| |
| |
| |
Daniel Robberechts
Aankomen in Avignon
Dat zijn feiten. Zo zijn de feiten? Niet alle, men kan ze niet alle kennen, zelfs alleen door de hem gekende feiten kan men waarschijnlijk niet kennen, en zeker niet vermelden. Wel kan men van zijn bibliotheek de boeken opsommen die hij bij het opstellen van de historische tabel gebruikt heeft: J. Dupont et Cesare Gnud: La Peinture Gothique (Genève 1954); J. Lassaigne et G.C. Argan: De Van Eyck à Botticelli (Genève 1955); Jacques de Voragine: La Légende Dorée (Parijs 1956); R.M. Rilke: Die Aufzeichnungen des Malte Laurids Brigge (Wiesbaden 1951); P. Mérimée: Lettres à une inconnue I (Parijs 1874); J.P. Jacobsen: Mogens (traduit par G. Guenter, Gand s.d.); Rilke: Briefe I (Wiesbaden 1950); Belgische spoorwegen: Officiële reisgids (Tournai 1966); The diary of John Evelyn (Londen 1959); Denzinger-Schönmetzer: Enchiridion Symbolorum, Definitionum et Declarationum de rebus fidei et morum (Barcelona 1963); Y. Renouard: La Papauté à Avignon (Parijs 1954); Zoé Oldenbourg: Le Bûcher de Montségur (Paris 1959); J. Lafitte-Houssat: Troubadours et Cours d'Amour (Paris 1950); M. Pobé - J. Rast: Provence (Olten und Freiburg i.B; 1962); Evelyn Sandberg-Vavalà: Simoine Martini (Milan 1956); Sade: Oeuvres (Paris, 1961).
Men kan schrijven (het blijkt uit toespelingen van Jacqueline die hij zich niet precies herinnert, en ook wel uit bepaalde boeken van Georges Simenon) dat Avignon een pleisterplaats is, of geweest is, op de remonte, de door in het zuiden geronselde prostituées gevolgde weg naar het noorden.
Men kan schrijven: hij weet nog altijd niet wat het schilderij Les demoiselles d'Avignon wezenlijk met de stad te maken heeft.
| |
| |
Men kan schrijven (het blijkt uit een op 11 oktober 1958 door Rose Escoffier aan hem gerichte brief: Ici le Rhône a dépassé la côte d'alerte, mais à cause (sic) des pompes spéciales qui ont été mises en action, pour éviter l'inondation des bas quartiers de la ville, il s'est contenté de recouvrir les allées de l'Oulle et l'île de la Barthelasse (île située entre le bras du Rhône vif et du Rhône mort)...) dat in Avignon pompgemalen zijn die voorkómen dat de benedenstad - het westelijke deel dat aan het Boulevard de L'Oulle grenst? of het noordelijke deel ten oosten van de Promenade? - wordt overstroomd, en ook dat er tussen Avignon en Villeneuve twee sooiten van Rhône zijn, de levende en de dode.
Men kan schrijven: in Avignon zijn in het noordoosten de Rue Carréterie, in het zuidwesten de Rue Vélouterie, in het noordwesten de Rue Plaisance, in het zuidoosten de Rue Séverine hoogstwaarschijnlijk nooit door hem betreden.
Men kan schrijven: wanneer hij aan Avignon denkt, dan zijn de konkrete, scherpe, onvergetelijk zakelijke beelden die in hem opkomen verbazend en beschamend zeldzaam; zo ziet hij wel platanen in de Rue de la République, en ook de grote, gladde, rechthoekige stenen van de trottoirs (zoals - tot voor kort? - op de Louizalaan in Brussel, zoals op verscheidene parijse boulevards); maar hij zou niet kunnen zeggen hoe het trottoir bijvoorbeeld om de voeten van de boomstammen is aangelegd, of er alleen maar een ring of een rechthoek van naakte grond om de boomvoet is uitgespaard, ofwel of die grond, zoals meestal of altijd in Parijs, door een gietijzeren rooster is beschermd (waarvoor? niet voor de peukjes en de papieren die door de rooster gegooid of geschoven zijn); en zo zou hij, onbedacht, de vraag of de straten van Avignon met draden overspannen zijn, negatief beantwoorden, maar dit antwoord zou veel meer een gevolg zijn van een verkapte redenering (in Avignon rijden geen trams; en de elektrische draden van de verlichting moeten niet talrijk zijn, in de drukke straten bijvoorbeeld wegens de boomtakken, in de andere straten omdat de verlichting er
| |
| |
karig is) dan van een beeld in de herinnering; (en er zijn ook andere verklaringen voor die onbetrouwbare indruk: dat de draden 's zomers door het gebladerte zijn verborgen, en in de winter als opgeslorpt worden door het verblindende licht; dat een inwoner van Brussel, waar men op heel wat plaatsen als onder een reusachtig spinrag loopt, zich in Avignon noodzakelijk opgelucht moest voelen). Deze herinnering doet denken aan een halfverheven beeldhouwwerk van zilver of koper, alleen hier en daar, meestal op de personages van de voorgrond maar ook soms op de onbelangrijkste plaatsen, is de metaalglans nog waarneembaar, het grootste deel van het oppervlak is door de tijd onherkenbaar donker geoxydeerd, blijkbaar zijn het altijd weer dezelfde kleine plaatsen die door hem zijn opgepoetst, gedachteloos als zijn brilleglazen. Zulk een vaststelling zet tot ootmoed aan: men leeft nog altijd alsof de voorwerpen er niet in de eerste plaats waren om te worden waargenomen.
