| |
| |
| |
Arrabal
De driewieler-le tricycle
Vertaling Simon Vinkenoog
De handeling vindt plaats aan de oevers van een rivier in een grote stad. Kaden met ringen. Rijweg van ongeveer tien meter breedte. Achteraan een tuin, van de weg gescheiden door een laag muurtje als omheining. Een stenen bank over de hele lengte.
| |
Eerste bedrijf
(‘Savonds, voor het vallen van de nacht. Apal, een armoedig geklede man, ligt uitgestrekt op een bank.)
Apaaaal!... Apaaaal!... Apaaaal!
(De stem komt uit de tuin. Iemand gaat door de tuin zonder gezien te worden, al roepende om Apal. Tussen twee kreten hoort men het getinkel van belletjes. De stem sterft langzamerhand weg totdat ze volkomen verloren gaat. Even stilte. Opnieuw hoort men de stem en de belletjes.)
Apaaaal!... Apaaaal!... Apaaaal!...
(De stem komt steeds naderbij totdat Climando opkomt, zittende op een oude verroeste bakfiets, waarop een kist versierd met personages uit
Alice in Wonderland,
waarin zes kinderen kunnen plaatsnemen. Een rij rinkelbelletjes hangt aan een dwarsstang op de kist.)
(stapt van de bakfiets af)
Apal, Apal, word wakker, ouwe jongen.
(Hij schudt hem bruusk door elkaar. Apal wordt wakker en klimt vlug, als een automaat, op de bakfiets.)
| |
| |
Hoe komt het dat je niet bij de fontein bent?
(Apal verdwijnt op de bakfiets. Na enkele ogenblikken komt hij weer op. Hij stapt van de bakfiets af en gaat opnieuw op de bank liggen)
Wat... dus je gaat niet naar het park?
climando
Bovendien moeten we de huur van de bakfiets betalen en we hebben geen stuiver meer.
Goed, goed. In elk geval zou je bijna niets meer te doen gehad hebben. Bijna alle kinderen zijn vertrokken.
(De Oude Fluitspeler komt op.)
Goeiedag mannen! Ik kom hier zitten, ik voel me alleen maar in staat me te laten hangen.
Ik voel me ook nergens anders toe in staat.
(Climando gaat languit bij de rivier liggen en de Oude Fluitspeler gaat op de bank zitten, met de benen uitgestrekt. Lange pauze)
Dat komt van de bakfiets.
Ik heb verdomme de hele middag doorgebracht met kinderen te dragen. Ik heb vooral pijn onder mijn armen.
Dat komt van de espadrilles. Mij gebeurt bijna hetzelfde, omdat ik zoveel fluitspeel, doen mijn knieën er pijn van.
(Ze praten allebei overhaast.)
Dat komt van uw hoed. Mij gebeurt bijna hetzelfde, omdat ik bijna niets eet, doen mijn nagels er pijn van.
(heel kwaad)
Dat komt omdat je water drinkt aan de fontein. Mij gebeurt bijna hetzelfde, omdat ik aldoor een broek draag doen mijn wenkbrauwen er pijn van.
(agressief)
Dat komt omdat u niet getrouwd bent. Mij gebeurt bijna hetzelfde, omdat ik zoveel slaap doen mijn zakdoeken er pijn van.
| |
| |
(heftig)
Dat komt omdat je geen loterij-biljetten koopt. Mij gebeurt bijna hetzelfde, omdat ik zoveel loop doen al de haren van mijn hoofd er pijn van.
(helemaal tevreden)
Da's niet waar! Da's niet waar!
Nee, nee, 't is niet waar, al de haren van uw hoofd kunnen u geen pijn doen want u bent kaal.
Nee, nee, maar als u wilt kunnen we opnieuw beginnen.
Onmogelijk, jij redeneert beter dan ik en de rede wint altijd.
U wilt toch niet zeggen dat ik u verraderlijk heb beetgenomen? Als u wilt, laat ik u een ritje met de bakfiets maken.
(helemaal vertederd)
Een ritje met de bakfiets! En laat je me de kinderen aanhalen?
Ja, als u ze tenminste hun snoepgoed niet afpakt.
Zie je dat je me niet kunt uitstaan? Wat heeft hun snoepgoed daarmee te maken? Zie je wel! Hè?
(Climando schaamt zich?)
Laat je hoofd niet zakken, niet zakken laten!
(tevreden)
Dus je geeft toe dat je me niet goed behandelt?
(nederig)
Ja...
(Vastberaden:)
Maar ik heb u beloofd een ritje met de bakfiets te laten maken. Ik kan toch niet vriendelijker zijn.
(zacht)
Een ritje met de bakfiets, en de kinderen aanhalen. Ik zal met mijn hand hun hoofd aaien en ze zeggen... ik zal ze zeggen...
(agressief)
Zeg, laatje me ook met de belletjes spelen?
Nee, want u moet fluitspelen en men heeft nog nooit gezien dat iemand twee instrumenten tegelijk speelt.
Je laat me niet, omdat ik geen bankbiljetten noch redenen heb. Tot ziens!
(Hij staat kwaad op, en gaat aan het einde van de bank zitten.
| |
| |
Hij kijkt in de richting tegengesteld aan die waar Climando zich bevindt.)
Je geeft me bovendien geen duimbreed toe, en je geeft me niet eens een sardientje... en je brengt me niet eens een slok water voor wanneer ik dorst heb.
Denkt u soms dat ik Sinterklaas ben?
(Climando gaat aan de oever van de rivier zitten om te vissen. Hij werpt een lijn in het water, waaraan een vishaak.)
(luid neuriënd en de lettergrepen duidelijk uitsprekend)
En bovendien zijn Apal en ik heel tevreden want we hebben een verbazingwekkend plannetje gevonden. En we laten niemand met ons meedoen.
(ook neuriënd)
Ook ik ben heel tevreden dankzij een ander plannetje. En ik zal niks tegen niemand zeggen om de idioten de smoor in te jagen die me niet op de bakfiets laten stappen.
We hebben een foefje gevonden zodat niemand ons kan achtervolgen, en zo hoeven we niet van de ene plaats naar de andere te vluchten, zoals nu.
Het zou me heel erg verbazen als Apal iets deed.
(Apal wordt opnieuw wakker. Hij rent twee keer het toneel rond. Dan slaat hij zich met de armen gekruist met de handen op de rug.)
(af)
Ook goed, ik laat jullie alleen.
(tot Apal, zonder naar hem te kijken)
Heb je het koud?
Als je wilt kunnen we gaan slapen bij de uitgang van de ondergrondse.
(Hij praat voortdurend alsof het hem moeite kost)
Da's waar. Goed, maar we zouden kunnen gaan liggen bij de keukens van het Grand Hotel.
Ja, die ellendeling van een portier is ons niet goed gezind, die ouwe bok gooit ons met water,
(na een tijdje)
We
| |
| |
zouden een bioscoop kunnen binnensluipen.
En dat komt allemaal omdat we niet onzichtbaar zijn. Ach! als we onzichtbaar waren! Apal, als ik onzichtbaar was zou ik gaan slapen in de portierswoning van het Groene Paleis. Op het kleed! Wat zou ik me lekker voelen! Maar wat kunnen we dan doen om in de warmte te slapen?
Omdat we geen geld hebben, gaan we naar de hel.
Maar daar ben ik zo bang voor.
We zijn niet zo arm. We hebben de bakfiets nog.
(na een tijdje)
Het vervelende is, dat als we morgen de huur niet betalen, ze die ons afpakken. En we hebben nog niks.
We hebben het wel moeilijker gehad.
Het moeilijkste is de kou. We kunnen wat doen. We gaan samen slapen en als jij me dan zegt: ‘Climando, ik heb het koud aan mijn voeten’, zal ik er op blazen. En als ik je dan zeg: ‘Apal, ik heb het koud aan mijn handen’, dan blaas jij me op de handen.
