Er zitten ongeveer 20 mensen in dit vliegtuig met plaats voor 180. Zo heeft iedereen 3 plaatsen voor zich alleen. Anders zou je nog niet gelukkig wezen. Toch is voortdurend op een vrij smalle stoel zitten niet zo vermoeiend als het lijkt wanneer je het nog nooit hebt hoeven doen.
Je zou al die kleinigheden (pepermuntje, zuurstofmasker, mineraalwater, wc, enz.) niet noteren, als je drie keer per week een dergelijke reis maakte. Niemand beschrijft meer precies wat er op de perronbordjes staat, hoe de conducteur om het kaartje vraagt, als je met de trein van Groningen naar Roodeschool gaat. Zou toch eens moeten gebeuren. Maar is moeilijk, ten eerste: het ware animo zou ontbreken, je zou je moeten dwingen iets op te merken dat je al honderden keren hebt gezien; ten tweede: je zit in de trein vis à vis andere mensen, je bent niet zo geïsoleerd als in een vliegtuig, je hebt bovendien niet de indruk dat er niets verandert. In dit toestel dat met de zon meevliegt, verandert zelfs het daglicht veel trager dan anders.
De onbewegelijke vleugel die 12 uur lang je uitzicht grotendeels belemmert.
‘We are the Bomb Babies,’ said Los Angeles City College Student Ronald Allison, 23. ‘We grew up with fall-out in our milk.’
De wc's zijn helemaal achterin, in de staart. Het hele vliegtuig is roerloos, alleen daar schommelt en schokt het. Je zou kunnen denken in een trein te zitten, vooral een Spaanse trein. Je bedenkt: Wanneer zich eens metaalmoeheid voordeed, de staart afknapte... luidschetterend valt de passagier in een luchtledig, waarvan de temperatuur in de buurt van het absolute nulpunt ligt. Vervolgt de voorste helft van het vliegtuig ongestoord zijn weg? Neen. Daarom is dit toch minder bitter dan wanneer de koppeling tussen twee spoorwagons breekt, ergens op een lange helling naar boven.
Over honderd, misschien al over vijftig jaar, zullen deze aantekeningen erg interessant zijn om te lezen.
11 uur. Het licht: permanent ochtendrood, al urenlang. Ik kijk, mijn kruin tegen het raampje gedrukt, naar beneden. Voor het eerst valt mijn oog niet op wolken, maar op een besneeuwde vlakte,