Men kan schrijven: of zou men misschien moeten aannemen dat Avignon onzegbaar is?
Men kan schrijven: soms dunkt hem dat eigennamen het bestaan van een geheimzinnig tweede leven verraden, een ondergronds netwerk waarvan hem alleen maar zeer sporadische dagzomen zichtbaar zijn. Niet in de eerste plaats de frekwentie waarmee hij dezelfde namen - Mistral, Villeneuve, Vachères, Vaison - met uiteenlopende betekenissen of in verschillende verbanden blijkt te noemen, want die zou desnoods historisch of geografisch of door het toeval kunnen worden verklaard. Maar dat de naam van een der avignonse poorten dezelfde moest zijn als die van de op Dulle Griet gelijkende schoonmaakster en wasvrouw die hem onder zijn verblijven in het dorp diende, als de laatste oostelijke pas over de Lubéron, de Col de la Mort d'Imbert, een achttal kilometers van hetzelfde dorp; dat het huis dat hij in het dorp betrok dezelfde naam droeg als die welke men ooit - wanneer? en waarom? - aan het Hôtel de Baroncelli-Javon heeft gegeven; dat de naam van de straat waar hij
| |
| |
voor het eerst het blonde meisje binnen Avignon ontmoette, dezelfde was als die van de brusselse laan waar hij haar, twee jaren vroeger, voor het eerst, en zonder woorden, datgene had betuigd wat verduiveld veel weg had van wat men gemeenlijk liefde noemt; dat de naam van het dorpje Noves tweemaal, de eerste door een met een vrome legende verbonden, opgedolven beeldhouwwerk, de tweede maal door een huwelijk en een bloedverwantschap, een raadselachtige schakel moest vormen tussen de deugdzame, onoverwinnelijke schoonheid van een vrouw en een angstwekkende, gruwelijke bloeddorst: zulke feiten wekken zijn argwaan.
Men kan schrijven: hij is niet binnen het Palais des Papes gekomen. De redenen die hij spontaan ter verklaring van dit verzuim aangeeft - dat hij doorgaans de tijd miste, of zich te moe of te loom of te lui voelde om het langdurige bezoek te ondernemen dat hij door zijn moeder, misschien wel bij zijn allereerste doorgang door Avignon, bijzonder vermoeiend had horen noemen, ofwel dat iets als een eigendunkelijke, hooghartige inertie hem ervan weerhield, met de toeristen mee aan te schuiven bij de ingangspoort - die redenen zijn niet bijster overtuigend: wie Avignon aandoet behoort nu eenmaal, even goed als Mérimée of Rilke of de eerste de beste toerist, het Palais des Papes te bezoeken. Maar het is een feit dat hij zijn onnieuwsgierigheid, of zijn luiheid, of zijn schroom, niet betreurt. Omdat het nog beter is zulk een gebouw niet te betreden dan het te bezoeken op een wijze die (Rilke had er zeventien dagen voor nodig) later beschamend ontoereikend zou bevonden worden? Omdat deze geheime ruimte nu door zijn verbeelding alleen kan worden opgeluisterd? Omdat hij, zolang hij dit paleis niet heeft betreden, zolang hij daardoor over een geldige reden beschikt om zich naar die stad te begeven, niet alle kansen heeft verkeken om Avignon ooit afdoende te bekennen? Men kan schrijven: Tussen de Promenade du Rocher des Doms en een kluwen van oude, kronkelige steegjes is er een zeer groot gebouw in Avignon. 10 Septembre 1843... Dans le palais
| |
| |
des papes, on monte une centaine de marches d'un escalier tortueux, puis tout à coup on se trouve vis-à-vis une muraille. En tournant la tête, on voit, à quinze pieds plus haut, la continuation de l'escalier, où l'on ne peut parvenir que par une échelle. Il y a aussi des chambres souterraines qui servaient à l'inquisition. On montre les fourneaux où l'on chauffait les ferrements pour torturer les hérétiques, et les débris d'une machine très-compliquée pour donner la question... - Gebete und Verwünschungen, Segen und Bannfluch im Ohr, wandeln wir hinter dem Führer, der uns seinen eingetrichterten Text aufsagt, durch die labyrintisch verzweigten Flügel des Doppelpalastes, der trotz seiner uneinheitlichen Anlage durch die Wucht seiner Baumasse wirkt wie aus einem Guss, über hallende Höfe in kirchweite Säle, durch herrlich bemalte Gemächer, Kapellen, Sakristeien, Turmzimmer, durch verborgene Gänge und schmalüberwölbte Galerien, über Treppen, wie von Maulwürfen durch die Dicke der Mauern gegraben, in Küchen, deren Kamine einen ganzen Ochsen aufnehmen könnten, kurz verweilend an schwindelnd hohen Fenstern und auf Terrassen, von denen der Blick hinabfällt ins graue Gewirr der Gassen und Plätze, schliesslich über eine letzte Treppe wieder hinunter in den Hof, der uns ängstigt mit seinen riesigen Ausmassen. Men kan schrijven: In Avignon dus, naast de kerk waar een paus ooit roekeloos zijn geloof in een menselijke saamhorigheid tot over de dood heen beleden heeft, staat het heel grote gebouw dat Benedictus xii en vooral Clemens vi hebben opgericht, waar Innocentius vi gewoond heeft, dat Urbanus v en Gregorius xi, en later ook,
tersluiks als een dief, de door zijn heilige halsstarrigheid verontrustende Benedictus xii, op beslissende wijze verlaten hebben - alsof dit gebouw minder een woning was dan een vertrekplaats, naar de eeuwige stad of het hiernamaals. Een boorput in de tijd waar het mogelijk moet zijn, zoals op de jaarringen van een gevelde boom, het verleden af te lezen tot in de tijd dat een paus van ketterij kon worden beschuldigd. Een kern, een pit, een mystiek kasteel der ziel, een voor hem misschien voorgoed onbetreedbare Kaaba.
