Raster. Jaargang 5(1971-1972)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 83] [p. 83] Redbad Fokkema Elke dag is de eerste Het openen van de zandbak is elke ochtend de chaos binnengaan en ordenen beginnen. De kikvorsen, de torren zien hun einde aan en hollen naar het donker, de border in. Zonen roepen nu de rust over de wateren die ik ze breng en misbaksels ontstaan, waar de vloed weer overgaat. Het moet opnieuw. Zij happen zand, het staat hun tot de lippen, gehoor neemt af en spinnen dalen in het oog. Nu is de dag wel om, het eten kan beginnen. [pagina 84] [p. 84] Bij fluitspel Ik zie me op de vloer van Adriana, het nieuwe huis, wachten op ervaring. Het werd oorlog. Vader ging onder de grond, kwam jaren later boven water met kisten vol kersen uit Zeeland, wijzend naar Zurich op de kaart van Friesland waar hij op een dag de afsluitdijk fietsend verdedigd had. [pagina 85] [p. 85] Bij snarenspel Ik zie er geen gat meer in, schreef zij van het sombere thuisfront. De jongens schieten in de schuur op de bieten (we moeten toch eten en de bollen staan alweer in bloei), nu zit ik vanavond diep in de put van zijn voorhoofd te kijken die z'n broer er in heeft geschoten. De pijl en boog heb ik vernietigd, maar nog zijn alle takken niet gesprokkeld, niet alle rietmatten verstookt en ook de wilde vlier is er nog. Dat zal me wat worden. [pagina 86] [p. 86] Een lied voor de Pinkster ‘Schoon de directeur 't ons verboden had, (híj had een bruggetje achter zijn huis waarover hij liep naar zijn werk), waren we met één sprong van tussen de kruisbessen vandaan over de sloot vol gassen en drab op het zendingsveld. Er stonden nog bunkers die stonken van vocht, pis en nat zand. Wij speelden er voetbal en pinkster met allerlei tongen en rassen. Iedereen was in het wit en Abdoel Karim met zijn ierse setter was mijn favoriet. De Molukse midvoor, wiens naam ik vergeten ben, kon denderend adoe schieten en verhielp de kramp van Hajir, snelle linksbuiten, scoorde daarna op zijn voorzet het dertiende doelpunt. Dat was me een feest. [pagina 87] [p. 87] Bij het gedenkoffer Vaak zagen wij Willebrord langs het Oegstgeesterkanaal op weg naar het Groene Kerkje met kruiken voor een graf; dan stonden de sluizen bij Katwijk wijd open want zonder ophouden stroomde het water onder de brug die hij overging; zuchtend zocht hij zijn toevlucht onder de heuvel waar Profijt, de delver der graven, voor baas Luit aan het werk was, want morgen kwamen de doden. Vorige Volgende