Queeste. Tijdschrift over middeleeuwse letterkunde in de Nederlanden. Jaargang 2008
(2008)– [tijdschrift] Queeste– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||||
Hendrik Herp: observant en mysticus
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||||
Afb. 1 Hendrik Herp, Den Spiegel der volmaectheyt: nu weder ... gheapprobeert... Loven: Jan Waen, [1551?] . Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, 1708 D 20 (foto: Anna Dlabačová).
de drukpers maakten. De eerste Duitse druk van de Spieghel stamt uit 1475. De Middelnederlandse tekst werd in 1501, 1502 en 1512 te Antwerpen gedrukt. De eerste editie verscheen bij de weduwe van Roland van den Dorpe, de twee andere drukken nam Henrick Eckert van Homberch voor zijn rekening. In 1551 verscheen in Leuven de hierboven geciteerde herdruk bij Jan Waen. Aan de tekst was een nieuwe inleiding toegevoegd, zodat de druk tevens ingezet kon worden in de strijd tegen de Reformatie.Ga naar voetnoot4 De laatmiddeleeuwse en vroegmoderne populariteit van de Spieghel der volcomenheit wordt niet weerspiegeld in een intensieve studie van de Middelnederlandse tekst. Wel verscheen in 1931 een editie van de Spieghel, uitgegeven door Lucidius Verschueren O.F.M. Het feit dat Verschueren een ordegenoot van Herp was, maakte zijn oordeel over de Spieghel niet milder. In zijn inleiding bij de tekst schreef hij: ‘Herp is geen | |||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||||
oorspronkelik schrijver’.Ga naar voetnoot5 Hiermee werd de toon gezet voor het Spieghel-onderzoek. Men richtte zich op het ontwaren van één bepaalde bron in Herps tekst. In een lezing uit dezelfde periode stelde Reypens Herp voor als ‘de heraut van Ruusbroec’.Ga naar voetnoot6 Reypens' benaming nam men over om aan de schrijver van de Spieghel te refereren en zijn positie in de literatuurgeschiedenis te duiden.Ga naar voetnoot7 Zo kreeg Herp de reputatie van een weinig vernieuwende laatkomer in de mystieke traditie. De beeldvorming rond Herps Spieghel was niet alleen afhankelijk van de gerichtheid op bronnenidentificatie. In 1450 maakte Herp een overstap van de Moderne Devotie naar de franciscaanse observantie.Ga naar voetnoot8 Hendrik Herp wordt hierdoor gezien als een ‘afvallig’ Modern Devoot.Ga naar voetnoot9 Of het nu was omdat hij in conflict kwam met zijn medebroeders, of omdat hij zich niet kon vinden in de spirituele richting van de Moderne Devoten, Herps overstap interpreteert men veelal als het verlaten van de Moderne Devotie.Ga naar voetnoot10 Typerend is dat men in zijn geschriften sporen van geestelijke opleiding in de kring van de Moderne Devoten probeert te signaleren.Ga naar voetnoot11 Welhaast lijkt men over het hoofd te zien dat Herp tegelijkertijd iets nieuws begon binnen een andere, nieuwere (én ambitieuzere) hervormingsbeweging: de franciscaanse observantie. Herps ‘bekering’ betekende een belangrijke wending in zijn carrière: hij werd gardiaan van het minderbroederklooster te Mechelen en begon ongeveer tegelijkertijd geestelijke literatuur te schrijven. In de zestiende eeuw benadrukte men nog graag dat Herp zijn grote volkstalige mystieke werk voor een weldoenster van de observanten schreef. Hoewel ook de hteratuurhistoricus Kurt Ruh Herp als auteur eenduidig onder het kopje van de franciscaanse mystiek plaatste, is dit perspectief in de beoordeling van Herps literaire werk nog weinig benadrukt.Ga naar voetnoot12 Opvallend is dat de feiten die in de druk uit 1551 zo bondig en prominent bijeengebracht werden, in het onderzoek naar de tekst niet uitgediept zijn. Als we Herps biografie in het licht van de observantie bekijken, ontstaat een nieuwe kijk op zijn schrijverschap. Door de ontstaanscontext van de Spieghel te reconstrueren en te achterhalen welke rol het geschreven werk van Hendrik Herp binnen de observantie speelde en andersom, kunnen we het ontstaan van de Spieghel andermaal inbedden in de vijftiende-eeuwse religieuze ontwikkelingen. Wat bracht Herp ertoe om juist in deze periode de geleerdheid waarover hij beschikte om te smeden tot een nieuwe mystieke summa? Nadat eerst de huidige stand van onderzoek naar Herp en de Spieghel beknopt besproken is, zal omwille van de historische achtergrond een korte schets worden gegeven van de introductie van de franciscaanse observantie in de Nederlanden. De rol die | |||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||||
de Bourgondiërs daarbij speelden zal eveneens belicht worden, omdat dit van belang is voor het milieu waarin de Spieghel tot stand kwam. Vervolgens zullen gegevens uit Herps biografie verder in verband gebracht worden met de gebeurtenissen binnen de observantie. Hiermee wordt een beeld geschetst van de historische context waarin Herp de Spieghel schreef. De vierde paragraaf bespreekt de invloed van de observantie op de literaire activiteit van franciscanen in de Nederlanden, met name gericht op Herps rol in dit proces. In de vijfde paragraaf komen enkele hoofdthema's uit de Spieghel aan bod en in de zesde en laatste paragraaf wordt Herps traktaat gerelateerd aan de vijftiende-eeuwse mystieke cultuur.Ga naar voetnoot13 Uiteindelijk zullen de bijeengebrachte gegevens samengevat worden en zal een nieuw perspectief op Hendrik Herps Spieghel der volcomenheit worden geformuleerd. | |||||||||||||||||||||||
Herp en zijn Spieghel: een stand van zakenHendrik Herp werd rond 1410 geboren, waarschijnhjk in het Noord-Brabantse Erp. In 1426 stond hij mogelijk ingeschreven aan de Leuvense universiteit.Ga naar voetnoot14 Rond zijn vijfendertigste levensjaar, in 1445, was Herp rector van de Fraterheren (Broeders van het Gemene Leven) van St. Hiëronymusdal te Delft. Een jaar later, in 1446, ontving hij, vermoedelijk vanwege zijn uitmuntende preekcapaciteiten, een verzoek om het in verval geraakte Collatiehuis te Gouda nieuw leven in te blazen. Ondanks grote tegenstand van zijn Delftse medebroeders zette Herp door. Na een onderzoek naar de gang van zaken omtrent deze ‘herbevolking’ van het Collatiehuis in de zomer van 1446, werd hij als rector aangesteld. Herp nam het houden van de collaties voor het volk op zon- en feestdagen op zich en zorgde vier jaar lang voor een bloeiende stichting. In het jubeljaar 1450 vertrok Herp echter plotseling naar Rome, om daar in het franciscaanse klooster Ara Coeli zijn noviciaat te volbrengen en observant te worden.Ga naar voetnoot15 Snel na zijn terugkeer naar de Nederlanden, in 1454, kwam Herp als gardiaan aan het hoofd van het Mechelse observantenklooster te staan. Het Goudse Collatiehuis raakte na zijn vertrek in verval en liep leeg. Van twee broeders is bekend dat zij naar Mechelen vluchtten, ad dominum Henricum Erp, die hen in de observantenorde opnam.Ga naar voetnoot16 Na zijn vestiging in Mechelen begon Herps literaire werkzaamheid. Wanneer de kroniekschrijver van het Goudse Collatiehuis, Henric van Arnhem, vertelt dat Herp gardiaan werd te Mechelen, noteert hij er de volgende opmerking bij: Ubi libros composuit et collegit sermones valde notabiles.Ga naar voetnoot17 Het eerste gedateerde handschrift van de Spieghel der volcomenheit stamt uit 1462.Ga naar voetnoot18 We kunnen er dus met enige zekerheid van | |||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||||
