen, wat veel vlugger gaat.
Mirabella Blom was wel veranderd maar nog net zo sexy als altijd. Zij had haar donkersloot aan de wilgen gehangen. Treurwilgen, om precies te zijn. Iedereen die dreigt iets te gaan betekenen, hangt, dat is bekend, bijtijds zijn lier aan de wilgen. Waarom Mirabella Blom dan niet? Er is immers niet genoeg subsidie voor al die muzikanten. En omdat een molière een schoen is en een voltaire een leunstoel, daarom kan een donkersloot best een muziekinstrument zijn en opgehangen worden aan een wilg.
Nederland is overrijk aan deze boomsoort: wilgen.
Hangen vol muziekinstrumenten, lang niet allemaal lieren hoor. Alles wat muziek maakt, moet nu eenmaal zo spoedig mogelijk aan een boom worden opgehangen, in een land dat vooruit wil. Niet eens de hoogste bomen worden daarvoor uitgekozen. In tegendeel. Wilgen. Lage bomen. Zodat de eerste de beste laaghartige dwerg er gemakkelijk bij kan om de executie ten uitvoer te brengen, zonder
| |
| |
gebruikmaking van een stoof, keukentrap of hefvorktruck.
Nog keek menigeen reikhalzend uit naar Mirabella's legendarische donkersloot, maar dat was verleden tijd, net als De Drie Musketiers en andere vergeten opera's Het was op heden een en al analytische filosofie wat de klok sloeg. Klokken die elk kwartier sloegen werden een veel gevraagd artikel, net als brillen die het zien in de verte belemmeren (zonnebrillen) want bijziend lezen (close reading) was de nieuwe leefregel. Eklektisch hadden Marx en Marcuse een duchtig woordje mee te spreken in een en ander.
En Monique Santiago, zij ploegde voort. Een spleet waar zij gelopen had achter zich aan en een bij elke voetstap breder en langer wordende spleet voor zich uit. Nauwkeurig berekend kwam het hier op neer, dat elke voetstap een verlenging van de spleet met zich meebracht, tweemaal groter dan de verlenging die de voorgaande voetstap teweeg had gebracht. En dat, terwijl haar voetstappen toch van huis uit en ook nu nog allemaal even lang waren en zij geen zevenmijlslaarzen droeg, in tegendeel, het waren ribfluwelen pantoffeltjes die zij in een uitverkoop verworven had, een linker- en een rechterpantoffeltje, maar niet allebei van dezelfde kleur... tene pantoffeltje was beige... tandere lila met witte puntjes... kleine regelmatig gerangschikte puntjes... vierkante puntjes... een enkel puntje was achthoekig... en in de schoenenwinkel had de verkoopster, beter uitverkoopster haar gezegd... nauwelijks binnen vliegen zij de deur al uit... en het was of zij vleugels aan haar voeten had gekregen voor de helft van de normale prijs... Monique... en zij had zich naar de Universiteitsbibliotheek gehaast... denkend de zware last te zullen kunnen torsen... in licht en lucht... in haar opgewektheid en ondernemingszin gesterkt door het feit dat er aan de twee jaargangen die zij meenam een deel ontbrak...
Haar gezicht stond ernstig, ja verdrietig en gezien van de trams uit die daar voorbijkwamen, was het een gezicht dat daalde. En achter haar liep de schrijfmachinemonteur die zich met haar zaken scheen te bemoeien, maar in werkelijkheid werd hij meegesleept in haar kielzog, want zij liet een kielzog achter in de spleet achter haar, een kielzog van opgewoeld zand, opgespoten zand, indertijd opgespoten toen dit trottoir werd aangelegd, zand uit de Noordzee en zand uit de Zuiderzee (voormalige) en zand uit de Eemsformatie en in dat zand schelpen en welke schelpen werden daar in die formatie aangetroffen? Mantelschelpen, anders pecten genaamd. Schelpen, mantelschelpen, geoorde schelpen: pecten kleiner dan een Sintjacobsschelp. Maar Monique Santiago stapte daar overheen, ernstig kijkend, ja
| |
| |
droevig. En er kwam zand in haar pantoffeltjes. Zand kriebelde tussen haar tenen. Zand prikkelde hare voetzolen.
- | U zinkt, zei de schrijfmachinemonteur. |
- | U heeft gelijk. Zwaar is de vracht die ik moet dragen. |
- | U zou toch beter deze vracht terzijde kunnen leggen tot de bulldozer komt. |
- | Dit is het jaar van de bulldozer niet, lieve vriend. |
- | De bulldozer? Maar die is aan geen jaar gebonden. |
- | Inderdaad, ik heb er dit jaar nog geen een gevonden. |
- | En dat noemt u inderdaad? Uw antwoord brengt mij in verwarring. |
En hij zweeg.
