Raster. Jaargang 4(1970-1971)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 455] [p. 455] Th. Sontrop Marmeren hondje Hier ligt op zijn Sponde de dichter, veeljarig brons kramt zijn resten bijeen. Van vreemde aders doordesemd in zijn marmeren corpus verkilt hij. Zwevend op banen van licht, met zijn wankele gade de Hades ontkomen, dankt hij de schenker posthuum. Geschonden haar neus, verloren de sporen berijdt hij verwezen zijn stokpaard, citeert met een glimp van herkenning het bed dat hem dreigt te ontglippen: Faisons, faisons naufrage et jetons-nous au port. Een oor mag ik missen, maar hoor hoe ik kef; oh, wis het schuim van verzegelde lippen. Vorige Volgende