Niet meer dan je pink oplichten.
Je doet de hele dag niets anders.
(Climando fluit terwijl hij de lijn in het water gooit om te proberen te vissen. Mita komt op: een jong meisje gekleed in zwarte vodden)
Hé daar, Mita!
(Ze gaat vlakbij Climando zitten.)
(Mita maakt een vaag gebaar.)
Om je minder droevig te maken zou ik je een kus moeten geven.
(Pauze)
| |
| |
Ik heb je kussen liever dan de ovens van de banketbakker uit de laan.
Mij gebeurt bijna hetzelfde bij jou. Maar je kunt er geen maaltijd van maken.
Omdat je meer van gebakjes dan van mijn kussen houdt.
Voor mij is het hetzelfde.
We zijn de een voor de ander geboren,
(opgewekt)
Allebei houden we meer van gebakjes dan van kussen.
Maar ik ben heel droevig.
Wat is er met je aan de hand?
Ja, niets en niets en niets.
Nee maar, wat moet je dan droevig zijn!
Ik zou zelfmoord willen plegen, zo droevig ben ik.
Ik weet het niet, voor niets... Dan zou ik niet droevig meer zijn.
Ach, ja natuurlijk, da's waar. Daar had ik niet aan gedacht.
(na lang nadenken)
Het is duidelijk. Pleeg zelfmoord.
Is het niet het beste wat er is?
Natuurlijk is dat het beste wat er is. Dat zie ik heel goed. Ik zou er spijt van hebben omdat ik veel van je houd, meer dan van de bakfiets, en bovendien zijn je kussen bijna beter dan brood met ansjovis. Maar, Mita, als je gelooft dat je gelukkiger zult zijn door zelfmoord te plegen, pleeg dan zo vlug mogelijk zelfmoord.
Wat ben je goed! Wat geef je me toch goede raadgevingen!
Jij en de ouwe met zijn fluit, al is hij een knorrepot,
| |
| |
en Apal, zijn heus wel diegenen van wie ik het meest ter wereld houd. Pleeg maar zelfmoord, Mita, wees niet bang.
En jij, wat denk jij ervan?
Ik, ik heb daar niet aan gedacht. En bovendien moet ik morgen de huur van de bakfiets betalen. Ik kan geen zelfmoord plegen. Vraag het aan Apal, als het zo uitkomt, wil hij ook wel zelfmoord plegen.
Apal, o nee. Hij slaapt altijd.
Nou, vraag het dan de ouwe.
Hij is al heel oud om nog aan zelfmoord te denken.
climando
Da's waar, dat zie je nooit. Dat zou erg slecht zijn.
En omdat hij alleen maar zelfmoord zou kunnen plegen met zijn fluit, denk eens aan hoe moeilijk en lelijk dat zou zijn.
Goed, maar hij zou ook op een dak kunnen klimmen, zijn ogen dichtstoppen en op het ogenblik dat hij er het minst op verdacht was: pats, hij zou al dood zijn.
En als hij duizelingen heeft? Als je oud bent, heb je zelfs geen duizelingen meer.
Da's vervelend.
(Pauze)
En jij, hoe pleeg jij zelfmoord?
Jij vergeet altijd alles. Herinner je je de dag dat je aan de arm van Apal door het straatje kwam, dat je toen een tramconducteur bent tegengekomen, dat je hem hebt gezegd: ‘Zeg, ga niet weg, morgen is het mijn verjaardag’, en dat toen de conducteur vertrokken is zonder naar je te luisteren?
Dat wil nog niet zeggen dat ik alles vergeet.
Zo! Nou, toch is het waar!
(Pauze)
Wat vervelend is, als je zelfmoord gepleegd hebt, kan ik je niet meer over je knieën aaien...
Dan aai je maar de knieën van Cepina, de poffertjes-verkoopster.
En wie zegt me dat haar knieën even mooi zijn als de jouwe?
| |
| |
Ik weet best dat mijn knieën mooi zijn, maar die van haar zijn ook niet lelijk. Elke ochtend wast ze haar knieën met water en gras.
Toch zeg ik je, dat ze niet zoals de jouwe zijn... Laat ze me nog eens aaien.
(Mita licht haar rokken wat op en Climando streelt haar knieën)
Ik hou van je knieën omdat ze zacht zijn, en glad, en groot en wit, als een porseleinen bord, maar weker. Bovendien zijn ze niet gerimpeld als die van mij. Moet je eens zien hoe lelijk die zijn.
(Climando begint een van zijn laarzen uit te trekken.)
Waarom trek je je laars uit om me je knie te laten zien?
Nou... omdat de broek in de laars moet blijven zodat ik geen kou vat.
(Het lukt hem eindelijk zijn laarzen uit te trekken en hij licht zijn broek op tot op kniehoogte.)
Kijk, voel maar, voel maar, je zult het wel zien.
(die ze aanraakt)
Ba! Wat zijn ze lelijk, wat zijn ze gerimpeld!
En dan zie je ze vandaag nog terwijl ik brood gegeten heb gedompeld in tonijne-olie. Je zou ze op andere dagen eens moeten zien.
En ze zijn bovendien heel vuil.
Dat komt omdat ik ze niet was.
(Apal, waarschijnlijk om een gemakkelijker houding aan te nemen, verandert van plaats.)
Apal, wanneer hou je nou eens op met slapen?
Laat hem, man, je weet toch dat hij minstens achttien uur per dag moet slapen.
Ja, maar op een dag gaat hij er nog aan dood van zoveel slapen.
Dat maakt voor hem toch geen verschil uit. Zijn dromen zijn vast en zeker veel mooier.
Hij zal wel dromen dat hij slaapt.
| |
| |
Wat moet dat aangenaam zijn.
Verbazend! En dan, als hij wakker is, en omdat hij zich nooit ergens mee bezighoudt, hij kan niet gelukkiger zijn. Wij zijn het veel minder, wij die ons altijd moeten verbergen voor smerissen, portiers en mensen met geld. En het ergste van alles is, dat wij niets hebben om de huur van de bakfiets te betalen.
(Pauze.)
Ze zullen ons in de gevangenis stoppen.
In de gevangenis zal het niet leuk zijn. Ze zeggen dat er wandluizen zijn en het ergste is dat er elk ogenblink hongerstakingen uitbreken, en als je niet oplet ben je zo dood.
Hou je daarbuiten. De bakfiets is niet van jou... en bovendien ga je zelfmoord plegen.
Zie je wel hoe je alles vergeet?
Ik was alleen maar vergeten dat ik zelfmoord moest plegen.
En denk niet dat ik het lachend zeg. Zo begin je. Ik had bijvoorbeeld een vriend, die 's zondags bretels droeg en een riem door de week, en daarom dronk hij 's zondags meer dan gewoonlijk.
Ja, natuurlijk. Maar wat moet ik doen om me te herinneren dat ik zelfmoord moet plegen?
Schrijf het op of leg een knoop in je zakdoek.
Het is in je eigen belang. Denk er eens aan dat je alleen maar gelukkig zult zijn als je zelfmoord pleegt.
Natuurlijk. Dus, je ziet het, pleeg zo vlug mogelijk zelfmoord.
En jij, het moet jou niet gaan spijten.
(teder)
Mij, Mita? Ja, heel veel, enorm veel. Ik hou zoveel van je. Jij met je witte en gladde en grote knieën.
Ik hou ook van je, hoewel je zo lelijk bent als geen twee anderen.
| |
| |
Als je wilt, Mita, laat ik je de bakfiets terugbrengen naar de stalling
Is dat waar?
(Climando schudt bevestigend zijn hoofd, heel tevreden)
Wat een kansje!
(een tijdje)
En laat je me dan rijden met één hand?
Met één hand?