uitgaan dat Herp de Spieghel tussen 1455 en 1460 geschreven heeft.Ga naar voetnoot19 Naast de Spieghel, het enige werk dat hij in het Middelnederlands schreef, vervaardigde Herp in de jaren 1452-1468 ook een aantal Latijnse preken en traktaten. Ofschoon Verschueren probeerde een chronologische volgorde aan te brengen, is vooralsnog geen exacte datering van de geschriften mogelijk.Ga naar voetnoot20 De directe aanleiding voor het schrijven van de Spieghel noemt Herp zelf al in zijn proloog: In Cristo gheminde dochter. Om uwer groter oetmoedigher ende deuoter begheerten ghenoech te sijn nae mijnen vermoeghen, daar ghij menichvoldelic in begheert hebt van mij te ontfanghen ene corte leere ende onderwijs, hoe men comen mocht tot een recht uolcomen leuen daer men God alre ghelijcste mede moechte werden ende inden gheest alre meest verenicht.Ga naar voetnoot21
Uit dit citaat blijkt dat Herp met de Spieghel aan een herhaaldelijk geuit verzoek van een geestelijk dochter voldeed. Uit de inleiding bij de Latijnse vertaling van de Spieghel, rond 1496 vervaardigd door de Keulse kartuizer Blomevenna, komen we te weten dat zij een vrome, gefortuneerde weduwe was, en een weldoenster van de franciscaanse observantenorde. Blomevenna vernam deze kennis van twee minderbroeders die Herp nog persoonlijk hadden gekend.Ga naar voetnoot22 In de vierde Middelnederlandse druk uit 1551 is de ‘geestelijk dochter’ Herps ‘biechtdochter’ geworden. Zoals vermeld in de inleiding wordt in de inleidende brief bij deze druk, geschreven door de Mechelse minderbroeder Adriaan van Mechelen, ook vermeld dat de weduwe in Mechelen verbleef.Ga naar voetnoot23 Zo komen we in de loop van de tijd steeds meer te weten over Herps opdrachtgeefster. De alsmaar prominentere plaats die zij in de prologen toebedeeld krijgt en de toegevoegde details rond haar persoon wijzen op haar betekenis voor het ontstaan van de Spieghel. De belangstelling voor haar steun aan de observantie impliceert Herps sterke band met deze hervormingsbeweging en lijkt het belang van de beweging voor de ontstaans- en tekstgeschiedenis van de Spieghel te onderstrepen. Wanneer we de historische context waarin Herps Spieghel tot stand kwam proberen te begrijpen, vormt de franciscaanse observantie het meest logische vertrekpunt. Voordat we enkele belangrijke gebeurtenissen in Herps leven verder in verband brengen met de verbreiding van de observantie, komt in de volgende paragraaf eerst een korte introductie van de hervormingsbeweging en hun voornaamste bevorderaars in de Nederlanden aan bod. | |||||||||||||||||||||||
De observantie en de BourgondiërsDe vijftiende-eeuwse franciscaanse hervormingsbeweging, de zogenoemde observantie, bepleitte een terugkeer naar de oorspronkelijke Regel van Sint Franciscus, waarbij de | |||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||
terugkeer naar het oorspronkelijke armoede-ideaal voorop stond. Naar het Latijnse observare, het letterlijk in acht nemen van de Regel, worden de hervormingsgezinde broeders ‘observanten’ genoemd. De overige franciscanen worden als ‘conventuelen’ aangeduid.Ga naar voetnoot24 De oorsprong van de observanten ligt in Frankrijk. In 1415 richtten de Franse hervormingsgezinde broeders zich tot het concilie van Konstanz met het verzoek eigen oversten aan te mogen stellen. Het concilie stond hun toe een eigen bestuursstructuur op te zetten, maar aanvankelijk alleen voor de Franse provincies waar zij reeds kloosters hadden gesticht.Ga naar voetnoot25 In 1443 werd een voorlopige regeling getroffen die de observanten toestond ook buiten deze provincies kloosters te stichten. De Nederlanden, die grotendeels tot de Keulse provincie behoorden, vielen ook onder deze overeenkomst. In rap tempo werd de observantie in bestaande kloosters ingevoerd (Gouda) en werden nieuwe kloosters gesticht (Leiden, Alkmaar en Antwerpen).Ga naar voetnoot26 In 1446 werd een Keulse observantenprovincie opgericht. Vanaf dat moment fungeerden de observanten in de Nederlanden onder eigen oversten en konden zij geheel onafhankelijk van de orde functioneren. De observanten creëerden hiermee in feite een tweede franciscaanse orde.Ga naar voetnoot27 Het eerste klooster dat zij vervolgens hervormden was Mechelen (1447), een van de bestuurscentra van het Bourgondische rijk. De Bourgondiërs en hun echtgenotes, Filips de Goede, Isabella van Portugal, en later Karel de Stoute en Margaretha van York, waren ijverige bevorderaars van de observantie in de Nederlanden.Ga naar voetnoot28 Vooral Isabella toonde grote betrokkenheid bij de franciscaanse observantie. Rond 1450, vlak na de overgang van het Mechelse klooster naar de observantie, woonde Isabella juist daar steeds vaker de zondagsmis bij. Na de mis bood zij de broeders een maaltijd aan.Ga naar voetnoot29 Isabella begaf zich zo in de directe omgeving van Herp. Persoonlijk contact tussen beiden is in deze periode zeker niet uit te sluiten. In 1456 trok Isabella zich terug uit het hofleven om een ascetisch leven te leiden in haar kasteel La Motte-au-Bois.Ga naar voetnoot30 In deze periode ondersteunde Isabella ook veel vertaalactiviteiten van geestelijke literatuur, waaronder de vervaardiging van een Portugese vertaling van de Imitatio Christi van Thomas a Kempis.Ga naar voetnoot31 Opmerkelijk is dat de Spieghel reeds in de eerste helft van de zestiende eeuw eveneens in het Portugees werd gedrukt. Isabella was verder bij diverse observante stichtingen en hervormingen betrokken, en ook in haar testament werden de hervormde franciscanen ruim bedacht.Ga naar voetnoot32 Behalve bij Isabella stonden de observanten ook in de gunst van andere dames uit de adel en burgerij.Ga naar voetnoot33 De Antwerpse observanten bijvoorbeeld kregen een aantal (land)schenkingen, alle vastgelegd in testamenten van vrouwen.Ga naar voetnoot34 De opdrachtgeefster van de Spieghel was eveneens een weldoenster van de observanten. Wellicht ging | |||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||||
