motor voelen, ik kon de vliegen, muskieten en andere insekten zien die de luchtkokers blokkeerden. Ik wil niet dat mijn auto ooit nog zo'n ervaring meemaakt.’
Ze hadden het lage, brede en onregelmatig gebouwde hotel met zijn uitgestrekte oerwoudtuin bereikt. Daar stond onder een palm, tussen de zonnebloemen en de varens, de auto, slank en flonkerend, schijnbaar onbeschadigd.
‘O, zij staat in de zon,’ riep de man uit Los Angeles, en rende er heen om haar te verplaatsen. ‘Het was maar goed dat ik terugkwam. Wilt u er even in zitten? Ik zal ondertussen drankjes op het terras bestellen.’
Hij hield de deur open.
De vrouw zei: ‘Ik zou het heerlijk vinden naar het verre strand te rijden, aan de andere kant van de bergen. Het strand is daar om deze tijd van de dag zo prachtig.’
‘Dat hoorde ik, maar het zou niet goed voor de auto zijn. Ze zijn die weg ook al aan het repareren, en ik hoor dat ze er dynamiet laten ontploffen. Ik vertrouw de Mexikanen met dynamiet voor geen cent.’
‘Bent u naar de stierengevechten geweest?’
‘Ik kan daar mijn auto niet heenbrengen, ik hoor dat de jongens daar banden en achteruitkijkspiegels stelen.’
‘Bent u naar de Zwarte Parel, de nachtclub geweest?’
‘Daar zouden we inderdaad heen kunnen gaan; ze hebben er een parkeerterrein met een oppasser. Ja, ik zal u daarheen brengen.’
Later, terwijl ze een drankje namen, daalde de zon als een meteoriet van antiek goud, en zonk in zee.
‘Ha,’ ademde de man op, glimlachend. ‘De zon is niet goed voor de auto. Ik ben zo blij dat het nu koeler is.’
Daarop legde hij uit, dat hij maatregelen had getroffen om zijn auto terug naar Los Angeles te brengen zonder nog meer te hoeven lijden. ‘Ik heb passage geboekt op een vrachtschip. De reis zal drie weken duren. Maar voor mijn auto zal het gemakkelijker zijn.’
Pas later besefte zij dat hij mee zou gaan en de auto niet alleen