Randstad 1-3
(1961-1962)– [tijdschrift] Randstad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 49]
| |
Ann Morrissett
| |
[pagina 50]
| |
Ford Foundation, iedereen. Ze zeggen dat ik lijd aan vervolgingswaanzin.
ik
Hebt u hier helemaal geen vrienden?
a
Geen enkele. Alleen vijanden. Maar ik houd slaven.
ik
Slaven?
a
Ja slaven. Ik doe ze handboeien om - u weet wat dat is, handboeien? - Ik laat ze handboeien dragen. In het restaurant proberen zij te eten en de mensen worden heel kwaad.
ik
Kwaad?
a
Op mij omdat ik ze handboeien laat dragen en ze kunnen niet eten. Hebt u geen handboeien?
ik
Nee.
a
Heel jammer.
ik
Wat laat u ze nog meer doen?
a
Allerlei dingen. Als ik met hen in de ondergrondse ben vraag ik mensen ‘Bent u een communist?’ Ze zeggen Nee, en ik zeg dat dat heel jammer is omdat ik een communist ben. Ik ben helemaal niet geïnteresseerd in politiek maar dat zeg ik. Mijn slaven lachen en lachen. En ik laat ze de trappen op en af rennen, op en af, op en af. Systematisch. (Dat zeg ik graag. Systematisch.) Totdat ze me smeken op te houden.
ik
Genieten zij ervan?
a
Nee, ze verafschuwen het.
ik
Geniet u ervan?
a
Nee.
ik
Waarom doet u het?
a
Het geeft me de indruk dat ik leef.
ik
Houdt u van uw slaven?
a
Nee, maar ze zijn veel intelligenter dan ik.
ik
Ontmoet u ze vaak?
a
Bijna iedere dag.
ik
Als u niet van hen houdt, waarom ontmoet u ze dan zo vaak?
a
Ik zei u: het geeft me de indruk dat ik leef.
ik
Alleen dingen waarvan u niet houdt geven u de indruk dat u leeft?
a
Ja. | |
[pagina 51]
| |
ik
Hoe oud bent u?
a
Negenentwintig. U?
ik
Zesendertig. Bent u getrouwd?
a
Ja.
ik
Hebt u kinderen?
a
Nooit!
ik
Waarom nooit?
a
Ik ben kuis. Ik moet kuis blijven. (Bij mij thuis.)
a
(Ontkurkt een wijnfles) Dat is heel opwindend!
ik
Is alles erotisch voor u?
a
Natuurlijk. Als het niet erotisch is, is het niet interessant.
ik
Als iets u interesseert, betekent dat dan niet dat u ervan houdt?
a
Nee! Ik verafschuw alles. Uitgezonderd mijzelf.
ik
Hebt u ooit plezier van een van die dingen die u verafschuwt?
a
Nooit!
ik
Verafschuwt u nooit uzelf?
a
Soms... Houdt u van de Marquis de Sade?
ik
Niet zo veel.
a
Heel jammer. Toen ik een kind was was ik heel stout. Mijn moeder strafte me door riemen heel strak om mijn dijen te binden. Dat maakte me heel opgewonden. Ze werd kwaad toen ik een erectie kreeg. Ze leerde me te masturberen. Masturbeert u?
ik
Ik verkies andere mensen.
a
Nooit! Dat is vulgair - dat doet iedereen. Ik voorzie volkomen in eigen behoeften. Ik en mijn vingers. Ik masturbeer eenmaal per dag, iedere dag. Als ik het vergeet maak ik mijzelf wakker 's nachts. Het zou mijn einde zijn als ik dat niet deed. Wanneer bedreef u voor het laatst liefde?
ik
Ongeveer twee maanden geleden.
a
Met een man?
ik
Zelfs met een Fransman.
a
Welke Fransman?
ik
... | |
[pagina 52]
| |
a
Oja? Ik dacht dat hij een heel serieuze man was. In Parijs lijkt hij heel serieus.
ik
Hij is serieus. Heel intelligent. Gelooft u niet dat een serieus iemand liefde kan bedrijven?
a
Misschien. Heeft hij een groot geslacht?
ik
Ja.
a
Dat zou ik niet gedacht hebben. Hm. Het mijne is heel klein.
ik
Dat had ik wel gedacht. U hebt kleine vingers.
a
Ja. (Hij kijkt ernaar.) Hebt u echte borsten?
ik
Ja.
a
Laat me eens voelen.
ik
Waarom?
a
Om te zien of ze echt zijn.
ik
Ik houd er niet van gebruikt te worden. Het kan me niet schelen of u gelooft dat ze echt zijn of niet.
