| |
| |
| |
Alberto Moravia
Dialoog met Claudia Cardinale
Vertaling Frits Onderdijk
Claudia, liefje, ik ga je interviewen. Maar het zal een enigszins ongewoon interview worden. Sta me toe dat ik je terugbreng tot een voorwerp.
Een voorwerp, als tegenstelling tot een onderwerp. Dat wil zeggen, niet een bepaald voorwerp, maar juist dat voorwerp dat je verondersteld wordt te zijn, dat je inderdaad ook bent.
Een voorwerp, als deze stoel hier, of die fauteuil, of dat boek?
Juist, net zo'n voorwerp. Zie je, ik wil je verleden, heden en toekomst niet kennen. Ik wil je mening niet weten over politiek, liefde, kunst, vrouwen, mannen, Italië, Amerika, films, godsdienst, koken, enzovoort. Ik stel er ook geen belang in te weten te komen hoe je leeft of met wie je leeft, welke films je totnogtoe gemaakt hebt, en wat voor plannen je hebt voor de volgende maand of het volgende jaar. Geen enkel van deze schijnbaar onvermijdelijke onderwerpen voor een interview interesseert me.
Waarom interesseren ze u niet?
Omdat deze dingen onzeker, veranderlijk zijn: ze hangen van je mening af, zijn het resultaat van je omgeving. Je kunt ze onmogelijk precies waarmaken. Bovendien zijn het dingen, die je in geen enkel opzicht bizonder maken; in feite gelijk je, wat deze dingen betreft, op miljoenen anderen.
In welk opzicht ben ik dan bizonder?
Omdat je een voorwerp bent, dat kan worden onderscheiden van elk ander voorwerp; in andere woorden, je verschijning maakt je bizonder. Geen twee dingen zijn in de natuur precies gelijk: niet éen blad aan een boom lijkt precies op welk ander blad aan een boom dan ook. Alleen de mens kan hoeveelheden dezelfde voorwerpen maken. Wat jou daarom onderscheidt van miljoenen anderen is je verschijning als een deel van de natuurwereld. Je uiterlijke kenmerken, ja; je kleren, nee.
Maar zou dit interview dan niet gaan lijken op de omschrijving op een paspoort, een identiteitskaart?
Precies; het zou een paspoortomschrijving of een identiteitskaart kunnen zijn, maar dan juister en met meer details. Maar dat is het juist: waar je ook gaatje paspoort is datgene waaraan je kan worden herkend tussen de miljarden
| |
| |
mensen die op aarde wonen. Misschien denk je dat je herkenbaar zou zijn, als je smaak, je ideeën, je mening, het leven achter je en je plannen voor de toekomst op je paspoort stonden aangegeven, in plaats van je lichamelijke kenmerken. Maar nee, je zou overal dubbelgangers vinden en in naamloosheid ondergaan. cc Maar mijn kundigheid als actrice is toch persoonlijk?
Ja, maar de produkten van je kundigheid zijn de films die je gemaakt hebt, en die zouden als paspoort niet erg handig zijn. Stel je voor hoe het zou zijn als je in New York zou aankomen, en je moest een van je films in zijn geheel af- draaien om door de douane herkend te worden.
Ja, en bovendien zou het niet eerlijk zijn, want in je films ben je niet jezelf, maar een denkbeeldige persoon. En die persoon is niet zozeer door jezelf bepaald als wel door je regisseur. Je kundigheid als actrice is waar genoeg; maar zoals je weet, is er niets onzekerder dan artistieke waarde.
Maar dan is alles onzeker.
Misschien, maar temidden van alle onzekerheden ter wereld is deze kleine moedervlek in je hals een van de minst onzekere. Maar laten we niet vooruitlopen, en stap voor stap zetten. Hoe lang ben je?
Eén meter acht en zestig.
Dan ben je tamelijk lang, niet? Taille?
58 en een halve centimeter.
Slank, maar niet te slank. Buste en heupen?
Goed, deze cijfers zijn betekenisvol als zodanig, en genoeg om de ruimte te bepalen waarin je je als zichtbaar wezen beweegt. Toch hebben we nog wat maten nodig.