Men kan schrijven (hij weet niet meer uit welke krant en
| |
| |
wanneer hij het moet hebben vernomen): in Avignon of in Villeneuve wordt op de rechteroever soms een aangespoeld lijk gevonden, meestal wordt dan gewaagd van de zware jongens die de remonte in de hand houden.
Men kan schrijven: hij vraagt zich af of er nooit een Rue des Ursulines is geweest in Avignon, of er misschien nooit een Ursulinenklooster in de stad heeft bestaan.
Men kan schrijven: het blijkt (uit het bladeren in welke reisgids?) dat de drukst gebruikte stadspoort, de Porte de la République, gevormd door de doorgang, recht tegenover het station, tussen twee paviljoenen waarvan het linker door het Essi-bureau is bezet (en waar hij zich ooit gewend heeft om een taxi te huren tot in het dorp) en die 's zomers bevlagd zijn, eerst in de negentiende eeuw is aangelegd.
Men kan schrijven (het blijkt uit een toevallig door hem aangetroffen kranteartikel): sinds 1947 is er in Avignon een jaarlijks festival, aanvankelijk alleen aan toneel, en door het TNP van Jean Vilar bezorgd, thans ook aan ballet gewijd, muziek en film; in '67 is daartoe gebruik gemaakt van de Cours d'honneur van het paleis, van het Cloître des Carmes en van de Verger d'Urbain V; klaarblijkelijk vormt het festival het voorwendsel tot de zomerse bevlagging.
Men kan schrijven: Jacqueline beweerde, op een kinderachtig geheimzinnige toon, dat een ongewoon groot aantal avignonse kinderen mismaakt geboren worden, en dat dit te wijten was aan door de mistral vanuit atoomcentra - Pierrelatte? of Marcoule? - aangevoerde radioaktieve stoffen.
Men kan schrijven: hij weet niet meer in welk boek of tijdschrift hij een toespeling heeft aangetroffen op het beroemde en revolutionaire reglement dat destijds door Johanna van Napels voor de avignonse hoeren zou zijn opgesteld.
Men kan schrijven: uit zijn Texte sur l'êlectricité blijkt dat de dichter Francis Ponge zijn jeugd heeft doorgebracht in ‘un faubourg d'Avignon’.
| |
| |
Men kan schrijven: hij vindt het vreemd dat hij zich nu zozeer in Avignon verdiept, terwijl niet Avignon maar het nabije Aix de stad is die hij van alle tot nu toe door hem bezochte steden het liefst zou bewonen.
Men kan schrijven: in Avignon is er een huis.
Men kan schrijven: in Avignon is een raam op een verdieping een ganse nacht verlicht gebleven.
Men kan schrijven (maar hoe meer woorden men neerschrijft hoe groter de nauwkeurigheid van de bewering, hoe groter het aantal uitgesloten mogelijkheden, hoe groter de kans dat men zich vergist, hoe kleiner de waarschijnlijkheid dat het geschrevene met een werkelijkheid strookt): in Avignon heeft een vrouw eens de ganse nacht gewaakt in de kamer van een ziek kind.
Men kan schrijven (schrijven is uitdrukkelijk vermelden is het beleven in de woorden laten culmineren is roemen is verheerlijken): in Avignon zijn er geliefden die paren.
Men kan schrijven: eens zal een man in Avignon aankomen.