(hij denkt na)
Enfin, goed,
(hij denkt na)
En wat ga je dan met de andere doen?
Ik zal een vinger in mijn neus stoppen.
Jij bent me er eentje! Jij kunt ook alles.
(opgewonden)
Als je wilt, ga ik zelfs rijden met mijn ogen dicht.
Nee, geen sprake van. Je zou in het water vallen en de vissen zouden je opeten.
(verschrikt)
Onee, dat niet!
Jou moet ook alles gezegd worden. Als ik er niet was, wat zou er dan met je gebeuren?
Al goed. Ik zal de bakfiets naar de stalling brengen zonder mijn ogen dicht te doen.
En je komt meteen terug. De stalling is vlakbij en je hebt maar twee minuten nodig.
En verschuil je niet achter de bomen om lekker de mannen te zien pissen.
Neenee, je zult het zien, ik ben zo terug. Tot direct.
(Mita klimt op de bakfiets en verlaat het toneel. Men hoort de belletjes. Climando aarzelt. Hij denkt na, lopend van het ene eind naar het andere. Hij richt zich tot Apal en schudt hem door elkaar om hem wakker te maken.)
Apal, je hebt je achttien uur geslapen.
Kom op, ouwe jongen, word wakker.
Je gedraagt je als een marmot! Kom op, ouwe jongen, sta op, word wakker.
| |
| |
(Apal richt zich langzaam op.)
We moeten geld vinden om de huur van de bakfiets te betalen.
Maar dan gooien ze ons in de gevangenis.
En dan nemen ze ons de bakfiets af.
Maar wat moet er dan van jou en van mij worden?
Ik, ik moet slapen. Als ik nadenk, lijd ik honger en kou.
Ja, dat is het vervelende, als je nadenkt.
Vooral wanneer de dingen waaraan je denkt, heel vervelend zijn.
Waarom vertel je jezelf geen leuke verhalen?
Dat is heel verkeerd.
(Pauze.)
Maar kun je niets vinden om de bakfiets te betalen?
(Mita komt op. Apal maakt gebruik van haar aankomst om weer in te slapen)
(Zij wijst rechts naar iemand die niet te zien is.)
Wat een gekke kerel! Wat doet-ie hier?
Hij volgt me. Mijn knieën bevallen hem zeker ook.
Nee, hem niet. Hij ziet er vreemd uit, en jouw knieën bevallen dat soort mensen niet.
Wees niet bang. Hij zal zich aan ons tweeën niet durven wagen. In elk geval, als hij het toch doet, roepen we Apal om ons te helpen.
| |
| |
Zie je dan niet dat hij slaapt?
(kijkt naar rechts)
Hij is stil blijven staan.
(wijst)
Hij kijkt naar ons.
Heeft hij iets tegen je gezegd?
Nee, hij heeft me alleen maar zijn portefeuille laten zien.
Maar waarom achtervolgt hij je dan? Wat een veelvraat! Hoe meer ze hebben, hoe meer ze willen. Moet je eens rekenen, hij heeft niet alleen een portefeuille vol biljetten, maar hij wil ook jou nog.
Nou! ik maak hem mijn complimenten niet; zo vies als je eruit ziet, vandaag.
Dat is waar, ik ben erg vies.
En jij kunt hem niet bevallen. Hij kent je goede zijden niet. Hij zal niet weten dat je in een ton kunt lopen, en dat je met je tenen in het zand kunt schrijven, en dat je vogels kunt vouwen van papier. Omdat hij dat allemaal niet weet, kun je hem niet bevallen.
Wat een vreemde kerel.
(Lange pauze)
Herinner je je nog, dat ik je kende toen je aanplakbiljetten van de muren aftrok om het papier te verkopen? Hij zal nooit zoveel plezier met je hebben. Ik heb de zak gedragen tot halverwege de winkel van Sarpe, en jij de andere helft. En naderhand hebben we met het geld pinda's gekocht bij tante Simplicie. En wat wil hij van je? Als hij zoveel geld heeft moet hij maar zoveel pinda's kopen dat hij er ziek van wordt en dan zal hij zijn geluk wel opkunnen.
Het vervelende is, dat mannen die biljetten hebben zulke lelijke pakken dragen en zich veel scheren, daarom hebben ze een gezicht als een stuk zij. Het is walgelijk. En ze hebben een
| |
| |
slechte adem, en dat is wel het toppunt. En ze maken zich vaak moe. Het is schandelijk. Als ik veel geld had, zou ik dezelfde kleding dragen als nu en ik zou veel brood met sardines eten en alle koude nachten zou ik in de warmte doorbrengen, maar in de zomer zou ik vlakbij de rivier komen slapen.
Dat zegje nu, maar als je, naderhand, veel geld zou hebben, zou je alleen maar domme en lelijke dingen kopen die nergens goed voor zijn.
Geen twijfel aan. Je belooft veel en dan word je rijk en je herinnert je niets meer. Neem bijvoorbeeld de kleine Vincent, de zoon van Moscona die longontsteking kreeg toen hij vijf maanden oud was, en op zijn zesde viel hij van de trap.
Een ongeluk komt nooit alleen.
Het vreselijkste ongeluk is dood te gaan van de honger, en de honger komt altijd alleen.
En daarom wil ik, als ik doodga, dat men mijn lijf in het water gooit voor de vissen om te eten, en dat de Oude Fluitspeler ondertussen een droevig of vrolijk wijsje speelt.
(kijkt naar rechts)
Hé! moet je zien hoe hij ons bekijkt.
Da's zeker waar. Het zal wel een smerig individu zijn.
Denkt hij daar de hele nacht te blijven?
Dat soort mensen is erg lastig. Je zou zeggen dat ze niets anders te doen hebben.
(Pauze)
Ik heb bijna medelijden met hem.
Ja, welzeker, de arme man.
Natuurlijk, de arme man. En dat allemaal omdat hij er zin in zal hebben je te omhelzen.
(Hij kijkt haar strak aan.)
Wees niet gemeen tegen hem.
(ontroerd)
Hij is droevig.
Da's waar. En dat allemaal door jouw schuld. Heb jij geen medelijden met hem?
| |
| |
Ja, heel veel. Maar hij is afgrijselijk lelijk.
Maar dan moet je nog meer medelijden met hem hebben.
Ja, maar hij doet me nog meer walgen.
Denk maar dat ik het ben. Als je je ogen dichtdoet, zul je het verschil niet zien.
Maar hij heeft biljetten.
Da's waar, dat herinnerde ik me niet meer.
Als hij biljetten heeft, is het hem om het even wie hij omhelst, mij of een ander. Met geld kun je alles kopen wat je wilt, daarbij inbegrepen duizend blikjes ansjovis.
Ik heb een idee. Waarom zouden we hem de biljetten, die hij in zijn portefeuille heeft, niet afnemen?
En wat moeten we doen met zoveel geld?
We nemen hem alleen maar af wat we nodig hebben om de huur van de bakfiets te betalen.
We kunnen ook wat afnemen om vier broodjes te kopen, een voor Apal, een voor de ouwe, een voor jou, en een voor mij.
En een pot gloeiende kolen.
En...
(gehinderd)
We kunnen niet meer verlangen want naderhand word je precies als de schildpadden.
Dat is het vervelende, als men verlangt.
Zeg, hoe nemen we hem de biljetten af?
Ik weet 't niet. Dat moet jij beter weten dan ik, jij bent een man.
climando
We kunnen hem zeggen: ‘Zegt-ons, meneer, welke kleur heeft uw portefeuille?’ En dan zal hij zeggen: ‘groen’, en ik ‘rood’. Net zolang tot hij hem te voorschijn haalt om me te overtuigen. En dan nemen we hem die af en we redden ons door hard te rennen. Omdat hij rijk is, zal hij niet kunnen rennen of hij rent als een eend en hij zal ons nooit kunnen inhalen.