De omtrek van je hoofd bijvoorbeeld, de lengte van je hals, en van je armen en benen. Alles in de natuur is een kwestie van maten, en de proporties van de onderdelen.
Maar die maten ken ik niet.
Dat geeft niet, we gaan verder. Beschrijf je haar.
Als ik het los laat hangen, komt het tot 16 cm boven mijn taille.
Dan kunnen we dus zeggen dat je haar je rug bedekt bijna tot aan je taille. Welke kleur heeft het?
Het is niet voldoende om kastanjebruin te zeggen. Ik zou zeggen dat je kastanjebruin haar had met zeer helderrode glinsteringen er in. Bovendien heeft je haar een kleine slag zodat het niet stijl en levenloos over je borst en schouders hangt, maar er vol beweging en leven uitziet als de golven ervan de rondingen van je lichaam volgen. Op welke verschillende manieren heb je het in je leven gedragen?
Toen ik vier was had ik kort haar met éen grote krul, vastgemaakt met een lintje. Toen ik zes was had ik een vlecht om mijn hoofd met pony aan beide kanten van mijn voorhoofd. Daarna droeg ik mijn haar in een knot of een
| |
| |
| |
| |
chignon. Ik had een paardestaart toen ik dertien was. Toen ik vijftien was droeg ik het net als Brigitte Bardot.
Vrouwen proberen zich altijd te vermommen met wat ze maar in handen kunnen krijgen, zelfs al is het hun eigen haar, geloof je niet? Wat voor oren heb je?
Vanaf de tijd dat ik een kind was had ik een minderwaardigheidscomplex omdat mijn oren een beetje van mijn hoofd af staan, in de wind klapperen zoals ze wel eens zeggen. Toen ik in de film I soliti Ignoti speelde, dacht ik dat ik ze tegen mijn hoofd moest aanplakken. Maar nu heb ik dat complex niet meer.
Ze hebben een mooie vorm, zonder een te lange lel; misschien zijn ze een beetje te groot, maar dat is een goed iets want grote oren zijn een teken van lang leven. Ze zijn op dit ogenblik rood. Hoe komt dat?
Ze worden vaak rood als ik opgewonden word, of in discussie raak.
Waarschijnlijk een teken van verlegenheid. Wat kun je me van je voorhoofd vertellen? Maar duw eerst die lok opzij en laat me je voorhoofd zien.
Het is een niet erg hoog voorhoofd en ziet er tamelijk weerspannig uit.
Ja, het ziet er hardnekkig uit, eigenzinnig en een beetje kinderlijk. Het voorhoofd van een vlijtig, opmerkzaam schoolmeisje. En nu je ogen. Ze zijn zwart, niet?
Nee, ze zijn donkerbruin, maar helder en stralend. Ze zijn niet zo groot, en tamelijk diep ingebed.
Ik zou er aan kunnen toevoegen dat je oogwit bijna blauw is, als bij kinderen. En nu wil je misschien zo vriendelijk zijn even te lachen.
Hoe kunt u van me verwachten op speciaal verzoek te lachen?
Je lacht op dit ogenblik al. Ik zie dat als je lacht je ogen twee zwarte spleten worden, fonkelend en onbedwingbaar als van een kwajongen met iets warmbloedigs en intens erin. Wat kun je nog meer doen met je ogen?
Wat kunnen ze nog meer uitdrukken?
Ze hebben vier uitdrukkingen: mijn ogen kunnen er sluw uitzien, ze kunnen er gemeen uitzien, ze kunnen er oneerlijk uitzien, en ze kunnen er kinderlijk uit zien.
Als je een verlangen voelt, toont zich dat dan in je ogen?
Men heeft mij verteld dat ik weet hoe mijn gevoelens te verbergen.
Soms huil ik in de bioscoop.
Maar dat is in het donker, en niet om iets dat met je eigen leven te maken heeft. Nu over je neus.