Eens zal een man op bevredigende wijze, eens moet iemand uiteindelijk aankomen in Avignon. Niet met de auto langs de nationale sept, noch aan de overkant van de stad over de Pont Saint-Pierre en langs de Porte de l'Oulle, noch langs de Route de Marseille en de Porte l'Imbert: de voorzichtigheid gebiedt dat hij zich op de sinds een honderdtal jaren door zoveel aankomenden gebruikte spoorweg verlaat; wellicht ook omdat, in tegenstelling tot de drie autowegen die recht op het centrum afkomen en de stad splijten, de trein uit het noorden ze in een sierlijke, innemende, haast liefkozende bocht sluit, waardoor de reiziger zich bij het uitstappen kan voorstellen dat zijn aankomst de stad gaaf heeft gelaten, maar dat ze hem, door de omvattende beweging van de trein tussen de spoorweg en de stroom geklemd, toch niet kan ontgaan. Met welke trein zal hij aankomen (want woorden maken, eisen, verplichten)? Een nachttrein is ver- | |
| |
leidelijk, maar vanuit Parijs zou hij dan, tenzij de huidige dienstregeling grondig werd gewijzigd, 's morgens ten vroegste omstreeks drie uur, ten laatste omstreeks halfzeven aankomen; en dan is het twijfelachtig of hij, ook indien hij een ligplaats zou hebben besproken, door de opwinding waarmee nu eenmaal elke reis gepaard gaat, en na een rit van een zevental uren en meer, indien hij van verder dan Parijs zou zijn vertrokken, en door de lichte, nooit volledig verdringbare vrees van het station voorbij te rijden, niet te suf zou zijn om het nachtelijke of morgense Avignon van de eerste ogenblikken af volwaardig waar te nemen. Dus liever Le Mistral die het Parijse Gare de Lyon om dertien uur tien verlaat en Avignon om negentien uur en dertien minuten aandoet? Maar op een dergelijk uur zou hij in de trein nog niet gesoupeerd hebben, en samen met de zorg om zijn bagage en, ook al is een kamer gereserveerd, om
het hotel waar hij de nacht zou doorbrengen, dreigt zijn honger de aandacht van deze beslissende aankomst af te leiden. Zo lijkt het nog het best, in Parijs de morgentrein van kwart voor acht of kwart over negen te gebruiken, die 's namiddags om zeventien over twee of elf over vier aankomt en waarin hij dus zowel het ontbijt als het middagmaal kan gebuiken. Het is hem aangeraden de duur van de reis in betrekkelijke ledigheid door te brengen, althans niet op te gaan in een spannend gesprek of in het lezen van een boeiende roman of detektive; de tijd zou hij niet beter moeten doden dan met het lezen van een dag- of weekblad of het bladeren in een bijzonder weerbarstig wetenschappelijk werk (bijv. over La fiscalité pontificale en France au XIVe-siècle), het roken van een sigaret of een pijp in de gang, of een bezoek aan de bar, indien er al een is: tenslotte kan een bepaalde verveling zolang ze net niet versuffend werkt, de aandacht alleen maar ten goede komen. Omwille van de gaafheid van die aandacht is het hem ook aanbevolen de hotelkamer reeds voor het vertrek uit het Gare de Lyon te bespreken. Meteen rijst de vraag naar de keuze van het hotel: binnen de stad
| |
| |
wordt hem een ruime keuze geboden, van het bekrompen, hem reeds bekende Hôtel du Centre tot het dure, viersterren Hôtel d'Europe bijna recht tegenover de Pont Saint-Pierre, achter de Porte de l'Oulle - alleen het karakterloze, luidruchtige soort louter doorgangshotel van Paris-Nice wordt het best uitgesloten; maar wellicht ware het nog beter, zou hij daad werkelijker het bijzondere karakter van Avignon belijden, indien hij aanvankelijk buiten de stad logeerde, bijvoorbeeld in Villeneuve; mocht het verblijf daar ongeriefelijk blijken, of later, wanneer hij voldoende van buitenaf vertrouwd zou zijn met de stad, zou hij dan zijn intrek nemen binnen de wallen. Ook rijst de vraag naar het jaartij dat hij voor deze rit zal hebben uitgekozen. Opdat de aankomst zo weinig mogelijk in verwarring zou geschieden moet de woelige zomer - wanneer het ongenadige blauw van de hemel door het dichte loof der platanen, alsof er een jaarlijkse rechtstreekse evenredigheid bestond tussen de dichtheid van het gebladerte en die van de toeristenbevolking, onzichtbaar blijft, en men nergens oog kan hebben dan voor de kaleidoskopische wemeling der bont- en lichtgeklede vakantiegangers - wel uitgesloten worden; maar omdat die zomerse drukte ook stellig tot Avignon behoort, zelfs het enige beeld vormt dat een niet te versmaden aantal mensen van Avignon bewaart, en omdat bezwaarlijk met zekerheid kan worden voorspeld of zijn verblijf twaalf of negen maanden zou kunnen duren, zou zijn aankomst bij voorkeur in het voorjaar, en zo mogelijk, opdat hij niet dadelijk verstrooid zou worden door de euforie van de provençaalse lente, op het einde van de winter moeten plaatshebben.