En zij stapte.
Zij stapte voort. Het zand was al tussen haar knieën gerezen, maar zij kwam vooruit en steeds dichter naderde nu deze professor de groep van godgeleerden, waar O. Dapper Dapper in zwijm lag, waartussen de Heilige Nefeline en de politieagent stonden. En de wellustige zwerver, voorhoofdshaar met kauwgom vastgeplakt achter zijn oren.
Geen paniek heerste hier maar opperste verbazing. En het verkeer dat op de volmaakt intact gebleven rijbaan voorbijsnelde, de fietsers, de automobilisten, de trampassagiers en de bestuurders van de tram, zij namen niet de minste notitie van wat er hier gebeurde, zoals het hoort wanneer ergens een ramp geschiedt waartegen toch niets te beginnen valt. Vooral is elke bemoeienis overbodig, wanneer de politie zich reeds ter plaatse bevindt.
En was dat hier niet het geval?
Stond er geen politieagent?
Was zijn naam niet Louis-Paul?
Had hij geen notitieblokje?
Van 7up?
En een potloodje?
Waarvan hij de punt natgemaakt had tussen zijn lippen?
En schreef hij geen proces verbaal?
Met de punt van het potloodje?
Natgemaakt tussen zijn lippen?
Op het bloknootje van 7up?
Uitgezonderd de schrijfmachinemonteur.
Hij bleef de vrouwelijke geleerde volgen en hij sprak:
- Het is onverstandig dat u niet naar mij wilt luisteren, want ik ben een technisch onderlegd iemand. Ik geef u goede raad, want ik heb met u te doen.
- Heeft u dan zoveel verstand van bulldozers?
| |
| |
- Nee, maar wel van schrijfmachines.
Gretig zijn vakkennis ten toon spreidend, vervolgde hij:
- De schrijfmachine ontbreekt op geen enkel kantoor en ook vele particulieren gebruiken een schrijfmachine voor hun correspondentie. De normale machine voor kantoor gebruik wordt standaardmachine genoemd (fig. 1). Zo'n boek als C. Broere - H.N. Kamer, Vakleer Kantoormachinetechniek, ken ik uit mijn hoofd. Ik kan het 's nachts wel dromen. Voor wie op reis een schrijfmachine ter beschikking wil hebben zijn er reisschrijfmachines, gewoonlijk portables of kofferschrijfmachines genoemd (fig. 2). Dit zijn schrijfmachines van klein formaat, die in een passende koffer of hoed, hoes bedoel ik, worden geleverd en dus gemakkelijk zijn te vervoeren. Zij zijn uiteraard van lichte constructie en daarom niet geschikt voor kantoorgebruik.
Er zijn ook schrijfmachines die, wat grootte en constructie betreft, tussen de kofferschrijfmachines en de standaardschrijfmachine instaan en die men aanduidt met de naam semi-standaard (fig. 3).
Hij zweeg een ogenblik en sprak toen de noodlottige woorden:
- Tenslotte is er nog de elektrische schrijfmachine. Deze wordt hoe langer hoe meer gebruikt en zal op den duur de handmachine grotendeels verdringen.
De vrouwelijke geleerde, zonder nochtans alternatieve levensbeschouwingen te zijn toegedaan, zonder ooit gedemonstreerd te hebben tegen de atoombom, de bustehouder, de oorlog in Vietnam, de metro, de parkerende auto's, de rijdende auto's, de verhoging van de posttarieven, een verbod in het Vondelpark te slapen, de verhoging van de collegegelden, de verkorting van de studieduur. Zonder ooit een bankoverval te hebben gepleegd, politieagenten te hebben doodgeschoten of zelfs maar uitgescholden, of een bom te hebben geworpen in een kapitalistische kleuterschool, een Israëlische kleuterschool of een palestijnse kleuterschool, zij moest toch geheel vrij van standsvooroordelen worden genoemd. Zij was bereid met iedereen in discussie te treden die haar wist te treffen door woorden, waaraan de een of andere wetenschappelijke probleemstelling kon worden vastgehaakt. En zo geviel het dan ook dat zij zich, na tot dusverre aan het gebabbel van de schrijfmachinemonteur niet alle aandacht te hebben geschonken waartoe zij in staat kon worden geacht, en hoewel modder en zand al bijna tot haar middel reikten, toch de kans op een belangwekkend debat niet ontnemen liet.
- Ik heb een hekel aan die tikkers, gaf zij de monteur ten antwoord, ik stel mijn gedachten uitsluitend te boek met een ganzeveer en zelfs dat niet zonder gewetenswroeging. Dit blijkt uit mijn dromen waar
| |
| |
geen enkele psychiater weg mee weet. 's Nachts droom ik dat ik mijn gedachten met stalen beitels in een granietwand van twintig steenworpen hoogte hamer.
