César Vallejo (1895(?), Santiago de Chuco - 1938, Parijs). Vallejo heeft nimmer in zijn leven geweten hoe oud hij was. Gissingen omtrent het jaar van zijn geboorte schommelen tussen 1892 en 1898. Geboren uit arme, peruaanse ouders, als de jongste van elf kinderen, is Vallejo zijn leven lang door armoede achtervolgd. Eerst in Trujillo, daarna in Lima, studeert hij literatuur en rechten. Hij neemt zijn intrek in het eerste van de reeks armzalige hotelletjes, waarin hij tot aan zijn dood zal leven. Hij verdient zijn brood als onderwijzer, werkt af en toe als dagloner in een suikerfabriek. In 1923 wordt hij in Trujillo gearresteerd, op beschuldiging van ‘brandstichting, geweldpleging, plundering, muiterij en rebellie’; hij wordt honderddertig dagen lang zonder proces gevangen gehouden. Na zijn vrijlating - de gevangenschap had een nasleep tot in 1929 - vlucht Vallejo naar Parijs; hij wist wat hem daar te wachten stond: ‘Probeer eraan te wennen’, zei hij tegen een vriend die hem vergezelde, ‘weinig te eten. In Parijs zullen we van steentjes moeten leven.’ En in minder dan vierderangs hotelletjes, de bekende, treurige litanie: Hôtel des Escoles, rue Garibaldi, rue Molière, rue Delambre, Avenue du Maine. Vallejo leeft van ‘steentjes’: van haastig geschreven en slecht betaalde artikelen voor het ‘Bureau des Grands Journaux Latins-Américains’. In 1928 en 1929 bezoekt hij, zonder steun van de sowjet-regering, die hij weigert te accepteren, maar als ‘partijloos’ schrijver, Moskou; hij wordt eind 1929, wegens kommunistische sympathieën door de rechtse regering Tardieu uit Frankrijk uitgewezen. Hij gaat naar Madrid, en beleeft daar, tot 1936, de gelukkigste tijd van zijn leven. Hij neemt deel aan de spaanse burgeroorlog, aan de kant van de republikeinen, maar wordt ziek en keert in 1936 terug naar Parijs waar de oude misère opnieuw
begint en waar hij, op Goede Vrijdag 1938, letterlijk ‘van de honger sterft’.
César Vallejo, Poesías completas. Buenos Aires 1949.