Maar, als zijn portefeuille rood is?
| |
| |
We moeten overal aan denken.
o We kunnen beter Apal om raad vragen.
o Apal, Apal, Apal!
(Hij schudt hem dooreen)
Je hebt je achttien uur geslapen.
Kom, ouwe jongen, word wakker.
(Apal richt zich op.)
(wijst met de vinger)
Zie je die gemene vent daar?
Hij heeft veel biljetten.
Die moeten hem worden afgenomen om de huur van de bakfiets te betalen.
Vind je niets? Doe even moeite, alsof je een hoek zocht om te slapen.
(pauze)
Door hem dood te maken.
(kijkt Mita in de ogen)
Zeg niet dat het je angst aanjaagt. Of ga je nu soms ontdekken dat je bijgelovig bent of dat je bang bent voor doden? Je wilde zelfmoord plegen.
Geloof niet dat het zo verschillend is. Eigenlijk gaat het in beide gevallen om de dood.
Maar, in het ene geval, gaat het om de mijne.
Nog erger. Wat herinner ik me nog goed de dag dat ik van de trap ben gevallen.
Apal begint weer in te slapen.
Apal, en hoe maken we hem dan dood?
| |
| |
Natuurlijk, het kan niet eenvoudiger, we zijn met zijn drieën.
Dat bevalt me niet erg hem dood te moeten maken. Het is een heel lange manier om hem te bestelen.
Het is de enige manier waarbij niemand het weet. Als we hem niet doodmaken, gaat hij onmiddellijk aan de rechter vragen om ons op te sluiten, en omdat hij vast en zeker andere biljetten thuis heeft, kan hij doen wat hij wil.
En bovendien heeft hij er vast en zeker zin in zelfmoord te plegen.
Daar had ik niet aan gedacht.
We zullen hem die moeite besparen.
(tot Apal)
Val nu niet in slaap, ouwe jongen.
(wijst naar de omheining)
Daar.
Ja, laat Mita hier blijven om zijn aandacht te trekken.
(Climando en Apal gaan op weg.)
Doe niet zo dom, denk aan de bakfiets en aan de broodjes met ansjovis en dat hij zelfmoord wil plegen. Blijf staan, blijf staan.
(Hij trekt zich zijwaarts terug, pas voor pas, op een zingende toon.)
Blijf staan, let op het vogeltje, blijf staan.
(Mita blijft alleen op het toneel achter. Om zich moed in te spreken wil ze neuriën, licht dan de vodden op die haar knieën bedekken. Ze gaat steeds verzekerder zingen. De man met de biljetten komt langzaam op. Nog voordat hij bij Mita aankomt wordt het licht minder en minder tot de volkomen duisternis)
doek
| |
| |
| |
Tweede bedrijf
(Men hoort Mita zingen. Dan een korte stilte. Het licht komt langzaam terug. Men treft Apal aan, die op de bank slaapt. De bank is overal met bloed bevlekt. De Fluitspeler komt binnen.)
Hé, zeg Apal, heb je dat gezien?
(hij wijst op de vlekken)
Kijk daar eens wat een vlekken!
(hij gaat er langs en ruikt er aan)
Ze hebben hier een beest doodgemaakt, geloof je niet?
(pauze)
Als het tenminste geen olifant is... Wat een bloed!
(zonder zich op te richten)
Wat is er aan de hand?
Kijk, er zit hier overal bloed.
Maar, ouwe jongen, zie je al dat bloed niet?
We zouden iets moeten doen.
Laat me met rust, ik heb slaap.
Moet je zien wat voor een jij er bent! Goed, ik ga al, ik wil niets weten. Het bloed geeft me dorst en het water is nu heel koud, en de wijn is heel duur. Tot ziens, Apal.
(De oude fluitspeler gaat af. Apal rent twee keer in het rond, en probeert niet in het bloed te lopen. Dan slaat hij zich op de rug en strekt zich opnieuw uit om te slapen.
Stilte.
Men hoort het klingelen van de belletjes op de bakfiets.
Dan komen Mita en Climando op, gezeten op de bakfiets?)
(roept, heel tevreden)
Apal, Apal, ik heb de huur van de bakfiets betaald.
Laten jullie me niet gaan slapen?
Maar natuurlijk, ouwe jongen. Laat hem slapen, hij heeft gisteren hard gewerkt.
Ze denken altijd dat iemand doodmaken niet van belang is.
Nou, ik vind dat hij ergens anders had kunnen slapen.
Nee,
want bloed brengt geluk.
| |
| |
Nee, nee, ik herinner me heel goed: zout op de grond brengt het kuiken geluk.
Maar Apal is geen kuiken...
We hebben hem het broodje niet gegeven.
We hebben een broodje voor je gekocht.
(Apal eet.)
Het heeft niet veel gekost.
Er blijven ons tien biljetten over.
En de huur van de bakfiets is betaald.
(De Oude Fluitspeler komt op.)
Er zijn, daar, veel smerissen.
(Hij wijst naar rechts.)
Er is misschien een parade.
Nee, want in parades komen er tanks voorbij.
Maar er kan ook een parade zijn zonder tanks.
Onmogelijk. De tanks zijn nodig om zich een weg te banen.
Nee, om zich een weg te banen in parades hebben ze vlaggen.
Nooit, ze hebben vlaggen om de grote soldaten te verbergen.
| |
| |
De groten dragen korte kleren om hun lengte te verbergen.
Da's weer fout. De korte kleren geven ze aan de soldaten die geen haar op de benen hebben.
Da's niet waar, da's niet waar. De soldaten die geen haar op de benen hebben zijn geen soldaten. Dat zijn soldaatskes. En omdat er geen soldaatskes zijn is wat u zei niet waar.
Als u wilt, beginnen we opnieuw.
Nee, want jij redeneert beter dan ik en de rede wint altijd.
Dat soort verhalen vertelt u altijd, maar de waarheid is dat u bang bent en dat u uitvluchten zoekt.
Het zijn geen uitvluchten, het zijn waarheden. Jij smokkelt aldoor.
Nee, nee, nee en nee. U zult zich herinneren dat er in de Ramstraat een fontein is. Goed. Nou, die fontein is een dezer dagen overstroomd toen er een wagen met hooi in is gevallen.
Dat vertel je me om indruk te maken. Maar je weet heus wel dat je smokkelt.
Als u wilt, geef ik u een vergoeding.
Nou eh... nou eh... nou eh...
(stilte)
nou eh... ik weet niet.
Zie je wel dat je me geen vergoeding wil geven? Zie je wel dat je je onmiddellijk terugtrekt? Zie je wel dat je me niet kunt luchten of zien? Hè?
(Climando schaamt zich)
Laat je hoofd niet hangen, niet laten hangen,
(heel tevreden)
Erken je nu dat je smokkelt en dat je me verdomd slecht behandelt? Zeg eens, erken je dat?
(heel nederig)
Ja, ik erken het.
(die weer natuurlijk wordt)
Maar ik heb u een vergoeding beloofd... Ik weet wat ik u ga geven. Van alle woorden die u gaat zeggen zal ik twee letters weglaten.
| |
| |
(De oude denkt enkele ogenblikken na.)
(verheugd)
Twee letters, hè? En in het woord en? En het woord u? En in het woord sss? En in het woord ttt? En in het woord ddd? En in het woord ggg? En in het woord E? En in het woord fff? En wat nog erger is, in het woord...?
(Hij geeft geen enkel geluid)
(Hij doet alsof hij iets zegt maar er komt geen enkel geluid uit.)
Hoor je dan niet dat het de h is?
Wat kun je me daar op antwoorden? Hè? Je wilde weer smokkelen. Wat dacht je wel? Hè? Antwoord!
Dat u ouder bent, en omdat u eerder dood gaat dan ik, kunt u beter redeneren dan ik. Nu kunt u nog van me winnen. Maar bovendien hebt u veel meer ervaring dan ik.