Herp als wederdienst in op het herhaaldelijke verzoek van zijn geestelijk dochter om een mystiek instructieboek. Alhoewel we naar de exacte identiteit van Herps geestelijk dochter slechts kunnen gissen, laat het milieu waarin de Spieghel tot stand kwam niettemin zien wie Herps geïntendeerd lezerspubliek gevormd moeten hebben: welgestelde leken met een ruime religieuze belangstelling. Het persoonlijke engagement van de vrome Isabella bij de observanten is opvallend, maar ongetwijfeld had ook zij politieke bedoelingen met haar steun, mogelijk mede ingegeven door haar echtgenoot, Filips de Goede. Naar de mening van de landsheren had de vestiging van een striktere kloosterorde binnen een stad grote spirituele waarde voor de stedelijke samenleving. De prediking en pastorale activiteiten van de observanten zouden de persoonlijke religiositeit en morele standaard van de stedelijke bevolking ten goede komen.Ga naar voetnoot35 Met hun stimulerende optreden probeerden de Bourgondiërs ook de macht van de niet hervormde, rijke kloosters in de steden te doorbreken en de hertogelijke macht te versterken.Ga naar voetnoot36 In de steden waar de hertog een kloosterhervorming steunde, kreeg hij voet aan de grond: de observanten voelden zich immers door de verleende steun in zekere mate verplicht aan de hertog. Hierdoor hadden de observanten een sterkere band met de landsheer dan met de stad. De hervormingsbeweging paste daardoor uitstekend binnen de politieke ambities van de Bourgondiërs om hun macht te centraliseren. In bepaalde regio's, waaronder het bisdom Luik, werd de observantie door de overvloedige hertogelijke steun zelfs als een typisch Bourgondisch fenomeen beschouwd.Ga naar voetnoot37 | |||||||||||||||||||||||
Herp en de observantie: Gouda, Mechelen, BoetendaalVermoedelijk kort voordat hij zich aan het schrijven van de Spieghel zette, werd Hendrik Herp als gardiaan van de observanten te Mechelen aangesteld. Wanneer hij in 1454 aan het hoofd van het Mechelse klooster komt te staan, is de observantie daar slechts zeven jaar eerder ingevoerd. De invoering van de observantie was bepaald geen puur kerkelijke aangelegenheid; het was evenzeer een politieke en een publieke gebeurtenis die voor veel commotie zorgde onder de lands- en stadsbesturen en de bevolking. De hervorming van een franciscaans klooster verliep mede hierdoor lang niet altijd snel en soepel.Ga naar voetnoot38 In Gouda vond de eerste franciscaanse kloosterhervorming in de Nederlanden plaats. Tot 1446, het jaar dat Herp naar Gouda verhuisde, woonden er twee gemeenschappen van franciscanen in de stad. In dat jaar verwierven de observanten echter het recht op het leven onder eigen oversten waardoor de broeders ‘oude stijl’ de stad moesten verlaten.Ga naar voetnoot39 Als rector van het Goudse Collatiehuis maakte Herp de eerste | |||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||
stappen in de verbreiding van de observantie in de Nederlanden mee en maakte hij kennis met de actieve missiepolitiek van de observanten. Het is zeer waarschijnhjk dat Herp al in Gouda persoonlijk contact had met de observanten. In 1447, een jaar nadat Herp naar Gouda was gekomen, werd in de stad ook het eerste kapittel van de Keulse observantenprovincie gehouden, waar men Jan van der Goes tot vicarius provincialis koos.Ga naar voetnoot40 Het Goudse observantenklooster trok enkele pioniers aan die de observantie verder zouden verspreiden in de Nederlanden en binnen de orde hoge bestuurlijke functies zouden vervullen. In Gouda verbleef bijvoorbeeld de bekende franciscaanse prediker Jan Brugman. Ook Hendrik Berninck, onder wiens leiding het Goudse klooster was hervormd, en die we later nog tegenkomen in Herps levensverhaal, verbleef in de stad. Onder de in Gouda tot provinciaal vicaris gekozen Jan van der Goes werd Herp vrijwel direct na zijn terugkomst in de Nederlanden als gardiaan te Mechelen aangesteld. Dat Van der Goes Herp zo snel met een verantwoordelijke bestuursfunctie belastte, laat er vrijwel geen twijfel over bestaan dat hij Herp reeds als rector van de Goudse Collatiehuis kende.Ga naar voetnoot41 Het is goed mogelijk dat het plan tot Herps overgang reeds in Gouda was gemaakt.Ga naar voetnoot42 Deze veronderstelling wordt nog aannemelijker door Herps noviciaat in het Italiaanse klooster Ara Coeli, hetzelfde klooster waar Jan Brugman zich slechts een aantal jaar eerder tot de observantie bekeerde.Ga naar voetnoot43 Brugman streed in eerste instantie fel tegen de vestiging van de observanten te Gouda.Ga naar voetnoot44 Hij ondernam hiertoe zelfs een missie naar Rome, waar hij in Ara Coeli verbleef. Toen de paus in 1445 ook dit klooster aan de observanten overdroeg, bekeerde Brugman zich alsnog tot de observantie. Brugman werd vervolgens ook één van de leidende figuren bij de hervorming van het Mechelse klooster, dat eveneens vanuit Gouda werd hervormd. Op 7 juni 1447 namen Goudse observanten hun intrek in het Mechelse klooster, hierbij gesteund door de hertog van Bourgondië.Ga naar voetnoot45 De conventuelen legden zich niet zo maar neer bij de hervorming. Zij verlieten wel het klooster, maar bleven in de stad wonen, verspreid in huizen van burgers.Ga naar voetnoot46 Bij hun vertrek namen zij tegen het verbod in kloosterbezittingen mee, waaronder veel boeken.Ga naar voetnoot47 Het gedrag van de conventuelen tegenover de observanten en Filips de Goede laat zien hoe heftig de strijd om het franciscaanse klooster verliep.Ga naar voetnoot48 In een protestbrief betitelden de conventuelen hun uitdrijving bijvoorbeeld als tiranniek, arbitrair en brutaal. Hun klacht hingen ze aan de deuren van de kerken in Mechelen, zodat | |||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||||