a
Hebt u hier geen handboeien?
ik
Nee.
a
Een touw?
ik
Nee. Waarom?
a
Ik zou u aan het bed kunnen vastbinden, of u zou mij aan het bed kunnen vastbinden. Ik bind mijn slaven aan het bed. Daar houden ze van. Ze smeken me hen te doden, maar dat doe ik niet.
ik
Zijn al uw stukken zo? Ik heb er maar twee gelezen.
a
Misschien. Maar ik schreef ze niet; mijn slaven in Parijs schreven ze. Houdt u er niet van aan het bed vastgebonden te worden? Mijn moeder bond me altijd aan het bed vast om me te straffen.
ik
Wat voor vrouw was uw moeder?
a
Zeer godsdienstig. Zeer. Maar nu is ze krankzinnig. Ze ging bovenop me liggen als ik aan het bed was vastgebonden. Ze schrijft me voortdurend sinds ik Madrid verliet en smeekt me terug te komen, maar ik geef haar geen antwoord. Waarom spreekt u aldoor over mijn moeder?
ik
Vindt u niet dat ze zich tamelijk buitengewoon gedroeg?
a
Nee. | |
[pagina 53]
| |
ik
Wat was uw vader voor een man?
a
Ik wil over hem niet spreken. Mijn moeder verafschuwde hem.
ik
Wat een vreemde jeugd moet u hebben gehad.
a
Vindt u dat ik vreemd ben?
ik
Enigszins.
a
Nee: ik ben normaal, u bent vreemd.
ik
Misschien.
a
Vindt u dat ik niet normaal ben?
ik
Niet helemaal. Maar dat is natuurlijk. Misschien geeft het u meer verbeeldingskracht.
a
Verafschuwt u mij?
ik
Nee.
a
Ja dat doet u wel.
ik
Verafschuwt u mij?
a
Ja.
ik
Waarom blijft u dan hier?
a
Het interesseert me. Het geeft me de indruk dat ik leef. Hoe vindt u dat ik er uit zie?
ik
U ziet er niet lelijk uit. Meer als een kind.
a
Vindt u niet dat ik er uitzie als Toulouse-Lautrec? Dat zegt iedereen behalve de vrouw van Samuel Beckett. Zij zegt dat ik er uit zie als Franz Schubert. Dat vind ik fijn.
ik
Wilt u er niet uitzien als Toulouse-Lautrec?
a
Het kan me niet schelen... hebt u soms speelgoed?
ik
Speelgoed?
a
Ja. Een elektrische trein?
ik
Nee. Maar ik heb een schaakspel.
a
Speelt u schaak?
ik
Ja.
a
Ik zal van u winnen. (We spelen een spel dat ik begin te winnen. Arrabal complimenteert me, grijpt dan mijn hand en zet er zijn tanden in.)
ik
Ik houd er niet van pijn gedaan te worden.
a
Ik ben heel gevoelig, heel vriendelijk. Ik laat nooit bloed te voorschijn komen. (Ten slotte wint Arrabal het spel schaak. Een vriendin van mij
| |
[pagina 54]
| |
van buiten de stad komt binnen om haar koffer achter te laten. Ik praat met haar.)
a
Bent u over mij aan het lasteren?
ik
Niet precies.
a
Blijft ze hier?
ik
Ja.
a
Is ze lesbisch?
ik
Nee.
a
Gaat ze niet met u slapen?
ik
Nee, op mijn bankbed.
a
Ach, ik dacht dat ze lesbisch was. Bent u er zeker van?
ik
Ze heeft vrienden.
a
Mijn vriendin Labite is lesbisch, maar ze slaapt ook met mannen. Dat is niet goed.
ik
Maakt het u jaloers?
a
Nee, ik ben bang mijn kuisheid te verliezen! Als ik niet kuis ben is mijn leven als dichterGa naar voetnoot* beëindigd.
ik
Misschien zou uw leven als kind beëindigd zijn. Een ander soort dichter zou kunnen beginnen.
a
U bent verstandig, maar u bent te serieus.
ik
Vindt u niet dat ik een goede slavin zou kunnen zijn?
a
U zou geen slavin kunnen zijn. U moet een slaaf hebben. U bent sterker dan ik. Vindt u dat ik de knapste man ter wereld ben?
ik
Nee.
a
U bent belachelijk. U bent krankzinnig verliefd op me.
ik
Helemaal niet.
a
Dat lucht me op.
ik
Houdt u er van verworpen te worden?
a
Het geeft me de indruk dat ik leef. |
|