Die is recht, iets omhoog, een beetje wijd op de rug, en heel smal bij de neusgaten. Hij heeft een kleine groef op het puntje. Mijn wenkbrauwen beginnen bij mijn neus en golven omhoog in twee zeer regelmatige bogen.
Je neus is klein, maar bizonder. Ik zou zeggen dat hij er klassiek uitzag, getemperd echter door moderne sensualiteit. Dit wordt geaccentueerd door je mond die onder je enigszins wippende neus, aan de hoeken omlaaggaat, als de monden van zekere vrouwenfiguren bij Michelangelo. Hoe is je mond?
De bovenlip is dunner dan de onderlip, die vlezig is en een beetje uitsteekt, met de hoeken omlaag, zoals u al opmerkte.
| |
| |
| |
| |
Hoe zou je de uitdrukking ervan karakteriseren?
Een beetje koppig, gelooft u niet?
Niet alleen koppig. Pruilerig, smalend, en bovenal een beetje boers, landelijk. Een mond die ernaar verlangt in een vrucht te bijten en de zaadjes uit te spitten, of op een grashalm te kauwen. Misschien waren Michelangelo's modellen zelf wel boeremeisjes. Maar je mond verandert helemaal van uitdrukking als je lacht. Hij verliest zijn koppige, boerse aard en wordt... wat wordt het?
Ik weet alleen wat er met mijn gezicht gebeurt als ik lach. Ik krijg twee kuiltjes in mijn wangen; de rand van mijn lip krult op zodat deze bijna het puntje van mijn neus raakt; en mijn neus rimpelt bij mijn ooghoeken. Wie weet waarom?
Omdat je lach luid is, open, onweerstaanbaar, als van een klein meisje; hij barst open en vindt een uitweg voor je schuwheid. Men zou bijna kunnen zeggen dat je lacht om mee te delen, om je eigen bescheidenheid te overwinnen. En wat zou je zeggen hoe je tanden waren?
Heel wit, heel regelmatig, maar kinderlijk van vorm.
Ik kan ze bijna allemaal zien als je lacht. Ik kan ook wat van je tandvlees zien, dat rood is en een aantrekkelijk contrast vormt met het wit van je tanden. Je glimlach - of liever je lach - brengt ons naar de vorm van je gezicht dat deze bevat en omringt. Wat voor vorm heeft je gezicht?
Mijn kin is rond, mijn kaak is klein en buigt zich naar mijn kin in een stompe hoek. Mijn gezicht heeft dus de vorm van een ruit, of je zou kunnen zeggen, van een driehoek.
Deze vorm geeft het het aspect van een archaïsch, primordiaal, kinderlijk gezicht dat is opgeheven naar het licht. Destemeer omdat het rust op een lange, ronde, forse hals. Je weet toch, nietwaar, dat je een lange, ronde, forse hals hebt?
Ja, mijn hals is lang en mensen zeggen dat ik hem altijd stijf houd en recht met - hoe zal ik het zeggen? - een iets trots, minachtend air.
Tussen haakjes, we hebben't nog niet gehad over je huidskleur. Hoe is die?
Bruin; ik ben altijd zo donker alsof ik in de zon gelegen heb.
Laten we nu eens naar je handen kijken. Laat me ze zien. Je handen zijn alleen maar begrijpelijk als we weten dat je armen lang en slank zijn en je polsen zeer zwak. Maar hoe zou je je handen beschrijven?
Alles wat ik weet is dat ik nooit weet waar ze te houden en dat ik de gewoonte heb om er een te gebruiken om mijn mond te bedekken.
Nog een teken van de verlegenheid die een van je kenmerkendste eigenschappen is. Maar hoe zijn je handen?
Ik ben bang dat ze niet erg vrouwelijk zijn.
Ze zijn een beetje vierkant; de vingers enigszins spatelvormig; de palm is niet erg vlezig, in feite aan de platte kant; de hoofdlijnen zijn diep en rood, en de minder belangrijke bleek en heel dun. Je hebt de handen van een jongen of van een vrouw die waarschijnlijk mager is en opgedroogd. Maar jij bent niet dun en opgedroogd; wel heel het tegenovergestelde. Dat brengt ons bij je lichaam. Hoe zijn je schouders?