deze voor iedereen te lezen was.Ga naar voetnoot49 Ook door de observanten werd met de pen gestreden: Brugman, gardiaan van de observanten, schreef tussen 1447 en 1452 een traktaat waarin hij de conventuelen vergeleek met valse profeten en ze beschuldigde van overmoed en overgave aan vleselijke lusten. Zijn tirade gaf Brugman de titel Speculum imperfectionis (de Spiegel der onvolkomenheid).Ga naar voetnoot50 De conventuelen schuwden ook fysiek geweld niet. Nikolaas Roelants, een tot de observantie bekeerde conventueel die later het observantenklooster ontvluchtte, maakte samen met drie andere conventuelen de streek tussen Antwerpen en Mechelen onveilig. Verkleed en voorzien van wapens pleegden zij gewelddaden tegen de observanten. En in de nacht van 15 op 16 december 1447 drong een groep gewapende conventuelen het klooster van de observanten binnen, wat op ernstige gewelddadigheden uitliep.Ga naar voetnoot51 Uit een stedelijk verbod op het schrijven en ten gehore brengen van gedichten en liedjes aengaende de saken vande minderbroederen, uitgevaardigd op 27 juni 1447, blijkt hoezeer ook de bevolking bij de gebeurtenissen betrokken was. In 1450 werd dit verbod nog overtreden.Ga naar voetnoot52 De beroering rondom de franciscaanse hervorming in Mechelen was zelfs in 1464 nog niet geluwd. Een in opdracht van de hertog uitgevoerde peiling van de sympathieën tegenover de observanten en conventuelen leidde tot een ware volksoploop.Ga naar voetnoot53 Als nog maar net aangestelde gardiaan van het Mechelse minderbroederklooster maakte Herp de commotie rond de observantie vanaf 1454 van nabij mee. Zijn gardiaanschap te Mechelen duurde vermoedelijk tot 1457. In 1460 reisde hij af naar Antwerpen, waar hij zijn talent voor conflictbeheersing kon laten gelden door een conflict tussen het Onze Lieve Vrouwe-kapittel en de observanten te beslechten.Ga naar voetnoot54 Ongeveer tegelijkertijd met Herps eerste reis in de Nederlanden als observant, werd het eerste bekende handschrift van de Spieghel afgeschreven. Het oudste gedateerde manuscript stamt immers uit 1462. In hetzelfde jaar werd te Hamm een observantenkapittel gehouden. Bij besluit van deze vergadering keerde Herp terug naar zijn ambt in Mechelen en werd Jan Brugman tot provinciaal vicaris gekozen. In 1464 verkreeg Herp van Karel de Stoute vrijheid van belasting voor de Mechelse observanten.Ga naar voetnoot55 Het jaar 1467 markeert een belangrijke stap in Herps carrière. In dat jaar schonk Philippus Hinckaert, de raadsheer van de hertog van Bourgondië, een eremitorium in het Zoniënbos bij Brussel aan Isabella van Portugal.Ga naar voetnoot56 Isabella droeg de kluis over aan de observanten, met het verzoek er een klooster te stichten ter ere van St. Antonius van Padua. Op Isabella's verzoek werd Herp gedelegeerd om leiding te geven aan de stichting. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||||
Waarschijnlijk werd Herp als eerste gardiaan van het nieuwe Boetendaalse klooster aangesteld. Zeker is dat hij in 1470 door het kapittel van Düren tot provinciaal vicaris werd gekozen. Onder zijn provincialaat (1470-1473) werd de observantie ingevoerd te Bolsward en kwamen er nieuwe stichtingen tot stand in Amersfoort en Herentals. Bij de laatste stichting was Herp intensief betrokken en hij onderhield contact over de stichting met Isabella van Portugal en Karel0 de Stoute. Herp hield kapittels te Gouda (1471), Alkmaar (1472) en Bergen-op-Zoom (1473). Op het laatste kapittel werd hij opgevolgd door Henricus de Bercha. Herp werd opnieuw gardiaan te Mechelen, waar hij in 1477 overleed.Ga naar voetnoot57 Uit zijn biografie blijkt dat Herps leven diep geworteld was in de beweging van de franciscaanse observantie. Zijn overgang naar de observantie markeert een belangrijke wending in zijn carrière. Hij kwam vanuit Holland naar de Zuidelijke Nederlanden waar hij in Mechelen al snel een leidinggevende functie kreeg. De observantie bracht hem ook dichtbij het Bourgondische Hof: een middelpunt van macht, cultuur en rijkdom. Hij kwam zo in contact met welgestelde leken, die een grote religieuze interesse aan de dag legden, voornamelijk in hervormingsbewegingen als de franciscaanse observantie. Herps publieke bestaan lijkt dat van een bestuurder te zijn geweest. Samen met Ruh kunnen we ons dan ook verbazen over het feit dat Herp naast al zijn bestuurswerkzaamheden nog tijd wist te vinden voor het schrijven van literatuur.Ga naar voetnoot58 Toch begon Herp in deze nieuwe omgeving, waar de observanten en de Bourgondische vorsten gemeenschappelijk hervormingen doorvoerden, met het schrijven van de Spieghel. Wanneer we het ontstaan en de beoogde functie van dit mystieke handboek willen doorgronden, lijkt de observantie wederom het meest vanzelfsprekende beginpunt. | |||||||||||||||||||||||
Literatuur binnen de franciscaanse observantieDe observanten vormden een belangrijke nieuwe en creatieve factor in de dynamische en rijk geschakeerde religieuze wereld van de late middeleeuwen. Met de uitbreiding van de observantie groeide de behoefte aan spirituele leiding en geestelijke literatuur. Na de totstandkoming van een eigen provincie en de hervorming en stichting van de eerste kloosters in de Nederlanden, wilden de observanten niet alleen laten zien wat er verkeerd was aan de levenswijze van de conventuelen (zoals Brugman deed in zijn Speculum imperfectionis / Spiegel der onvolkomenheid), zij wilden nu ook een eigen spiritualiteit naar voren brengen. De hervorming zorgde aldus voor literaire bloei; voor die tijd schreven de franciscanen in de Nederlanden zelf niet of nauwelijks.Ga naar voetnoot59 | |||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||||
Bovendien bleef de zielzorg één van de belangrijkste taken van de observanten en konden nieuwe idealen via het pastoraat ook naar het volk toe uitgedragen worden. De opkomende literatuur van de observanten speelde waarschijnlijk een belangrijke rol binnen de religieuze ontwikkelingen en het machtsspel tussen stad, staat en klooster in de Bourgondische Nederlanden van de vijftiende eeuw.Ga naar voetnoot60 Een ‘eigen literatuur’ kon mogelijk het bestaansrecht van de observanten als feitelijk aparte orde ondersteunen. Hun recht van bestaan was immers gebaseerd op het gegeven dat zij zodanig afwijkende idealen nastreefden dat zij niet verenigbaar zouden zijn met de idealen binnen de bestaande franciscaanse orde.Ga naar voetnoot61 Welke rol speelden Herp en zijn Spieghel in de ontluikende literatuur van de observantie? In het door Herp gestichte Boetendaalse klooster kwam vrij snel literaire activiteit tot stand, sterk verbonden met de zielzorg binnen de Brusselse regio. Over Boetendaal wordt verhaald dat het klooster een soort retraitehuis was, ook voor leken.Ga naar voetnoot62 Het lijkt erop dat het klooster een voorname rol heeft gespeeld in de literaire ontwikkeling van de observanten. Herp, en indirect de grondschenkster Isabella, gaven zo een aanzienlijke impuls aan de observantenliteratuur. Als actief zielzorger en schrijver binnen de observantie is het niet onwaarschijnlijk dat Herp contacten met gelijkgestemden onderhield. Hoewel alle observanten zorg dienden te dragen voor de prediking