Raster. Jaargang 3(1969-1970)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 223] [p. 223] Jacques Hamelink | Gedichten Vruchtachtig woonden Vruchtachtig woonden ja wij woonden mierenwijs woonden onder grote groene bladeren woonden en waren waren waren eenvoudig bewustzijn toegevoegd aan iets onbestaanbaars ja waren waren ook in de bloedcel bijeen vaak en niet bijkomstig bij de weegbree het limoenkruid en in de luwte van de zandkorrel die dagen aan de aarden tafel opgetuigd met wortel en tak in het ruwe donker hadden niets van druïden maar zaten spraakzuchtig en prezen prezen de slaplant [pagina 224] [p. 224] dicht bij de taal groen dichtbij groen en onweerspreekbaar wegwijzers aan de worm zelfs voorafgaand en waren en eenparig en niet draaihartig hadden ook aanhang onder het aardvolk in de aarden stad waar wij woonden werktuiglijk waar niemand dit in twijfel trok dat met een beetje wiegen en glimlachen wij naam maakten en ons maskerend om recht en dood te spreken met een beetje wiegen en glimlachen losjes heersen konden. [pagina 225] [p. 225] Geroddeld aan het oor van Majakowski Mager van vaak werd de man die de manhaftig zwarte machines maakte op een nacht trof een slapeloze onderpastoorse zijn overspannen overall buiksprekend aan op de biechtbank oh droef als een tartaar was hij toen maar zijn tamme schroefsleutel kreunde van kranten kanonnen hoogwaardigheidsbekleders die veel te bazige min moe kocht hij van een veehoeder een populair soort trauma op afbraak en bestudeerde in veel vrije tijd de hele mikmak van goddelijke baardaap tot hoorndragende huisjesslak en zong zong in zijn eentje dat alle machines ervan staakten daarom zo zegt men werd hem macht gegeven de mensheid tegen verdere uitvindsels en welvaart te bewaren zuiver gezind kauwde hij alle krijgskundige kookboeken of joeg naar behoren in zijn jaguar door de straten vereerd en gezond als een vooroorlogse amerikaan. [pagina 226] [p. 226] IJk Traden toe tot de trog geweld & onrecht lege magen & weelde naar onvermogen verdeeld en toch en zonder godsvrucht en toch en als voorheen de koude tekens groot geslagen in de taal tenslotte mijn enige bestaansreden. Vorige Volgende