Maar jullie redeneren heel slecht. Alsof jullie reizigers voor de halve prijs waren.
Jij, bemoei je er niet mee.
Jullie, vrouwen, het enige dat jullie kunnen maken zijn naaimachines.
(Zij spreken overhaast, al schreeuwende)
Dat, en vorken, het enige dat jullie kunnen maken.
Dat, en sleutels, het enige dat jullie kunnen maken.
En kinderen die op paarden lijken.
Dat, en kinderen die op paarden lijken. Het enige dat jullie kunnen maken.
En asbakken, dat is het, het enige.
| |
| |
(Zij blijven ‘en biljetten’ herhalen totdat zij uitgeput op de grond vallen.)
Natuurlijk, nu kunnen jullie opscheppen dat jullie weten te redeneren.
(zwaaiend)
Zij... heeft... ge... won... nen.
Kom op, wat moed allebei.
(nog steeds op de grond)
We... kunnen... niet.
Als jullie willen dat ik je kus.
(Mita nadert met haar lippen die van de Oude. De twee, die een poging wagen, richten nu hun aarzelende hoofden naar haar op. Maar Mita trekt zich terug. Zij vallen wanhopig neer. Het spel herhaalt zich verscheidene malend)
Laat... ons... met... rust... Mi... ta.
(die op de bank gaat zitten)
Een, twee, drie, wie niet opstaat is een mie.
| |
| |
(Climando en de Oude Fluitspeler staan met veel moeite op.)
climando
(op smekende toon)
Mita, waarom behandel je ons zo slecht? Wat hebben we je gedaan? Mita, ik hou veel van je.
En ik ook, ik hou van je.
En ik ook, ik hou veel van jullie.
En Apal ook, hij houdt van je.
En ik ook, ik hou van Apal en de smerissen.
Maar wat zijn ze aan het doen, de smerissen?
(tegen de Oude Fluitspeler)
U, gaat u eens kijken wat de smerissen doen.
(Hij gaat af.)
Ga je niet naar het park vandaag, de kinderen mee uitnemen?
mita
Op die manier zul je nooit geld hebben.
Maar ik zal veel zon hebben en veel zand om taartjes te bakken, en veel boombladeren.
Maar je zult geen bloempot kunnen kopen.
Ik, waar ik van hou, zijn suikerklontjes. Zo wit en zo hard.
(De oude komt rennend op.)
(hij praat heel vlug)
De smerissen komen voor jullie.
(wijst naar Climando)
Ze zoeken je, jou en Apal. Ze hebben gezegd dat jullie hier rustig moeten blijven tot de chef komt.
Jij luistert nooit naar de smerissen.
Maar ik begrijp ze nooit.
| |
| |
Nou, probeer het eens. Ik begrijp ze evenmin en als ik er een in de straat zie, neem ik een andere. Bijvoorbeeld gisteren, ik was bezig papier van de straat op te rapen toen ik, opeens, een appel zag, nou, en zonder een minuut te verliezen, heb ik die opgegeten. Maar jij, geen kwestie van. Als jij een smeris ziet maakt je dat niet koud en niet warm, alsof hij familie van je was.
Wat een gewoonte... geloof niet dat dat een verontschuldiging is.
Maar ik, ik gedraag me goed.
(neuriënde)
Ja, ja, goed.
(Op normale toon:)
En het smokkelen dat je doet, wat zegje daarvan?
Da's waar. Maar dat doe ik niet om u te plagen. Als ik u wilde plagen, zou ik bijvoorbeeld water over u heen kunnen gooien, als u slaapt.
Ja, ja, ik geef toe, dat zou vervelender zijn.
Maar, wat heb je dan voor lelijke dingen gedaan? Herinner je je.
(telt op zijn vingers)
De geschiedenis van de smerissen, die van het smokkelen met de Ouwe, die van...
(stilte)
Ik zie niets anders.
Doe eens moeite, ouwe jongen.
Aha! Ik herinner me. Op een dag...
(Hij zwijgt. Stilte?)
Welnu, op een dag...
(De twee anderen punctueren de woorden met knikkende hoofden.)
... maar dat heeft me veel verdriet gedaan.
Kom nou, daar moet je geen verdriet van hebben.
Nu zul je er verdriet van hebben. Verdriet, jij?
| |
| |
Wel, ja, dat zou hem verdriet kunnen doen.
Geloof er niets van. Hij heeft geen reden. Houdt hij bijvoorbeeld van graan? Nee, nou dan, hoe kan hij dan verdriet hebben?
Maar zeker zou hem dat verdriet kunnen doen. Maar, wie weet schrijft hij wel met beide handen.
Niemand. Absoluut niemand kan dat weten. Niet eens zijn eigen schoen. Dat is teveel van ons gevraagd.
Het is dat u niet van Climando houdt.
Dus, wat besluiten we? Doet Climando u verdriet, of niet?
(tot Climando)
Climando, je doet ons veel verdriet.
(met tranen in de ogen)
En mij nog meer dan jullie.
Ja, ik ben het vergeten. Gelooft u dat ik de dingen niet kan vergeten die me verdriet doen?
Maar wij, wij wilden weten waarom de smerissen je zoeken.
Apal, word wakker, je hebt je achttien uur geslapen.
Ik weet niet. Weet jij het niet?
| |
| |
Voor de moord op de man met de biljetten.
Maar, Apal, vanaf dat ogenblik hebben we niet meer warm geslapen.
En bovendien, we hebben hem doodgemaakt zonder boosaardigheid.
En waar staat dat allemaal geschreven?
Da's waar, het moet geschreven staan.
En getekend door de grootste chef van het district.
Ik heb het hem niet gevraagd.
Hij heeft de tijd niet gehad.
En wat geloof je nu? Dat het je als een gebraden kippetje in de bek zal vliegen?
Maar hij wilde zelfmoord plegen.
Ja, dat moet vast ook opgeschreven staan.
Ik kan zeggen dat ik het thuis heb gelaten.
Denk niet dat het idioten zijn.
Nou... idioten. Ze hebben niets van idioten. Ze zeggen dat ze in wagens kunnen stappen die vlugger gaan dan twee paarden die met losse teugels rennen.
We hebben hem doodgemaakt.
Maar het was de eerste keer.
(tot de Oude)
Na hoeveel keer is het verkeerd?
Zover ben ik niet gekomen, ik ken alleen maar de twee eerste uit mijn hoofd.
(tot Apal)
Apal, wij, wij zijn goed, wij willen geen oorlog gaan maken.
Wij lopen ook niet op het gras.
| |
| |
Wij nemen bovendien de kinderen hun snoepgoed niet af.
En jij, toen ik pijn in m'n buik had, heb je niet geslapen om me te verzorgen.
(Apal gaat liggen. Lange pauze.)
Val niet in slaap, ouwe jongen, ze komen voor ons.
Ze zullen ons heus wel wakker maken.
(tot de Oude)
Wat hebben ze je gezegd, de smerissen?
Dat heb ik je al verteld.
Ja, maar ik ben het vergeten.
(neuriënd)
Ik dacht dat ik de enige was die vergat.
Het zal wel besmettelijk zijn.
Nou, maak dan een knoop in je zakdoek.
Is het dan niet besmettelijk?
Ik herinner me niet of het niet besmettelijk is of dat het in staat stelt niet te vergeten.
Ze hebben mij dat soort dingen nooit geleerd.
Natuurlijk; het enige dat ze jou geleerd hebben is op een bakfiets te rijden.
Da's een beroep. De hele wereld zegt dat een beroep het beste is, wat er is.
Het beste is, veel geld te hebben.
Het is nog beter van tak tot tak te kunnen vliegen zonder ooit te vallen.
Het is nog veel beter duizend vliegtuigen te hebben.
