Pierre Klossowski
Bij de kunstenaar gaat het motief, vóór het op het doek terechtkomt, langs het ‘tableau-vivant’.
Ik herken hier, in het geval van Tonnerre, de fascinatie die dit genre, vals op zichzelf en in zijn tijd zeer in de mode, op hem heeft uitgeoefend. Toen deed zich het omgekeerde proces voor. Meestal inspireerde men zich op een bekend tafereel dat iedereen in de geest had, om het opnieuw samen te stellen, meestal in een salon, met de hulp van personen, geïmproviseerde akteurs, en men amuseerde zich om met de grootste getrouwheid van gebaren, houdingen, belichting, het effect weer te geven dat men meende te mogen verwachten van het meesterwerk van deze of gene kunstenaar.
Maar hier is er geen sprake van nabootsing van de kunst door het leven, het was slechts een voorwendsel.
De emotie die gezocht werd was die van het leven dat zich ten tonele voert voor zichzelf, van het leven dat in oponthoud bleef.
Het type van de vrouw die onze kunstenaar in het bijzonder schijnt te ontroeren, is het soort schoonheid van het Tweede Empire, waarvan het prototype belichaamd werd door onze keizerin Eugénie. Dit soort schoonheid schijnt vandaag helemaal verdrongen door het geïndustrialiseerde van de pin-up, de vamp-vedette, maar hier en daar ziet men het weer opduiken en reeds oefent het opnieuw zijn aantrekkingskracht uit op de zeer recente generatie.
Ik verbeeld mij dat Tonnerre - waarvan ik geneigd ben de voorstellingen die ontdaan zijn van ‘goede smaak’ te verkiezen - lange tijd heeft moeten aarzelen; dat, verschrikt door het lot van Chassériau, maar bevrijd van de notie van ‘het sublieme’ door zijn omgang met Courbet die hem alle voordelen aantoonde die men kon halen uit het illustratieve genre en de stereotypes van de volkskunst, hij zich zeer bewust in die ‘slechte smaak’ heeft gestort, die mij precies zoveel genoegen bezorgt. Een aarzeling tussen het heldhaftig sublieme en het vulgair illustratief genre.
(‘De opheffing van het Edict van Nantes’)
Een zogezegd ‘erotisch’ schilderij dat een scène voorstelt waarin een vrouw geweld wordt aangedaan, heeft evenwel niets gemeen met de schijnvertoning van het in bezit nemen van het vrouwelijk lichaam door haar zichtbaarheid als naaktheid.
(‘De decadentie van het naakt’)