Gert Helmer
Druiven en sigaren
Van alle keren dat ik Van Duinkerken ontmoet heb, heeft de laatste mij het sterkst getroffen. Misschien vooral omdat de afstand die er van leermeester tot leerling, al zijn gemoedelijkheid ten spijt, toch altijd bestaan had, tussen de zieke en zijn bezoeker tot bijna niets scheen ingekrompen. Het was op vrijdag 12 juli. Niet wetend hoe ik hem zou aantreffen had ik een van zijn kinderen opgebeld en vernomen, dat het ‘iets beter’ met hem was: hij las weer en hij rookte weer. Mijn eerste inval, dan maar sigaren voor hem mee te brengen, verwierp ik als bij een sterfbed al te ongepast. De sigaren werden druiven. Jammer genoeg, want die bleek hij niet te mogen hebben. ‘Had ik maar sigaren meegebracht’, zei ik. ‘Ja’, antwoordde hij, ‘had dat maar gedaan, maar hier, neem er een van mij’. Hij hield mij het blikje voor en ik nam er een. ‘Kunt u bij de asbak?’ vroeg ik. ‘Nee, maar als je hem op mijn buik zet gaat het’. En zo rookten we wat. Het doet wellicht triviaal aan, zo'n kleinigheid op te halen, maar voor mij kenmerkt zij Van Duinkerken. Deze man, zo indrukwekkend geleerd op ieder uur van de dag, en ook dat tot op zijn sterfbed, kon tegelijkertijd zo voortreffelijk gewoon zijn en had zo'n natuurlijk gemak van een prettige sfeer te scheppen. In zijn kielzog kon je hoopvol het saaiste café binnenstappen, want met twee drie woorden had hij gezelligheid getoverd.
Wat ik daarnaast - met velen, weet ik - niet meer zal vergeten, is de dapperheid waarmee hij zijn dood tegemoet zag. Allerminst als een uitkomst uit het leven, veeleer als dat wat wezenlijk bij het leven behoort en daarom met een zekere nieuwsgierigheid moet worden ondervonden. ‘Het sterven aan kanker wordt opgehouden door ingewandaandoeningen’, was na de begroeting zijn eerste mededeling en het vervolg van de moeizame monoloog werd met diezelfde barse humor gelardeerd. Het gesprek kwam op de literatuur, op de jongste publikaties; hij reikte me van het tafeltje een pas ontvangen boekje aan: Triumphus Cupidinis, een facsimile-uitgave voor bibliofielen, waar hij heel ingenomen mee was. En toch, hoewel het met geen woord gezegd werd, voelde ik dat hij er met zijn hoofd en zijn hart niet meer zó bij was als altijd, dat hij bezig was ook hiervan afscheid te nemen.