Het beste is om vijfenveertig uur lang onder water te kunnen zwemmen zonder aan de oppervlakte te komen.
Het is veel beter duizend onderzeeboten te hebben.
Het beste is de hele dag te zingen bovenin een boom.
Het is veel beter duizend grammofoonplaten te hebben.
Dat zeg je allemaal omdat het je niet bevalt dat ik het beroep van bakfietsbestuurder geleerd heb.
| |
| |
(teder)
Bakfietsbestuurder! Wat is dat mooi. Het is mooier dan fluitspelen.
De bakfiets is completer dan de fluit omdat je er ook je voeten bij nodig hebt.
Ik, als ik geld zal hebben, koop ik een bakfiets en dan neem ik de kinderen in het park mee en ik zal ze over het hoofd aaien.
Enu zult ze hun snoepgoed afnemen. Alsof ik er bij was.
Je zoekt me nog steeds. Zie je wel?
Ja, Climando; je zoekt hem werkelijk. Vraag hem onmiddellijk om vergiffenis.
(heel tevreden)
Zo is het, zo is het, laat hem om vergiffenis vragen.
Kom, Climando, vraag hem vergiffenis.
Vergeef me...
(Heel zacht voegt hij er aan toe)
Maar niet heus.
Wel, vergeef me...
(Na een heel korte pauze, voegt hij er aan toe)
Maar niet heus.
Wat wilt u dat ik zeg? Vergeef me...
(Pauze)
Maar niet heus.
(de ogen wijdopengesperd)
Maar niet heus?
Ja, hij heeft gezegd ‘maar niet heus’.
Twee tegen één kunnen jullie wel.
Da's waar, wij zijn twee.
Maar hij telt voor een, dus, maar één minder.
Hij zou wel tien minder kunnen zijn.
Als hij tien minder was zou ik hem zand geven.
Eén minder is ook belangrijk. Sato bijvoorbeeld werd op een dag verliefd op een vlinder die ik in zijn zak had
| |
| |
gestopt, en omdat hij niet wist hoe hij zijn liefde kon verklaren, is hij op een stoel geklommen en ging zingen dat de liefde naar perziken smaakte, totdat de vlinder begreep dat omdat het zou vriezen, de rivier zou overstromen en dat ze beter kon vliegen naar het zieken-paviljoen waar de aardappelen bewaard worden en een sombere atmosfeer hangt. Maar op de aardappelen, die niet gewend zijn in een sombere atmosfeer te leven, zijn blauwe vlaggen gegroeid. Met de blauwe vlaggen hebben ze in de stad rode zonnebloemen gemaakt. En met de rode zonnebloemen groene klaprozen. En met de groene klaprozen nachtegalen.
(Hij spreekt heftig.)
En met de nachtegalen gloeilampen, en met de gloeilampen schoenen, en met de schoenen veren en met de veren kerkdienaren, en met de kerkdienaren broches, en met de broches...
(valt hem in de rede)
Ja, ja, met je eens, maar de smerissen zijn aan de overkant en kunnen van het ene ogenblik op het andere hier zijn om je mee naar de gevangenis te nemen. Ze wachten alleen maar op hun chef.
(wijst naar rechts)
Kijk, er komt er al een aan.
Hij zal zich met jullie bezighouden totdat de chef komt.
Ja, ze kunnen alleen maar verklikken.
Omdat ze door hun vrouwen thuis geslagen worden.
(De agent komt op.)
| |
| |
Karakatsjitsjo, karakotsjotsjitsji, tsjoetsja, karakatsji.
(tegen de Oude)
Wat heeft hij gezegd?
Iets van tsja, tsjee, tsjoo.
(De agent, woedend, richt zich tot Mita en de Oude Fluitspeler.)
Karakatsjitsjo, karakatsjotsja, tsj, tsjoe, tsja, karakatsji.
(Mita en de Oude scheiden zich van hun vrienden, enigszins verschrikt.)
O! hij is niet erg groot.
Maar hij zal wel goed kunnen spugen.
(De verontwaardigde agent richt zich nog eens tot hen en krijgt hen eindelijk van het toneel af.)
Karakatsjitsjo, karakatsjitsjo, tsji, tsju, tsja, karakatsji.
(Dan richt hij zich tot Apal, die hij wakker maakt. Daarop maakt hij op hartelijke toon verwijten tegen Climando en Apal.)
Lameli, la meloe, li, la, lamela salemi, simi, la meli.
(De agent gaat af en komt onmiddellijk terug met een hangmat waarin hij zich uitstrekt. Hij haalt een boek te voorschijn en leest.)
(tegen Apal)
Wat gebeurt er?
Slapen totdat ze me weghalen.
Slapen, nu? En als de smeris je slaat op het ogenblik dat je daarop het minst verdacht bent?
Ik vind dat je nu niet zou moeten slapen. Om wat te doen?
Om niet te hoeven praten... om niet te horen praten.
| |
| |
Praat ik soms slecht? Wil je dat ik je verzen zeg die ze mij geleerd hebben toen ik klein was...? Je zegt me nooit ergens over te praten. Ik weet niet wat jou bevalt. Zeg me ergens over te praten wat je bevalt, Apal, ik kan heel goed praten over kippen en trappen, en sprinkhanen, en bakfietsen, en ooievaars, en vissen en maaltijden. Zeg eens, Apal, waarover wil je dat ik met je praat?
Dat komt omdat je kwaad op me bent.
Ja! Ik weet wel dat je liever praat met de oude die meer ervaring heeft en kan fluitspelen.
Welnu, je moet het weten, het is niet zomaar wat. Ach! Ik weet het: je slaapt altijd omdat je slaap hebt.
Waarom zei je dat dan niet?
(spreekt langzaam, overvloedig)
En als je het eerst niet wist, hoe kun je er dan nu rekening mee houden? Dat is onbegrijpelijk. Er moet orde zijn. Men denkt eerst aan wat men doen moet, dan probeert men te doen wat men gedacht heeft. Als men dat niet kan doen, houdt men op met proberen, en dus doe je het dan niet. Maar als men kan proberen, dan doet men alles wat mogelijk is om het te doen, om de poging bijna ten uitvoer te brengen, maar als men alles wat mogelijk is doet om de poging bijna ten uitvoer te brengen en als men het probleem niet kan oplossen, is de zaak rond, maar als men het kan, dan doet men wat men zou moeten doen zonder omwegen, zonder te denken aan pogingen noch aan mogelijkheden omdat één ding zeker kan zijn. Maar voor het geval dat men probeert te denken, blijft de poging vergeefs. Enfin, wat ik je zeg is dat er een orde moet zijn, weten waarom men heeft gezegd wat men heeft gezegd, wat men gaat doen en wat men zal doen. Dat is
| |
| |
het systeem dat ik toepas met de Oude Fluitspeler en daarom win ik altijd. Hij zegt dat ik smokkel. Ik, smokkelen! Dat is toch onwaar?
Dat moet onwaar zijn.
(Apal valt in slaap.)
Dat is mijn devies: ‘Weten wat men heeft kunnen doen en wat men niet heeft gedaan’. Alles, alles volmaakt in orde. Het is niet voor niets dat wij mensen zijn die denken. Daarom begrijp ik niet waarom jij je niet herinnert wat je nu zou gaan doen noch wat je gisteren gedaan hebt. Dat komt allemaal door een gebrek aan orde. Een verdomd gebrek aan orde. Men moet een orde hebben, een rechte weg, rationeel, men moet het juiste gedrag weten te vinden. Apal, slaap niet in!