Iets meer dan een uur na de halte in Valence, wanneer achtereenvolgens Montélimar, Orange, Bédarrides en Sorgues, waarschijnlijk onherkend, voorbijgeschoven zijn, zal de trein een laatste maal langs de Rhône strijken; wanneer hij zich dan tamelijk plotseling in zuidelijke richting zal afwenden van de oever, zal het tijd zijn om op te staan, de koffer uit het bagagenet te halen, de jas aan te doen en -
| |
| |
vanuit de gang indien die zich aan de kant van het rechterspoor, en van de stroom, bevindt - een eerste nieuwe blik op de te betreden stad te richten. Het zou goed zijn eraan te denken dat de trein achtereenvolgens over de Route du Pontet rijdt (waarin de nationale sept en nationale cent samenkomen), over de Chemin du Cimetière en kort daarop over een straat of weg waarvan op de plattegrond de naam niet vermeld is; dan over de Chemin Saint-Jean (die bij de Porte Thiers uitkomt), de Route de Montfavet en de Route de Marseille (die naar de Porte l'Imbert leidt), na de Chemin de la Trillade, des Sources (die in het Boulevard Gabriel Péri recht tegenover het Portail Magnanen uitkomt) en de l'Arrousaire over het Boulevard Saint-Ruf (die naar de Porte Saint-Michel leidt) en tenslotte, een honderdtal meter voor het station, over de Avenue Monclar; want van nergens zal hij deze straten later zo kunnen zien als van de trein af. Dan zal de trein stilstaan, hij zal uitstappen en de andere, vermoedelijk niet zeer talrijke reizigers volgen in de vuile, vuns ruikende passage die onder het eerste en tweede spoor door naar het eerste perron leidt. Een man komt in Avignon aan. Aanschuivend naar het hokje van de kaartjesontvanger zal hij waarschijnlijk kunnen kijken naar de enkele mensen die reikhalzend op een aankomende reiziger wachten, en bedenken dat het hem niet onaangenaam zou zijn, te worden opgewacht (hier wordt dus afgezien van de verleidelijk romaneske mogelijkheid dat hij onverwacht door een misschien hem niet eens bekende vrouw opgewacht wordt); bij het aanreiken van het reiskaartje zal hij wellicht voor het eerst de zuidelijke tongval herkennen. Al bij het
verlaten van de trein, of zelfs nog vroeger, zal hij gezien hebben of het weer een wandeling mogelijk maakt. Wanneer hij linksaf naar het bagagedepot zal gaan om er zijn koffer in bewaring te geven, zullen de matglazen ruiten hem waarschijnlijk beletten een blik te werpen in de richting van de stad. Zich dan omdraaiende zal hij nog niet naar de uitgang, maar naar de salle des pas perdus gaan om er de aankomst- en vertrekuren
| |
| |
te noteren van de autobussen naar Villeneuve; indien geen uurrooster zichtbaar is, zal men hem op het inlichtingenbureau aan de overkant van de lokettenzaal wel kunnen helpen. Dan eerst zal hij naar buiten gaan. Maar op het bordes voor de ingangsdeur halt houden, en kijken. Op de voorgrond enkele autobussen, een rij van taxi's langs het andere trottoir van de weg die om het plantsoen een aan het stationsgebouw rakende cirkel beschrijft; mensen af en aan, met en zonder koffers; struiken, bomen, - ook al platanen? wel verderop, achter de Porte de la République; lanterfanters, baliekluivers, waaronder Noordafrikanen, wachtend op God mag weten wat; op de achtergrond het kruispunt met verkeerslichten, aan de stationkant de twee houten, paviljoenachtige cafés, aan de overkant, uit dezelfde bouwsteen als de wallen, de twee paviljoenen van de Essi; nog geen vlaggen; hoger: de hemel, misschien betrokken, maar mogelijk ook zo helder als hij alleen hier kan zijn. Wanneer hij zal zijn uitgekeken op die zeer alledaagse, niet dan toevallig - door de verbijsterende aanwezigheid van een boerenpaar, door de luidruchtige jovialiteit van enkele inboorlingen - typische of schilderachtige omgeving van het station, zal hij zich zeer langzaam, behoedzaam als een herstellende, op weg begeven. (Indien het regent zal hij bij de ingang kunnen wachten tot het weer opklaart, of zich toch maar aan de wandeling wagen indien de regen niet al te dicht is of hij van een paraplu is voorzien.) Nog niet naar Villeneuve, en ook niet naar de binnenstad: na de twee cafeetjes zal hij dadelijk het Boulevard Estienne d'Orves inslaan - links- of rechtsaf? Links- of rechtsaf? (Vroeg of laat dwingen de woorden tot een keuze, een versmalling, eens moet de luisterrijke dichtheid van alle onuitgedrukte mogelijkheden worden aangetast, verpulverd, gesmolten, opgelost.) Een blik op de plattegrond biedt redenen, of voorwendsels, om
links af te slaan: door aan deze eerste rondgang om de stad dezelfde zin te geven als van wijzers van een uurwerk zal hij na zijn terugkomst in het station niet op zijn stappen terugkeren
| |
| |
om met een autobus of een taxi naar de Pont Saint-Pierre te rijden; ook biedt die zin het voordeel dat hij de zon in de rug zou hebben wanneer hij langs de Rhône de wellicht niet beboomde boulevards Saint-Dominique, du Rhône, de la Ligne en Saint-Lazare zou volgen. Deze wandeling langs de stadswallen zal tenminste een uur duren, hopelijk langer, en het spreekt vanzelf dat hij gunstig gelegen cafés zal gebruiken om te rusten, te drinken, te gaan wateren of gewoon rustig de wallen op te nemen en het leven - of de afwezigheid van leven - in de omgeving ervan. Het zou goed zijn dat hij niet een dikke, hinderlijke reisgids, maar wel een plattegrond bij zich zou hebben om op elk gewenst ogenblik gebouwen te identificeren of hun ligging te bepalen. Terug voor de Porte de la République, zal hij zijn koffer uit het station halen en dan met een taxi of een autobus naar de rechteroever van de Rhône rijden.