en andere pastorale activiteiten, waren niet alle ordeleden met evenveel talent hiervoor begiftigd, en al zeker niet met het vermogen om de zielzorg aan te vullen en te verrijken met geestelijke literatuur in de taal van het volk. De Boetendaalse gardiaans Dionysius van Holland (1475), Hendrik Berninck (1475-1477) en Dirk Coelde van Münster (1502-1508) waren actieve predikers en de laatstgenoemde werd een belangrijk schrijver van geestelijke literatuur.Ga naar voetnoot63 Evenzo hielden enkele opvolgers van Herp in Mechelen zich bezig met het vervaardigen van mystieke teksten, waaronder Hendrik van Santen († 1493) en in de zestiende eeuw Frans Vervoort († 1555). Aan het talent voor de prediking van de Boetendalers wordt gerefereerd in de inleiding op een verzameling preken uit het Brusselse regularissenklooster van Jericho.Ga naar voetnoot64 Volgens de schrijfster van de inleiding van de prekenbundel, zuster Margriet van Steenbergen, bezaten de Boetendaalse observanten uitmuntende kwaliteiten wat het preken betreft.Ga naar voetnoot65 Met name Dionysius van Holland was naar haar mening een inspirerend prediker. Het klooster Jericho was in 1457 onder leiding van Jan Storm hervormd naar de Regel van St. Augustinus.Ga naar voetnoot66 Zoals na de hervorming van een klooster vaker gebeurde, werden de Brusselse regularissen zeer actief in het afschrijven van | |||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||||
geestelijke literatuur, waaronder de preken van de Boetendaalse observanten.Ga naar voetnoot67 Daarnaast maakte zuster Elisabeth van Poelc ook een afschrift van Herps Spieghel der volcomenheit voor de kloosterbibliotheek.Ga naar voetnoot68 Opmerkelijk is een exempel dat in een andere prekenbundel uit Jericho is afgeschreven onder de rubriek Vanden hertoghe van burgoendien een merkelijc visioen.Ga naar voetnoot69 De ontvanger van het visioen (mogelijk Jan Storm) vertelt dat de vader van hertog Filips de Goede aan hem verscheen en hem zei dat hij in nood verkeerde. Hij vroeg hem dit aan Filips de Goede door te geven en hem ervan te overtuigen de drie volgende dingen te doen om zijn vader uit zijn lijden te verlossen: een regulierenklooster stichten buiten Brugge, drie armen van kleding voorzien en een jaar lang dagelijks de mis laten lezen in eenentwintig devote kloosters. Dit visioen kan gezien worden als een aanwijzing voor contacten tussen religieuze hervormers, hervormde gemeenschappen en de Bourgondiërs. Politiek en religie waren in deze met elkaar vervlochten. Het maakt aannemelijk dat Herp als observant persoonlijke contacten met de hertog en zijn vrouw Isabella van Portugal onderhield. Jan Storm werd bij de hervorming van het klooster Jericho ook door Isabella van Portugal gesteund.Ga naar voetnoot70 Wat de literatuur betreft wordt voor de Nederlanden traditioneel de nadruk gelegd op twee auteurs binnen de franciscaanse observantie: Jan Brugman en Dirk Coelde van Münster. Van Brugman kennen we een aantal indirect overgeleverde preken, uitgesproken tussen 1451 en 1463. Hiernaast schreef hij nog een aantal werken in het Latijn en Middelnederlands. Ook van Coelde zijn, naast zijn bekende Kerstenspieghel waarmee hij zich op praktische catechese richtte, enkele preken indirect overgeleverd.Ga naar voetnoot71 Het literaire tekstcorpus is echter veel groter. In zijn studie over franciscaanse literatuur geeft Bert Roest een chronologische opsomming van observante auteurs in de Nederlanden, naast Brugman en Coelde.Ga naar voetnoot72 Tot het begin van de zestiende eeuw zijn dit: Hendrik Herp, Dionysius van Holland, Hendrik Berninck en Hendrik van Santen. Zoals gebleken is, verkeerden twee van deze auteurs in de directe omgeving van Herp. Dit geldt ook voor Jan Brugman. Dirk Coelde werd gardiaan in het door Herp gestichte Boetendaal, alwaar hij de lijn van literaire activiteit en zielzorg in de Brus- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||||
selse regio voortzette. Bovendien was één van Coeldes inspiratoren zijn stadsgenoot Hendrik Berninck. Hendrik van Santen was tussen 1487 en 1493 gardiaan te Mechelen.Ga naar voetnoot73 Hij schreef een bundel collaties, die na zijn dood in 1493 driemaal gedrukt werd. Een direct inhoudelijk verband met de Spieghel is niet uit te sluiten.Ga naar voetnoot74 In de auteursopsomming is Herps naam de eerste die we tegenkomen, en zijn Spieghel der volcomenheit is het eerste grote geestelijke werk in het Middelnederlands geschreven door een observant. Dirk Coeldes Kerstenspieghel verscheen bijvoorbeeld meer dan vijftien jaar later, in 1477.Ga naar voetnoot75 Herp lijkt een belangrijke baanbreker te zijn geweest binnen een netwerk van observante auteurs. Zijn bestuursfuncties en -ervaring verleenden hem daarbij autoriteit. De observanten begonnen zich te profileren in volkstalige literatuur die gebruikt kon worden bij de zielzorg, zowel binnen als buiten de kloostermuren. De Spieghel richtte zich in eerste instantie tot een biechtdochter in de wereld, maar Herp en de observanten uit zijn directe omgeving vervulden ook pastorale taken binnen kloostergemeenschappen, waaronder het Brusselse klooster Jericho. In dit klooster kopieerde één van de zusters ook de Spieghel. Herp stond dus niet alleen als persoon, maar ook als auteur van de Spieghel aan het begin van de observantie in de Nederlanden. In hoeverre sloot de Spieghel nu aan bij de algemene ontwikkelingen in de vijftiende-eeuwse mystiek en hervormingsbewegingen? Alvorens de Spieghel in verband te brengen met ontwikkelingen in de vijftiende-eeuwse mystieke cultuur, is het van belang om enkele inhoudelijke hoofdlijnen van de Spieghel in ogenschouw te nemen. | |||||||||||||||||||||||
Liefde en gelatenheid voor geestelijken én lekenDe Spieghel bestaat uit vier delen. Het eerste deel is een omvangrijke inleiding op de drie delen die het hoofdwerk vormen: naar een klassieke indeling in de christelijke mystiek zijn dit achtereenvolgens het werkende leven, het schouwende leven en het overweselic schouwende leven, telkens onderverdeeld in de stadia bereitsel, vercieringhe en voertganc. Herps titelkeuze en sterke puntsgewijze indeling suggereren een zeker didactisch element. Daarnaast noemt Herp de Spieghel in de opdracht aan zijn geestelijk dochter een corte leere ende onderwijs, en presenteert hij zich als een ‘leraar’ en zijn werk als een leerboek. In de prologen bij de verschillende ‘levens’ wordt de instructieve functie eveneens expliciet naar voren gebracht; bijvoorbeeld in het inleidende hoofdstuk bij het schouwende leven: Om dan te hebben een onderwijs van desen leuen, soe moeten wi hier oec setten een bereydinghe, een vercieringhe, ende een voertganc of opclimmen des leuens.Ga naar voetnoot76
