van een leraar van zijn jongens, die een persoonlijke kennis van mij was en die mij vroeg of ik trek had in een ontmoeting met Walschap, op een avond leren kennen in zijn huis, Lemméstraat 12 te Antwerpen. Elsschot woonde in diezelfde straat nummer 21. (Waren, zoals hun huisnummers, ook het karakter en het talent van beide schrijvers niet elkaars omgekeerde?)
Als twintigjarige was ik een schuchtere knaap, wanneer ik mij bevond tegenover personen die min of meer befaamd of beroemd waren. Niet dat ik er enige cultus op nahield en devoot opblikte naar dichters en kunstenaars - daarvoor ben ik een te groot oneerbiedigaard - maar ik had een soort kompleks dat mij deed vrezen dat bepaalde mensen zich een beter idee over mij zouden vormen dan ikzelf en dat ik derhalve hen alleen maar teleurstellen kon. Ik was bovendien tegenover al wie ik niet of maar half kende zeer zwijgzaam en vond het dus niet zo prettig tot spreken te worden gedwongen. Spijt dit alles was ik toch op het verzoek van die vriend ingegaan. We werden zeer vriendelijk ontvangen door Walschap en zijn vrouw. De kinderen kregen we niet lang te zien, want het was avond en ze moesten tijdig naar bed. Het was de eerste maal dat ik in een huis terechtkwam, waar gepraat werd op een manier die ik graag heb: zonder aanstellerij vrijuit zeggen wat je over een heleboel zaken denkt.
Kort nadien werd ik soldaat te Brussel. Walschap, die intussen van mij niets had gehoord, doch wel nieuwe gedichten van mij wilde plaatsen in zijn blad, stuurde mij, toen ik hem deze had gezonden, een briefkaart (misschien ligt ze nog ergens tussen mijn paperassen) met iets als dit: Beste Bert Decorte, kom nog eens gauw naar de Lemméstraat een sigaar roken.
Sedertdien is er tussen ons een hechte vriendschap ontstaan. Mijn beste vrienden zie ik nu en dan maar eens, omdat ik het best vind niet het risico te lopen door te veel ontmoetingen mekaar te gaan vervelen. Over Walschap heb ik nog nooit iets geschreven dan administratieve nota's en jaren geleden, in officiële opdracht, een korte inleiding voor de Serbo-Kroatische vertaling van Houtekiet (door mij natuurlijk niet in deze Slavische taal gesteld). Ik ben zeer blij dat mij werd gevraagd hier in een beperkt aantal woorden voor hem te getuigen. Mijn bijdrage hangt met haken en ogen aan mekaar, maar er moge uit blijken dat Walschap een man en een schrijver is naar mijn gading: iemand die iets doet en zegt zoals hij het in zijn kop heeft. Ook weeral zoveel jaren geleden schreef ik in een verzamelbundel die ik hem bezorgde volgende opdracht:
Neen, geen genade, Gerard Walschap!
Een vrije geest duldt geen vazalschap.
Hij schudt de kluisters van zijn been
en wil geen schijters om zich heen.
Schrijf, vliege 't stof in de geburen,
blijf voor de rug der rotzooi schuren,
drijf hun de angel in de balg,
stijf op uw stuk, stug in uw walg.
Zij zullen, als voorheen, proberen,
uw blank gezicht vol blink te smeren,
maar noem, al smijt men u met stront,
een kop een kop, een kont een kont.
Daaraan heb ik niets nieuws toe te voegen.