Ze zijn vol, rond, helemaal vrouwelijk, en vol gratie; helemaal niet scherp of hoekig.
| |
| |
Ik zou er aan willen toevoegen dat die vol en goed van vorm is, omdat je bustemaat 94 is. En je heupen?
Ik zou willen dat ze smaller waren.
Waarom? Brede heupen zijn een van de kenmerken van je lichaam, en laat mij haasten je te vertellen, dat als deze karakteristiek werd veranderd of niet bestond, je lichaam veel van zijn oorspronkelijkheid zou verliezen. Wat kun je me van je benen vertellen?
Ze zijn recht en sterk, niet zo erg dun. Ze hebben de drie vereiste kuiltjes.
Ze zeggen dat als je benen echt mooi zijn ze door drie kleine groeven moeten zijn gemerkt, zelfs als ze heel recht en heel glad zijn: een tussen de voet en de kuit, een tussen de kuit en de knie en een tussen de knie en de dij. Ik heb ze alle drie.
Men heeft mij gezegd dat ik een beetje loop als een mannequin.
| |
| |
Zonder mijn heupen te bewegen, effen, zonder onderbrekingen, heel recht en stijf.
Dat is zeker waar, maar toch als ik naar je kijk, kan ik het niet helpen te moeten denken aan een paar regels van Baudelaire in zijn gedicht. Le Beau Navire. Herinner je je die?
Nee, niet op dit ogenblik.
‘Op je brede, ronde hals, op je grote schouders,
Stapt je hoofd als een pauw met vreemde gratie,
Onbewogen, triomfantelijk
Vervolg je je weg, majesteitelijk kind?
Houd je daarvan?
Je zou ook een ander kwatrijn kunnen citeren, uit het gedicht, dat tot titel heeft:
Le serpent qui danse:
‘Onder de last van je luiheid
Beweegt je kinderhoofd
Zich met de weekheid
Van een jonge olifant.’
Deze twee fragmenten uit gedichten kunnen ons helpen bij een meer algemene visie van je persoon. Nadat we de delen hebben bekeken, moeten we nu proberen het geheel te bepalen. Vertel me dus, hoe zou jij je schoonheid karakteriseren? Maar vooraf, denk je dat je mooi bent?
Ik weet niet of ik werkelijk mooi ben. Ik geloof dat ik er vreemd uit zie.
Dat weet ik niet, ik weet alleen dat ik denk dat ik vreemd ben.
Kom, span je even in, probeer deze vreemdheid eens te beschrijven.
Misschien zou ik kunnen zeggen dat het is vanwege het verschil tussen mijn hoofd en míjn lichaam.
Zeer juist. Je hoofd is dat van een jong meisje, dat betekent van een meisje niet ouder dan vijftien jaar, je lichaam is dat van een volwassen vrouw van twintig of een paar jaar ouder. Je hoofd en je lichaam drukken twee volkomen verschillende dingen uit: je hoofd verlegenheid, ongekunsteldheid, onzekerheid, onvolgroeidheid, en gebrek aan ervaringen; het uiterlijk van een bescheiden klein meisje samen met het uiterlijk van een kwajongen; je lichaam klaarheid, rust, rijpheid, en bovenal zie ik een levenslust die puur is en spontaan, volkomen ontbloot van intellectuele en morele verwikkelingen. Corrigeer me als ik het fout heb.
Nee, ik geloof dat wat u zegt fair is.
We zouden dus kunnen zeggen dat het karakter van je schoonheid, wat jij de vreemdheid noemt, voortkomt uit het zeer sterke contrast tussen de kleine omvang van je hoofd en de grootte van je lichaam. En niet alleen van het contrast tussen de kinderlijke uitdrukking van je gezicht en je buitengewoon vrouwelijke lichaam. Zou je het daarmee eens kunnen zijn?
Ik zou het er mee eens kunnen zijn.
Dan zijn we klaar. Dank je, Claudia.
|
|