In de inleiding van de Spieghel richt Herp zich in twaalf hoofdstukken op ascese en gelatenheid. Door middel van versterving dient men zich in het bestek van de XII | |||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||
Stervingen, ofwel de twalef poerten des gheestelicks paradijs ons herten, geheel van het aardse en tijdelijke af te wenden.Ga naar voetnoot77 Hiertoe behoren materiële zaken als geld, bijzondere kleding en overdadig voedsel, maar ook het handelen uit eigenbelang.Ga naar voetnoot78 Het is niet zozeer van belang of men veel bezittingen heeft en/of lof van anderen ontvangt, het is vooral de begeerte naar deze zaken en de eigen wil die de mens moet doen versterven.Ga naar voetnoot79 De mens moet heel hem selven ouer (...) gheven inden liefsten wille Gods. Idealiter versmelt de eigen wil met Gods wil, zo datter een wille gheworden is.Ga naar voetnoot80 Deze gelatenheid blijft in de gehele Spieghel een belangrijke rol spelen.Ga naar voetnoot81 Zelfs het bereitsel van het overweselic schouwende leven wordt gevormd door negen graden van gelatenheid.Ga naar voetnoot82 De XII Stervingen worden voorafgegaan door een proloog. In dit voorwoord richt Herp zich tot zijn biechtdochter, een leek in de wereld.Ga naar voetnoot83 Dienovereenkomstig benadrukt hij in de tekst zelf dat een leven in een klooster niet noodzakelijk is om tot volmaaktheid te komen. De kloostergeloftes maken de mens wel geschikt(er), het sijn bereetscappen, behulpen ende oefeninghen te comen bat ende gheringher tot volcomenheit, maar ze zijn niet onontbeerlijk: [omdat] die volcomenheit niet en is gheleghen weselic in die armoede off in die drie beloeften, mer in Cristum nae te volghen inden inwendighen doechten (...) Nochtan mach men comen tot volcomenheit sonder dese drie beloeften. Want Abraham was volcomen, die nochtan rijck was ende oec een wijf hadde.Ga naar voetnoot84
Herp stelde zijn mystieke leerboek dus nadrukkelijk open voor leken. Huwelijk en rijkdom vormden geen belemmering om de hoogste graad van geestelijk leven te bereiken. Maar de kloosterlijke levenswijze kon eveneens Herps goedkeuring wegdragen. Het ging om de houding en intentie van de mens. Wanneer men voor het leven in een klooster koos, diende men dan ook volledige toewijding en gehoorzaamheid te tonen. Personen bij wie die de eigen wil nog niet volledig was verstorven konden in opstand komen wanneer de leiding niet naar hun zin was. Zij werden dan murmurerende ende ruynende teghen haeren ouersten. Binnen een klooster kon dit een escalerende werking hebben, doordat zij ook zouden proberen anderen tot onweerdicheit van horen ouersten te trecken. Deze ongehoorzaamheid van geestelijken was voor Herp uit den boze: Ende ic segghe v voerwaer, dat gheen dinc den mensche verdoemeliker en is voer God, dan murmuracie, sonderlinghe teghen die prelaten en ouersten.Ga naar voetnoot85 | |||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||||
Naast de gehoorzaamheid aan oversten was gehoorzaamheid aan zielzorgers, bijvoorbeeld biechtvaders, evenzeer een belangrijke kwestie voor Herp.Ga naar voetnoot86 Dit neemt niet weg dat Herp ook kritiek uitte op oversten. Wanneer de eigen wil geheel verstorven was, stond men volgens Herp onder gehoorzaamheid van God. Het was dan niet noodzakelijk om onder een overste te staan, sonderlinghe in desen tiden, dat ghemeenlic alle ouersten (...) meer ghekeert sijn tot wtwendicheit dan tot inwendicheit. Bij de doorsnee vijftiende-eeuwse kloosteroverste was volgens Herp maar weinig gevoel voor het inwendige leven te vinden. Voor degenen die onder hun gezag stonden en door God tot het inwendige leven werden geroepen, vormden zij vele meer een hinder dan een hulpe. Wanneer iemand er om deze redenen voor koos om zich buiten het klooster aan het contemplatieve leven te wijden, dan was dat volgens Herp te prisen ende niet te laken. Had men echter reeds de kloostergelofte afgelegd, dan was het, zoals we hierboven reeds zagen, Gods wil dat men de overste bleef gehoorzamen.Ga naar voetnoot87 Herp hechtte voorts veel belang aan liefde binnen de mystieke opgang. In zijn gehele handboek staat de liefde boven de rede en het verstand. Hoewel beide nodig zijn om op te klimmen, is het de liefde die het verstand moet dragen en de weg moet wijzen.Ga naar voetnoot88 Herp stelt dat personen die zich in geestelijke oefening op de verstandelike crachten richten alleen uit zijn op de geestelijke genoegens die daaruit voortkomen, als in visioenen, beelden, in formen, in ghelikenissen of in weselike God te scouwen.Ga naar voetnoot89 Wanneer de duivel hun houding in de gaten krijgt, bedriegt hij hen met allerlei beelden en visioenen.Ga naar voetnoot90 Ofschoon deze personen het schouwende leven denken te leiden, dwalen zij in feite juist af van dat leven, dat properlic ghefundeert moet sijn op die bernende afgrondeghe minne Gods. Door het bedrog van de duivel worden zij bovendien eigenwijs en weerbarstig; naar Herps zeggen worden zij duuels kinderen.Ga naar voetnoot91 Om deze redenen moet God volgens Herp niet gezocht worden door middel van zintuiglijke ervaringen, maar via gelatenheid en radicale zelfverloochening.Ga naar voetnoot92 In het bereitsel van het werkende leven komen we voor het eerst een korte omschrijving tegen van een door Herp uitgewerkte vorm van Hugo de Balma's aspirationes. Bij het berouw van zonden zal men ordinieren corte ghebedekijns mit vierigher suchten ende begheerten, die eenen menschen verwecken moghen tot rouwe, minne ende beuoelike viericheit.Ga naar voetnoot93 Voor deze gebedsvorm van opeenvolgende korte gebeden bedacht Herp een nieuwe term: toegeesten. Het toegeesten vormt een centraal begrip in de Spieghel.Ga naar voetnoot94 De oefening verwekt in de mens een brandende liefde, waar verenigende kracht vanuit gaat.Ga naar voetnoot95 Deze | |||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||