Dan wordt het hoe langer hoe hachelijker het verloop van deze uiteindelijke aankomst te verwoorden. Reeds is hier stilzwijgend uitgesloten, niet alleen dat Avignon van de kaart geveegd of voor treinen onbereikbaar zou zijn, dat hij dood of invalide uit de trein zou komen, dat het slechte weer hem de wandeling om de stad volstrekt onmogelijk zou maken (waarbij hij de rondgang dan toch maar zou moeten uitstellen, of desnoods vervangen door een trage rit met een taxi) of dat het bagagedepot gesloten zou zijn, maar ook dat hij door geen enkele omstandigheid gedwongen zou worden, die namiddag de binnenstad te betreden, Avignon met de eerstvolgende trein te verlaten of in de Rhône te verdrinken. Alleen al een voorzegging van zijn aankomst heeft er geniepig toe geleid hem buiten een koffer (alsof het ondenkbaar was dat hij zonder bagage zou reizen?) ook een overjas of een regenjas, een paraplu, een plattegrond en geld voor het verbruik in een of verscheidene cafés, voor het logies in een hotel toe te denken. In Villeneuve zal hij zich waarschijnlijk niet aan de invloed van een hotelhouder of -houdster, van dienstboden, van andere gasten kunnen ont- | |
| |
trekken, allen mensen die zoveel onberekenbaarder zijn dan stenen wallen, boulevards, treinen of zelfs kaartjesontvangers of taxi- of autobuschauffeurs. De vrijwaring van de waarschijnlijkheid en van zijn vermogen om onverwachte, in de omgeving van Avignon aangetroffen of door de stad zelf opgeworpen feiten en verschijnselen ten bate van zijn verkenning aan te wenden, eisen dat zijn later gedrag niet dan met een ruime speling wordt bepaald. Maar zijn intrede binnen de stad is dan toch al te gewichtig dan dat men het aan toeval en improvisatie zou overlaten. En door het bestaan van twaalf stadspoorten die hij alle zou moeten hebben gebruikt voor men van een uiteindelijke intrede zou kunnen gewagen, wordt als vanzelfsprekend een bepaalde manier van betreden ontworpen: de eerste dag zou hij
bijvoorbeeld om dertien uur door bijvoorbeeld de Porte de la Ligne binnengaan, om negentien uur door de Porte de la République naar buiten gaan; de tweede dag om veertien uur de stad betreden langs de Porte Saint-Lazare en ze eerst om twintig uur langs de Porte Saint-Charles verlaten; de derde dag in de stad doorbrengen van vijftien uur langs de Porte Thiers tot eenentwintig uur langs de Porte Saint-Roch; de vierde dag van de Porte l'Imbert om zestien uur tot de Porte Saint-Dominique om tweeëntwintig uur; de vijfde dag van het Portail Magnanen om zeventien uur tot de Porte de l'Oulle om drieëntwintig uur; de zevende dag van de Porte de la République om negentien uur tot de Porte de la Ligne om één uur; en zo verder, tot hij op de vijfentwintigste dag (vijfentwintigste omdat hij op middernacht van de twaalfde dag de stad langs de Porte du Rhône zou betreden, en ze om zes uur van de dertiende dag langs de Porte Saint-Michel zou verlaten, en dus eerst de veertiende dag om één uur 's morgens door de Porte de la Ligne weer naar binnen zou kunnen gaan) op de vijfentwintigste dag 's middags de stad langs de Porte du Rhône zou betreden en ze om achttien uur langs de Porte Saint-Michel zou verlaten. (En dan is dit systematisme weer zo streng dat het best door een ander systeem vergoed, ver- | |
| |
zwakt kan worden, bijvoorbeeld doordat elke stadspoort later in geen geval op een van de aanvankelijk eraan verbonden uren zou worden gebruikt, om acht of om twintig uur dus elke poort behalve de Porte Saint-Charles, de Porte Saint-Lazare nooit meer om twee of om
veertien uur enz.) Als een bespieder zal hij zich die eerste weken hebben te gedragen, als de spion voor het in het geheim geronselde leger van een zeer vreemde mogendheid. Zolang zal hij zich ook elke vaste gewoonte moeten ontzeggen - soms is een stad dood voor iemand het weet, wanneer men het gewaarwordt is het te laat, bevindt men zich door allerlei onschuldige gewoonten als door cellen en vezels en haarvaten vergroeid met een onoverzichtelijk lichaam dat in staat van verregaande verkalking of ontbinding verkeert. Het gebruik van Avignon, zoals het gebruik van een werktuig. Aan onbekende, onbeduidende straten en pleinen - Rue de l'Observance, Rue Crémade, Rue d'Annanelle, Place du Corps-Saint, Rue de l'Aiguarden, Place des Trois Pilats - zal hij bijna nog meer aandacht wijden dan aan de bekende: er bestaat veel kans dat ze meer veelzeggend zijn dan de andere. Omgang met de stedelingen zal hij gedurende die eerste weken niet uitdrukkelijk zoeken; anderzijds zal hij zorgvuldig vermijden een schuwe, eenzelvige indruk te maken op hen met wie hij de omgang niet zou kunnen vermijden zonder wrevel of argwaan te wekken. Eigenlijk zal hij bovenal een leerling-topograaf moeten zijn, gedurende dat drietal weken, een waarnemer, een als het ware louter haptische verkenner van een zeer groot, uit aarde, planten en allerlei bouwmaterialen samengesteld voorwerp: voorlopig zal het erop aankomen dat woorden als le coin de la rue des Infirmiers et de la rue Palaphernerie voor hem zo vlug mogelijk een konkreet beeld oproepen en een reeks van doelbewuste bewegingen. Voorlopig zal hij dan ook alleen onzijdige gebouwen betreden, die hem in niet al te verplichtende aanraking brengen met de mensen van dan en nu en vroeger: cafés, restaurants, het postkantoor, het station, de prefektuur indien daartoe een voor- | |
| |
wendsel bestaat, desnoods het theater.