Ik zal verdergaan. Je zult het met een voorbeeld beter begrijpen. Een man droeg een kruik wijn, en een oud vrouwtje dat aan de deur van een huis zat van een andere man in hetzelfde dorp zei tegen hem... - luister goed naar dit detail dat je de sleutel verschaft - ‘Waarom draag je een kruik wijn terwijl je vier olifanten had kunnen kopen?’ En de man antwoordde haar: ‘Ik heb geen vier olifanten gekocht omdat men ze nog niet heeft uitgevonden...’ Begrijp je? Apal, slaap niet in. Wat is er met je aan de hand?
Als je in slaap valt, verveel ik me. En als ik me verveel doet me dat verdriet.
Dan zal ik een poging doen om niet in slaap te vallen.
(waardig)
Doe het niet voor mij.
(Apal slaapt in.)
Ik heb het je alleen maar gezegd om te zien wat je zou gaan zeggen.
Geloof je niet dat we ons zullen vervelen in de gevangenis?
Ik heb er niet aan gedacht.
| |
| |
We zullen zien dat ze ons spoedig gaan doodmaken.
Maken ze ons spoedig dood?
Vanwege de man met de biljetten, nietwaar?
Zullen ze ons vergiffenis laten vragen?
En is het wel zeker dat ze ons zullen doodmaken?
(Climando stapt op de bakfiets om te vluchten.)
(op berispende toon)
Karakatsjitsjo, karakotsjotsjo, tsja, tsje, tsji, karakatsji.
(Climando stapt van de bakfiets af en gaat weer naast Apal zitten.)
Dus, het is waar dat ze ons gaan doodmaken?
Maar wij, wij hebben er maar één gedood.
(Pauze)
Nou, als je maar niet denkt dat het me heel erg bevalt nu doodgemaakt te worden.
Ga nou gauw! Juist nu! Nu ik er het minst op verdacht kon zijn.
(Stilte)
En jij, wat denk jij er van?
Apal, het spijt me voor jou.
| |
| |
Goed, geloof niet dat ik er persoonlijk veel spijt van heb; wat het vervelende is, dat het zo, opeens, komt. Het spijt me veel meer voor jou, Apal.
Ach! maak je geen zorgen.
Wat wil je dat ik voor je doe?
Goed, tot ziens, rust maar uit.
(Climando loopt een paar keer om de agent heen en probeert de titel van het boek te lezen. Apal slaapt. Mita komt op, kruipend op handen en voeten. Zonder twijfel is ze bang dat de agent haar ziet.)
Mita.
(Mita komt dichter bij Climando.)
Verberg je, zodat de smeris je niet ziet.
Hij kan me niet zien, hij is aan het lezen.
Ja, maar hij leest heel vlug.
Wat gaan ze met jullie doen?
(Mita komt nader, het hoofd omlaag, ineengedrongen op de grond.)
Ze gaan ons meenemen naar de gevangenis en daarna gaan ze ons doodmaken.
(verschrikt)
Jullie doodmaken?
Nee, Climando.
(pauze)
Dus je zou iets moeten vinden om je uit de gevangenis te redden.
Wat een vervelende dingen weer.
(opgewekt)
Ik heb hele lange benen, ik zal kunnen rennen.
En zij, zij weten het niet dat je lange benen hebt?
| |
| |
En als ze je te pakken krijgen?
Daar had ik niet aan gedacht. Het is beter dat ik ze verhaaltjes vertel.
Ja, ja, jij kent hele aardige vertelsels.
Ja, zo is het, als ze me pakken, vertel ik ze een verhaal.
(geestdriftig)
Die van de ezel die naar Texas ging en met zijn oren een V maakte, die vertel je heel goed.
Nee, nee, die niet, ze zullen denken dat het politiek is.
(herinnert zich)
Goed, dan het verhaal van het paard dat verliefd werd op een telescoop en dacht dat het een schaap was.
Dat verhaal zal ze ook niet bevallen, ze zullen zeggen dat ze het niet begrijpen en dan zullen ze me levend willen verbranden.
Ja, ja, dat is het vervelende als je een verhaal vertelt dat de mensen niet begrijpen.
Welke denk je dat ik zou moeten vertellen?
Vertel ze dat je van me houdt.
O ja! Wat is die mooi!... Maar daarvoor moet je bij me zijn, zodat als ik zeg: ‘Ik houd van haar witte knieën, zo glad en groot’, ik je rokken kan optillen en ze hun laten zien. En dat, als ik zeggen zal: ‘Ze heeft een kleine zachte en blonde snor waar ik veel van hou’, ik ze die kan laten zien. En als ik zal zeggen dat je ogen zo groen zijn en zo mooi als de bakfiets voordat die heel lelijk werd, en je haren zo blond als goed brood, heb ik er behoefte aan dat je er bént, en dat we elkaar zien en dat ze ons zien. En als ik ze zal zeggen...
(Hij nadert Mita.)
dat ik je kus...
(onderbreekt hen)
Karakatsjitsjipiripipipipi.
(De agent, terwijl hij spreekt, licht zijn hoofd niet van zijn boek op.)
Karakatsjitsja paripipipi.
| |
| |
Nee, nee, hij heeft gezegd karatsjitsjo piripipipee.
Hou nu niet het tegenovergestelde vol.
Ik hou het tegenovergestelde niet vol. Ik heb gehoord karakatsjitsjee piripipipee.
Wat ben je toch steeds in de contramine en wat heb je toch een manie om te redeneren.
Karakatsjitsji, piripipipi.
(Climando gaat verlegen naar de agent toe.)
Hebt u gezegd karakatsjitsjee piripipipee of karakatsjitsja paripipipi?
(De agent klakt vier keer met de tong en luistert niet naar Climando. Climando, om zich van de goede diensten van de agent te verzekeren, haalt uit de kist op de bakfiets een aantal dingen die hij hem nederig aanbiedt: een engelse sleutel, een kartonnen doos, twee glazen buisjes, een roestige nachtspiegel, kalenderblaadjes, een conserveblikje. De agent duwt hem met de achterkant van zijn hand opzij, zonder één ogenblik op te houden met lezen.)
(tot Mita)
Hij heeft vast en zeker gezien dat jij bij me bent. Verberg je goed, vooral de onderkant van je rokken. Ik zal, om je te verbergen, gaan wandelen.
(Climando wandelt.)
De plichten van de bakfietsbestuurder...
(Climando neemt de zangerige stem van een reciterende leerling aan.)
zijn... bepalingen... verloop... betrekkingen met de vrijgezellen...
(Hij richt zich tot Mita)
Ik kan zo niet doorgaan want hij zal merken dat ik het niet weet.
Zeg dan een paar keer geen nieuws.
(wandelend)
Geen nieuws, geen nieuws, geen nieuws.
(Climando blijft rondlopen, herhalende: ‘geen nieuws’.)
(fluistert hem toe)
Luister, Climando, verander van toon, hij zal merken dat je telkens hetzelfde zegt.
(verandert telkens van toon)
Geen nieuws, geen nieuws.
(Climando herhaalt het verschillende malen.)
| |
| |
Maar je zou je nu niet moeten vermoeien.
o Maar ik ga binnenkort dood.
En denk je soms dat dat je het recht geeft je te gedragen zoals het je goeddunkt?
Dat zou er nog aan moeten ontbreken.
En ik zegje van nee. Ik ga ook dood, en Apal, en de Oude Fluitspeler, en daarom doen we toch niet wat we maar willen.
En had je soms per toeval gedacht dat dat je het recht geeft de datum te weten?
(verschrikt)
Ik weet niet.
Het is alleen maar een dienst die men je heeft bewezen.
Daar gaf ik me geen rekenschap van.
En dan ga je zonder pijn dood, zonder iets, zoals bijna iedereen dood gaat.
Maar om me dood te maken, moeten ze me pijn doen.
Niet veel. Het is wel waar dat ze je pijn gaan doen, maar in de tijd dat je pijn hebt, zal je al dood zijn.
climando
Heel goed!
Daarna, ga je naar de hemel.