liefde vormt de basis van het geestelijk leven. De mystieke opgang kan men zien als een bouwwerk, waarin de mens een boog van deze godliker minnen moet construeren, die al het werc der contemplacien draghen moet.Ga naar voetnoot96 In de oefening van het toegeesten is echter wel matigheid geboden, zodat de mens zijn lichaamsgestel geen schade toebrengt.Ga naar voetnoot97 Tijdens het toegeesten wordt het bloed bij het hart van groter hetten ende persen siedende. Bij mensen die geen maat weten te houden bij het uitvoeren van de oefening, sluit het hart zich uiteindelijk voor alle devotie, omdat het niet ontfanghen en wil dat groue bloet, datter leghet bider herten ende grof gheworden is vander groter hetten (...).Ga naar voetnoot98 Verder is Herp zich er in de hogere graden van de geestelijke opklimming terdege van bewust dat mystieke ervaringen moeilijk te beschrijven zijn, waardoor het gevaar ontstaat dat lezers passages onjuist interpreteren en verkeerd begrijpen. Hoe hoger men komt, hoe beknopter Herp in zijn beschrijvingen wordt: die opclimminghe inden ouersten crachten [is] seer quaet (...) te bewoerden om haer subtijlheit ende edelheit wil: ende dat selue dat men bewoerden mach, en is niet wel volcomelic te verstaen dan van denghenen, die mit ondervinden dat bekennen ontfanghen hebben; ende daerom willic hier af scriuen mit corte woerden.Ga naar voetnoot99
Overeenkomstig is het overweselic schouwende leven het kortste deel van de Spieghel en komt Herp aan het einde van zijn mystieke summa niet tot een mystieke eenwording van ziel en God. Hij had naar eigen zeggen alleen de weg naar de toegang tot de uiteindelijke eenwording gewezen: Aldus heb ic nv den wech na minen vermoghen ghewesen totten inganc des ouerweseliken scouwenden leuens.Ga naar voetnoot100 De toenadering tot God verliep bij Herp op didactische wijze via de weg van systematische en radicale zelfonthechting in het twaalfvoudige sterven waarmee de Spieghel begint. Herp devalueerde buitensporige lichamelijke ervaringen, hij wees op de gevaren die dat met zich mee kon brengen, en stelde juist groot belang in het sterven van de eigen wil. Hij omhelsde de affectieve weg als voorbereiding op mystieke kennis, wat voornamelijk tot uiting kwam in het grote belang dat hij in het toegeesten en de daaruit voortkomende liefde stelde. Aan visioenen hechtte Herp weinig waarde; vaak waren zij naar zijn mening het werk van de duivel. De vereniging tussen ziel en God was op aarde volgens Herp slechts in beperkte mate mogelijk en het was voor hem onuitvoerbaar om de vereniging tussen God en de hoogste zielkrachten te beschrijven. Hoe zijn deze gegevens nu te bezien binnen de bredere ontwikkelingen in de vijftiende-eeuwse mystiek? | |||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||
De Spieghel binnen de vijftiende-eeuwse mystieke cultuurTegen het einde van de veertiende eeuw nam de interesse voor mystiek af door verschillende sociaal-religieuze gebeurtenissen en ontwikkelingen, waaronder de pest, misstanden in de kerk en moreel verval binnen kloosters. Volgens Williams-Krapp, die zich in zijn onderzoek voornamelijk op Duitsland richt, groeide de populariteit van mystieke spiritualiteit weer aan het begin van de vijftiende eeuw. Deze hernieuwde groei vond vooral plaats in hervormde vrouwenkloosters. In de Duitse landen waren dit met name conventen hervormd door observante dominicanen.Ga naar voetnoot101 Naar de mening van de historisch theoloog Hamm was de vijftiende-eeuwse toename in de belangstelling voor mystiek breder: mystiek werd toegankelijker gemaakt voor een groot publiek, waaronder ook leken. Hierdoor ontstond een sterke tendens richting democratisering en popularisering.Ga naar voetnoot102 De geprefereerde plaats voor mystieke ervaringen bleef wel de religieuze gemeenschap, en dan vooral die waar een hervorming was doorgevoerd. Waar Mertens in de vijftiende eeuw echter een tegenstelling ziet tussen ‘echte mystiek’ en ‘alledaagse kloosterspiritualiteit’, constateert Hamm een breder spectrum aan beoefenaars van mystiek (religieuzen, semi-religieuzen en leken) die niet zo sterk van elkaar te scheiden zijn. De mystiek was volgens Hamm niet meer elitair, maar werd in de loop van de vijftiende eeuw in principe voor iedere christen bereikbaar. Deze ‘popularisering’ van mystiek had wel meer behoefte aan controle van bovenaf tot gevolg, wat erin resulteerde dat de beoefenaars van mystiek aan meer regels werden gebonden.Ga naar voetnoot103 De vijftiende-eeuwse kloosterhervormingen en de schaalvergroting in geïnteresseerden brachten niet alleen een groeiende aandacht voor mystiek te weeg. Er ontstond evenzeer een toenemende behoefte aan mystieke literatuur. De oudere, veertiende-eeuwse, mystieke literatuur was enerzijds niet meer geschikt voor de vijftiende-eeuwse kloosterzusters, doordat deze literatuur vaak een te sterke egocentrische vorm had, die niet paste binnen het strenge gemeenschappelijke leven volgens een nieuwe, strengere, kloosterregel. Anderzijds zou deze literatuur de groeiende groep (onervaren) in mystiek geïnteresseerde leken een te grote vrijheid schenken in hun geestelijk leven. Delen van de veertiende-eeuwse mystieke literatuur, die wel geschikt werden bevonden door de bevorderaars van de hervormingen, werden geselecteerd en afgeschreven.Ga naar voetnoot104 De verspreiding van veertiende-eeuwse mystieke werken in de vijftiende eeuw lijkt door deze afschriften op het eerste gezicht vrij breed, maar werd dus in werkelijkheid door middel van selectie in sterke mate gekanaliseerd en aangepast aan de gewijzigde mystieke cultuur.Ga naar voetnoot105 | |||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||
In de Spieghel der volcomenheit komen de bovengenoemde sociaal-religieuze ontwikkelingen samen. In overeenstemming met de schaalvergroting stelde Herp zijn leerboek nadrukkelijk open voor leken, maar tegelijkertijd onderschreef hij ook de kloosterlijke strenge levensmoraal en de absolute gehoorzaamheid aan oversten. Ook legde hij vrij strikt vast welke oefening en houding in het mystieke leven goed dan wel slecht was, waardoor hij voor zijn lezers een uniforme weg in de mystieke opgang ontvouwde. Zijn werk speelde een rol in de regulering en standaardisering van de beoefening van mystiek. Eigenwijze individuen kon Herp niet waarderen. Hierin is de kritische houding van kloosterhervormers tegenover mystieke ervaringen, voornamelijk van vrouwen, te herkennen. In de vijftiende eeuw bestond geen gelijkwaardige samenwerking meer tussen religieuze vrouwen en mannelijke geestelijken. De verhouding tussen beide geslachten werd die van leraar-leerlinge. De status van individuele ‘hoogvliegsters’ zoals Alijt Bake werd gedevalueerd en hun activiteiten werden ingedamd. In 1455 werd door het kapittel van Windesheim zelfs een besluit uitgevaardigd, waarbij het alle kloosterzusters verboden werd mystieke teksten te schrijven.Ga naar voetnoot106 De mystieke literatuur diende in de vijftiende eeuw de monastieke