Maar dan zal de tijd komen dat hij rijp is voor het echte, integrale Avignon. Hij zal er zijn intrek nemen, liever op door het leven van de stad aangetaste kamers dan in een met kosmopolitische hygiëne geïmmuniseerd hotel. De dag van die nieuwe aankomst zal hij weer eens om de stad lopen, maar nu langs de binnenkant der wallen: Rue du Rempart Thiers, Rue du Rempart l'Imbert, du Rempart Saint-Michel, du Rempart Saint-Roch, du Rempart de l'Oulle, du Rempart du Rhône. (En hoe geredelijk wordt het verlaten van Villeneuve niet toegeschreven aan het bestaan van een vrouw op de andere oever - maar meer kan hierover niet voorgeschreven worden, of die onbekende vrouw zou op voorhand tot een symbolisch gebruiks- of verbruiksvoorwerp worden herleid.) Maar toch zal hij vermijden zich in Avignon te installeren; zijn kamer kan het best zo onpersoonlijk en leeg blijven als die van een handelsreiziger, omdat elke nesteling de nodige ontvankelijkheid minder volledig dreigt te maken. Aandachtiger dan elke arts, elke fysioloog, zal hij nu levenstekenen van dit zeer grote lichaam gadeslaan: voeding, assimilatie, bloedvorming, vertering, ritmiek van slapen en waken, van peristaltiek en antiperistaltiek, van de hartslag en de bloedsomloop, van alle ademhalingen - dagelijkse, wekelijkse, maandelijkse, jaarlijkse en seculaire. Hij zal speuren naar de dagindeling van de ambachtslui - kleermakers, schoenlappers, garagisten, loodgieters, schilders, elektriciens, kappers, schrijnwerkers -, van de handelaars - kruideniers, juweliers, slagers, drogisten, wijn-, boekhandelaars, antiquairs, poeliers, meubelhandelaars -, van de bankbedienden, van de verkoopsters in het warenhuis - Prisunic? - aan de Rue de la République dadelijk na de Rue Aubanel, van de ambtenaars van de préfecture, het Hôtel de Ville, en de Caisse d'Epargne; hij zal speuren
naar de lesroosters in het Lycée aan de Rue de la République, in het Lycée de Jeunes Filles op de hoek van de Rue Palaphernerie met de Rue Saint-Joseph, in het Collège Saint-Joseph bij de Chapelle des
| |
| |
Pénitents Gris, in de Ecole des Beaux-Arts aan de Rue des Lices, in de Ecole Nationale de Musique aan het Place du Palais; naar het ritme van de Pont Saint-Pierre, van het station, van de musea, van de stadsbibliotheek indien die bestaat, van het gerechtshof, van het postkantoor en van de Rhône-kaaien. De kazernes zal hij wel van buiten af moeten bespieden: Caserne Saint-Roch aan de Boulevard Estienne d'Orves, Caserne d'Hautpoul aan de Cours Jean Jaurès, Caserne Chabrand aan de Boulevard Pierre Brossolette; ook de brandweerkazerne in de Rue Carréterie, en ook de eventuele kloosters en het Hospice Saint-Louis aan de Rue des Vieilles Etudes; wat het Hôtel-Dieu betreft bij de Porte Saint-Lazare, het zou wel nuttig zijn dat hij een niet al te ernstige, niet al te langdurige ziekte zou opdoen die hem zou toelaten het hospitaalleven van binnen uit waar te nemen; en zal men hem hetzelfde wensen voor de gevangenis, ten oosten van de Promenade des Doms? Ook het leven van de pleinen, de parken en plantsoenen zal hij gadeslaan: square Agricol Perdiguier, Promenade du Rocher des Doms, en ook de andere, op de plattegrond zichtbare maar naamloze, misschien niet openbare: tussen de Rue Pasteur, de Rue Joseph Brun en de Rue Charrue; tussen de Rue Paul Manivet, de Rue du Rempart Saint-Michel en de Rue Portail Magnanen; om het ptt-gebouw; aan de Rue du Rempart Saint-Roch; op de hoek van de Rue Velouterie en de Boulevard Raspail; tussen de Rue
Velouterie en de Rempart Saint-Dominique; aan de Rue Porte Evèque. Hij zal op zoek gaan naar de manufakturen, fabrieken en ateliers, en o.m. uitmaken of in Avignon nog - zoals vermeld in de Larousse Illustré van 1926 - zijde wordt geproduceerd, meekrap en saffraan. Hij zal kijken naar de gasfabriek links achter de Porte Saint-Charles, en op zoek gaan naar de pompgemalen en het waterstation en de elektriciteitscentrale - tenzij de stad de elektriciteit uit Donzère-Mondragon zou betrekken? Hij zal vooral uitkienen waar de daar tewerkgestelde mensen leven, en hoe. Hij zal het kerkhof - dat zich wel niet toevallig vlak ten oosten van het Hôtel-Dieu bevindt - moeten be- | |
| |
zoeken, en er o.m. aandacht besteden aan de middelen die door de rijken zijn aangewend om hun graven van die der armen te onderscheiden. Hij zal het leven in en om de h.l.m.'s - o.m. aan de Route de Marseille - waarnemen, hij zal uitmaken of de rijke burgerlui nog binnen de stad wonen, bijvoorbeeld aan de Boulevard Raspail, of anders in welke buitenwijken. Hij zal nagaan wanneer in het slachthuis aan de Porte Saint-Roch gewerkt wordt, en vanwaar het slachtvee zoal komt. Vaak zal hij zich bij de Halles bevinden, kijken waar de geboden waren vandaan komen, door wie ze gekocht worden; na de markt zal hij zeker niet lang op de mannen van de vuilnisophaaldienst moeten wachten, hij zal ze volgen naar de stortplaats, en ook daar ongetwijfeld interessante bevindingen doen. Ook andere markten zullen zijn aandacht opeisen, o.m. de kramen die men soms aan de Boulevard Gabriel Péri, en misschien ook verder aantreft, langs de wallen, en de moderne groenmarkt aan de Route de Marseille - al gaat het hier wellicht minder om een markt dan om een station vanwaar de met