(teder)
Als die bestaat... zal ik naar de hemel gaan met de schapen, en de trams, en met de ezeltjes die een V maken met hun oren, en met de mannen die bakfietsen besturen, en met de kinderen van het park, en met de ouwe mannen die fluit en viool spelen, en met de bladeren van de bomen.
(onderbreekt hem)
Ik ook, ik ga ook.
Apal? Apal, nee. Hij weet teveel dingen.
Maar hij is goed. En hij slaapt de hele dag zodat niemand er rekening mee houdt dat hij zoveel dingen weet.
Maar in de hemel kan hij niet slapen. Dat zou wat moois zijn! Weet wel dat hij de plaats van een ander zal innemen.
| |
| |
Luister, Mita. En waar kunnen we plassen in de hemel?
In de hemel wordt niet geplast.
Je zult er wel aan wennen.
(in vervoering geraakt)
Mita, wat ben je toch intelligent, jij weet alles.
En wat moet ik zonder jou in de hemel doen?
Maak je geen zorg, je zult het er niet slecht hebben. Voor mij is het veel erger; ik zal je mooie laarzen niet meer kunnen zien.
Als je dat wilt, Mita, laat ik jou mijn plaats innemen en dan maken ze jou dood in plaats van mij.
Wat denk je wel? Dat de smerissen idioten zijn en het niet zullen merken?
Het is heel eenvoudig, je doet mijn kleren aan en als ze gaan zeggen: ‘Climando, we gaan je doodmaken’, dan zeg je: ‘Climando, present.’
Ik zou moeten zeggen: ‘Mita, present.’
climando Nee, natuurlijk niet, dan zouden ze het merken.
Maar ik kan niet liegen. Want als je naar de hemel wilt gaan moet je niet liegen.
We zouden bijna een mooie vergissing gemaakt hebben!
Geef je je er wel rekenschap van dat ik op alle details moet letten?
Als ik me er geen rekenschap van had gegeven, zou ik binnen niet al te lange tijd in de hel zijn terechtgekomen.
(vol afschuw)
Zeg dat woord niet. Als ik het zou herhalen was ik de oorzaak van een heel groot ongeluk voor mij.
Het is dat woord niet, het is broodkorst. Was je dat al vergeten?
Je weet toch dat ik het een paar maal zeg aan het eind van
| |
| |
de maand, om in te halen, dat jij het niet wilt zeggen.
Heb je het deze maand al gezegd?
Nou, je bent al bezig het te zeggen.
Broodkorst, broodkorst, broodkorst: drie keer is genoeg.
Kom het maar eens te weten. Ik heb tegen iemand horen zeggen dat je kopjes op het hoofd moet dragen om de aantrekkingskracht te overwinnen.
Ja, dat is een aanduiding, maar ik houd vol je te zeggen dat drie keer genoeg is.
Omdat jij nooit weet te redeneren.
Ja, da's waar. Zeg eens, wat ga je doen als ik dood ben?
Ik wil dat je rouw voor me draagt. Helemaal in het zwart, en ook met een zwarte band om je mouw.
Nee, rouw maakt me altijd aan het lachen.
Wat ben je toch moedig! Veel moediger dan de legioensoldaten die lak hebben aan de dood. Jij hebt zelfs lak aan de rouw.
Als je wilt, wat ik kan doen, is altijd garnalen eten.
Je zou toch liever een sardientje eten dan altijd maar garnalen.
Je hebt altijd kritiek op me omdat ik zo weinig eet.
Nee, Mita, ik wil voor je doen wat je maar wilt... vooral als ik reken dat ik binnenkort gelukkig zal zijn in de hemel met de schapen en de ezeltjes.
Ik wil voor jou ook veel doen.
Dan zal het beter zijn maar niets te doen, en dan zullen we ook geen verdriet hoeven te hebben.
Wat beminnen we elkaar! Wat begrijpen we elkaar!
(verliefd) Ja.
(De Oude Fluitspeler komt op, het hoofd gebogen om niet gezien te worden.)
De chef is aangekomen, hij is daar, heel dichtbij.
| |
| |
Zeg het dan tegen Apal, zodat hij het weet.
Apal houdt meer van slapen.
Ze zeggen dat ze jullie gaan doodmaken, ik verheug me er op.
Maar jij zou je er niet op moeten verheugen. Denk eens even aan hoe grappig het voor jou gaat worden!
U zou niet tevreden moeten zijn. Voor u zal het ook wel niet zo grappig zijn, denk ik.
Ik, ik ben tevreden omdat wij dan niet meer zullen redeneren en dat jij dan niet meer zult winnen.
Dat is een belangrijke reden.
Kom, zegt u toch de waarheid, schaamt u niet, zeg dat u eigenlijk van hem houdt.
(vol schaamte) Maar, een heel klein beetje maar, een heel klein beetje. Zoveel.
(Hij laat zijn nagel zien.)
Als je wilt, laat ik je de fluit zodat je met muziek kunt doodgaan.
(Hij geeft hem de fluit.)
Zul je daar geen afkeer van hebben?
Nee, want daar draag ik laarzen voor.
Maar daarvoor moet je een bontmantel hebben.
Maar daarvoor heb ik twee tangen.
Maar daarvoor heb je twee bloemkolen nodig.
Maar daarvoor heb ik drie tandenstokers.
Maar daarvoor heb je drie regenjassen nodig.
Maar daarvoor heb ik vier schrijfmachines.
Maar daarvoor heb je vier katoenen pyjama's nodig.
Maar daarvoor heb ik vijf sokken.
(Alle voorafgaande replieken overlappen elkaar.)
| |
| |
Maar daarvoor heb je tien struisvogels nodig.
(tot Mita) Zeg hem dat ik geen vijf sokken kan hebben want sokken komen per paar.
(in het oor van de Oude) Zegt u hem dat dat onjuist is, hij kan geen vijf paar sokken hebben, want sokken komen per paar.
(heel tevreden) Da's onjuist, da's onjuist, da's onjuist. Je kunt geen vijf sokken hebben want sokken komen per paar, ik heb gewonnen.
(salueert zijn superieur) Kara.
(De twee praten onderling.)
Apal, sta op, zij komen voor ons.
Omdat ze me gaan doodmaken, Mita, bied ik je mijn laarzen aan.
(Climando trekt zijn laarzen uit en blijft blootvoets staan. Hij geeft ze aan Mita.)
(past ze aan) Jammer dat er gaten in zitten.
(richt zich tot de Oude) En aan u laat ik de bakfiets.
(geestdriftig) De bakfiets! Zal ik de kinderen kunnen aanhalen?
En laat je me ook de belletjes?
Ja. Maar vraagt u me niet meer, want u zou een schildpad worden.
| |
| |
(tot Apal) Jou gaan ze ook doodmaken, hè?
Dan krijg ik het koud. Het is winter.
Ach, er blijft je zo weinig tijd om te leven.
Goed.
(Hij doet zijn jasje uit en geeft het aan Mita. De agenten houden op te praten. De agent richt zich tot Mita en de Oude, en scheidt hen van hun vrienden, schreeuwende:)
Karakatsjitsjo piripipipi.
(De chef doet Apal en Climando de handboeien om. Apal, zonder jasje, rilt van de kou, Climando gaat van de ene voet op de andere staan om zijn voeten te warmen. De Oude Fluitspeler kijkt naar de bakfiets. Mita kijkt naar de laarzen en het jasje.)
Atara!
(De agent duwt Apal en Climando zodat ze gaan lopen. De chef en de agent ieder aan een kant. Zij gaan alle vier af. Blijven achter Mita en de Oude. Mita doet het jasje van Apal aan en de laarzen van Climando. De Oude Fluitspeler klimt, met de hulp van Mita, in de kist van de bakfiets, Mita stuurt. De Oude speelt met de belletjes. De bakfiets gaat dwars over het toneel en af.)
doek
|
|