- Hoe lang doet u dan wel niet over een enkele letter, zei de schrijfmachinemonteur, u kunt op die manier onmogelijk sneller dan de gedachte schrijven, of zelfs maar even snel.
- Ik koester geen gedachten als ik droom, zei de professor, als ik gedachten koester, schrijf ik met de ganzeveer.
- Ik kan nauwelijks geloven dat de veer van een zo domme vogel daarvoor te gebruiken is, vond de schrijfmachinemonteur.
- De gans staat inderdaad bekend als dom, maar laten wij ook eens denken aan de ganzen van het Capitool, die Rome hebben gered door hun waakzaamheid. Trouwens, wat de veren van de gans betreft, ik snijd er eigenhandig punten aan, want ik heb vele messen, kleine en grote. Er zijn zelfs vergftige messen bij.
- Ik zou, als ik u was, toch maar eens over de aanschaffing van een typmachientje denken, zei de schrijfmachinemonteur. Met een beetje oefening haalt u twee-, haalt u drie-, haalt u vier- of vijfhonderd aanslagen in de minuut.
De modder en het zand reikten Monique Santiago nu tot borsthoogte en waarschijnlijk moet in deze omstandigheid de oorzaak worden gezocht, dat ze niet onmiddellijk antwoordde, ware het alleen al omdat het in zo'n grote hoop zand, modder en schelpen niet zo gemakkelijk zoeken is. De schrijfmachinemonteur achter haar, hij had het veel gemakkelijker natuurlijk, want zij baande zijn pad.
- Er zijn zelfs mensen, zei hij, die geen vijfhonderd letters in een minuut bedenken kunnen. Die snelheid is eigenlijk alleen geschikt om iets over te tikken dat al eerder bedacht is.
- Ik ben professor, zei de hooggeleerde, ik denk razendsnel, dus dat is geen probleem. Razendsnel denk ik, maar typen doe ik niet. Zei niet de filosoof Friedrich Nietzsche: De schrijfmachine is vooreerst afmattender dan welke manier van schrijven, hoe dan ook.
- Wanneer?
- Dat schreef hij in 1882 aan zijn vriend Peter Gast.
- Geen wonder, antwoordde de schrijfmachinemonteur, hij zal een Hansens Skrivekugl bezeten hebben. Dat ding leek op een stekelvarken en was uitgevonden door een Deense dominee, dominee Hansen.
- Nietzsche was de zoon van een dominee, antwoordde Monique, dus dat kan het wel geweest zijn.
- Heeft u het ook in de gaten? Dominees dat zijn de mannen van het Woord.
- Het woord is niet hetzelfde als de gedachte.
| |
| |
- Toch zijn er heel wat schrijfmachines door dominees geconstrueerd. Eerst dus die schrijfkogel van dominee Hansen die op een stekelvarken leek.
- Nu niet alleen dat ene walglijke ding waar Nietzsche niet op schrijven kon, nu wordt het al meervoud. Nu zijn het al domineeS die schrijfmachineS hebben gebouwd. Je moest niet zo overdrijven, jongeman, al zit ik dan ook tot mijn nek in de moeilijkheden.
- Ik overdrijf niet. Ik denk aan dominee Hammond van de Hammond en aan de Reverend Oliver die de Oliver schiep met U-vormige typearmen.
- Mijn armen zijn niet U-vormig en al waren ze dat, ik zou ze toch niet meer kunnen gebruiken. Wee mij, de aarde is gespleten en uit mijn onderbewustzijn komen archetypische herinneringen op aan een lang voorbije rampzalige dag, waarop omstandigheden die de allergrootste overeenkomst vertonen met het huidige tijdsgewricht, aan de orde waren van die dag. Wee mij.
- Archetypisch? Dat is typisch. Heeft dat ook met typen te maken?
- Wee mij. Ik geloof dat ik bezig ben een pantoffeltje te verliezen in deze onmetelijke massa's schelpen, zand, modder en derrie. En dan die vracht op mijn rug die mij steeds dieper in de aarde drijft.
En op haar toren, een hoge toren, de toren van de Beurs die gestadig omhoog ging, daar bevond zich nog steeds Professor Mirabella Blom, de meest elegant geklede hooggeleerde vrouwe van die dagen. Een zwartnylon kousbroek bekleedde haar benen en haar dijen. Haar scherp uit zebravel gesneden hotpants werden omhoog gehouden, ja waarlijk heel hoog, door uit brede stroken paardeleer vervaardigde bretels, waarin de woorden voor politie en brandweer waren geperst. hooggehouden met leer de hotpants... Is dat niet treffend? Alsof de duivel ermee speelt?
|
|