primeurs uit Cavaillon en elders volgeladen vrachtwagens en treinen vertrekken; van de docks ten oosten van de Caserne Saint-Roch en het Palais de la Foire de Printemps zal hij onderzoeken of het markt- of opslagplaatsen zijn. Regelmatig zal hij de kerken, de synagoog en de protestantse tempel aandoen, uitmaken waarin de bezoekers ervan van elkaar verschillen - ook die der katholieke kerken onderling, en die van de verschillende diensten in eenzelfde kerk. Hij zal uitkienen hoe de stedelingen de weekeinden doorbrengen, of velen onder hen een weekeindhuisje, villa of cabanon bezitten ergens buiten de stad - daartoe zullen bezoeken aan omliggende dorpen zoals Noves, Gordes, Pernes-les-Fontaines, Remoulins nodig zijn; hij zal ook nagaan of er nog grote grondbezitters zijn die in Avignon een optrek hebben. Hij zal kontakt leggen met mensen die de warme avonden op de terrassen van het Place Clémenceau doorbrengen, en trachten een idee te krijgen van de samenstelling van zulk een ledige
| |
| |
avondlijke bevolking. Hij zal nagaan welke rol door de inwoners van Avignon zelf in het jaarlijkse festival wordt gespeeld. Hij zal zich een beeld vormen van de afkomsten der toeristen en van de verschillende tijdstippen die ze verkiezen om Avignon aan te doen; misschien zal hij daartoe een tijd lang als tolk of nachtwaker in een hotel werken? Men vraagt zich af of een heel mensenleven wel volstaan kan om naar deze stad te kijken. Om ze te zien met de ogen van een vreemdeling, maar ook met die van een inheemse winkelier, en van een clochard, en van een huishoudster, en van een boer en van een soldaat en van een pastoor en van een dichter en van een zieke en van een dagloner en van een hoer en van een journalist en van een nette burger en van een straatveger en van... En met de ogen van alle doden, vagebonden en pausen, klerken en troebadoers, minderbroeders, prelaten, goliarden, schilders, bankiers en routiers: hij zal, desnoods ook met behulp van boeken, heel het verleden moeten onderkennen; heel de stad wegdenken buiten de Rocher des Doms en de gave Pont Saint-Bénézet; op zoek gaan naar de overblijfselen van vroegere wallen; in gedachten het Ancien Archevêché, het Ancien Couvent des Célestins en de Ancienne Eglise des Cordeliers herstellen; van alle straatnamen - Rue Sureau, Rue Vélouterie, Rue Bon Martinet, Rue du Limas - de betekenis achterhalen; de Annexe de la Préfecture aan de Rue Porte Evêque als het vroegere groot-seminarie zien, en het Musée Lapidaire als de kapel van het lyceum in 1600 en zoveel, en het Musée Calvet als het Hôtel de Villeneuve-Martignan. (En dan zal er ook geen enkel aannemelijk voorwendsel bestaan om het Palais des Papes niet te
betreden, het Palais Vieux en het Palais Nouveau, de Salle du Consistoire en de Chambre du Cerf, de kapellen binnen de Tour Saint-Jean, de Chambre du Parement en de Tour des Anges en de Grand Tinel - geen geldig voorwendsel dan misschien een aan waanzin grenzende vrees om, temidden van de ineens zo argeloos en veilig achter de gids aandribbelende toeristen door een geheimzinnige macht te worden onderscheiden als de man die teveel
| |
| |
weet, de samenzweerder die zijn mond voorbij heeft gepraat, de spion die zich door zijn buitengewone belangstelling heeft verraden, en om dan, bij een gelegenheid die een zo intricaat en immens gebouw ongetwijfeld ten overvloede moet bieden, ongemerkt van de vertederend burgerlijke, veilige kudde te worden gescheiden en van dit ogenblik af onherroepelijk van de buitenwereld der levende mensen afgezonderd te zijn.) Maar dan is er ook geen enkele reden om die verkenning ook niet verder in de tijd te voeren, naar de toekomst toe: met de blik van de geniale bouwspekulant, van de utopische urbanist zal hij de huidige straten bekijken, in de onbeduidendste gebouwen zal hij de futuristische konstrukties erkennen waarvoor ze zullen worden gesloopt, konstrukties die, zoals de sterren waarvan het licht de aarde nog niet heeft bereikt, voor onze ogen nog niet zichtbaar zijn. Dan rijst de vraag of hij Avignon zal overleven. Of een dergelijke omgang en een dergelijke gemeenschap niet noodzakelijk moeten uitmonden in een andere geboorte. Of deze aankomst anders uiteindelijk kan worden dan door zijn dood.
januari-oktober 1967
|
|