vernieuwing te consolideren. De teksten waren niet gericht op individuele visioenen, maar op een strenge levensmoraal en een geestelijke ontwikkeling die ook mogelijk was binnen een kloostergemeenschap.Ga naar voetnoot107 Hiermee samenhangend speelde Herp ook in op het concept van mystieke literatuur als didactisch middel. Hij trad met zijn Spieghel als ‘onderwijzer’ op: zijn mystieke summa is opgezet als een leerboek, een mystieke handleiding. Hij benadrukte het instructieve karakter van zijn werk en het belang van spiritueel advies en gehoorzaamheid aan biechtvaders. De veranderingen op sociaal-religieus gebied zijn dus duidelijk terug te zien in Herps mystieke traktaat. Maar de Spieghel lijkt ook goed te passen binnen meer inhoudelijke en theoretische veranderingen in de mystiek. In samenhang met de bovengenoemde ontwikkelingen veranderde het denken over mystiek namelijk ook sterk. Voor de vijftiende-eeuwse mystiek is typerend dat men zich volledig bij Gods wil diende neer te leggen: de eigen wil versmolt geheel met de wil van God. Deze ‘gelatenheid’ maakte in de literatuur een grote opgang.Ga naar voetnoot108 Geheel in deze lijn verliep bij Herp de toenadering tot God door middel van gelatenheid en zelfonthechting in de XII Stervingen waar de Spieghel mee begint. Een ander punt in het vijftiende-eeuwse denken over mystiek dat we bij Herp terugzien, is dat de eenheid tussen God en ziel op aarde onmogelijk werd geacht. De echte unio mystica kon pas in de hemel worden bereikt. Tijdens het aardse leven diende men door middel van liefde de nabijheid van God te bereiken. Door deze affectieve weg kon men volledig doordrongen raken van Gods geest en liefde, men kon God ‘proeven’.Ga naar voetnoot109 Deze visie maakte ook de problematisering rond mystieke visioenen begrijpelijk: op aarde was alleen een voorlopige nabijheid Gods mogelijk, een | |||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||
(voor) proeven, maar niet daadwerkelijk zien. Parallel hieraan beschreef Herp een vereniging tussen ziel en God die op aarde slechts in beperkte mate mogelijk was en hechtte hij weinig waarde aan visioenen. In de mystieke cultuur van de vijftiende eeuw is een sterke vervlechting te herkennen tussen de kloosterhervormingen en de toenemende religieuze emancipatie van leken (sociaal-religieuze werkelijkheid) en de mystiek zelf (vanuit theologisch oogpunt; toenemende rol van het affect en afkeuring van individuele ervaringsmystiek). In de Spieghel vinden we in veel opzichten de neerslag van de vijftiende-eeuwse veranderingen in het gebruik en de beleving van mystiek. Hoewel Herp in een woelige tijd schreef, was hij blijkbaar goed op de hoogte van wat er op religieus terrein speelde. De veranderingen die zich in het geestelijk leven en de mystiek voordeden, verwerkte hij in zijn op veertiende-eeuwse mystiek gebaseerde tekst. Met zijn Spieghel creëerde Herp een nieuw, volledig en gepast mystiek werk dat goed functioneerde naast de selectief verspreide teksten van schrijvers uit de veertiende eeuw. De nieuwe Spieghel kon de veertiende-eeuwse werken als het ware begeleiden. Vaak werd veertiende-eeuwse mystiek naast de Spieghel, in hetzelfde handschrift, afgeschreven, of werden de teksten gelijktijdig in één klooster gekopieerd. Dit gebeurde bijvoorbeeld in het klooster Jericho. Zuster Katherina van Ghiseghem maakte tussen 1472 en 1473, in de jaren dat er actieve contacten met Boetendaal bestonden en dat haar medezuster Lijsbeth de Spieghel afschreef, een afschrift van Vanden geesteliken tabernakel van Jan van Ruusbroec.Ga naar voetnoot110 Begin zestiende eeuw werd de Spieghel door Jan de Wael, pater van het Agnesconvent in Amersfoort, opgenomen in zijn voor tertiarissen bestemde leeslijst.Ga naar voetnoot111 Herps Spieghel kon naast werken van onder andere Ruusbroec en Gerson bestudeerd worden door gevorderde zusters, die de derde graad (de staat van volcomenheit) wilden bereiken. Enkele gegevens uit de initiële receptie van de Spieghel der volcomenheit laten daarnaast zien dat Herps traktaat de verschillende mogelijk geïnteresseerden daadwerkelijk bereikte. Van twee handschriften is bekend dat zij afgeschreven en gebruikt werden in tertiarissengemeenschappen die onder directe invloed van de observanten stonden (Hoorn, St. Clara en Leiden, St. Clara/Nazareth).Ga naar voetnoot112 Ook de Alkmaarse tertiarissen (St. Catharina/Oude Hof) beschikten over een afschrift. Ofschoon zij de regel van de derde orde van St. Franciscus volgden, waren zij echter geheel onafhankelijk van de franciscanen en behoorden zij tot het Utrechts Kapittel dat onder sterke invloed van de Moderne Devotie stond.Ga naar voetnoot113 Verder lijkt receptie van de Spieghel door observante clarissen voor de hand te liggen. Er zijn echter geen bewijzen voor te vinden in de overgeleverde handschriften. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||
Op het eerste gezicht lijkt dit misschien vreemd - de observante clarissenkloosters werden immers vanaf het midden van de vijftiende eeuw door de observanten gesticht of hervormd en waren volledig contemplatief ingesteld - maar het kleine aantal van deze kloosters (in de Noordelijke Nederlanden slechts tien tegenover circa honderddertig gemeenschappen van de derde orde) maakt het plausibel dat er gewoonweg geen Spieghel-handschriften uit deze gemeenschappen bewaard zijn gebleven.Ga naar voetnoot114 Hoewel hervormden en niet-hervormden binnen één kloosterorde elkaar fel bestreden, wat vaak niet zonder fysiek geweld ging zoals het geval was in Mechelen, werkten hervormden uit verschillende ordes volgens Williams-Krapp juist met elkaar samen.Ga naar voetnoot115 Zij steunden elkaar, bijvoorbeeld door uitwisseling van boeken, waardoor bibliotheekbestanden werden uitgebreid en de verspreiding van teksten en gedachtegoed vergroot werd. De samenwerking en uitwisseling tussen hervormingsbewegingen is in concrete vorm terug te zien in de initiële receptie van de Spieghel: al in 1466 werd de Spieghel naar het Duits vertaald in het in 1428 door observante dominicanen hervormde klooster van St. Katharina te Neurenberg. De Spieghel stelde de biechtvaders in staat tegemoet te komen aan de mystieke behoeftes en interesses binnen het convent, en tegelijkertijd een gematigde vorm van mystiek te promoten die zij buitengewoon geschikt achtten voor de aan hen toevertrouwende nonnen.Ga naar voetnoot116 De Duitse vertaling van de Spieghel zou een grote opgang maken. Van alle oorspronkelijk Middelnederlandse werken kent de Spieghel de grootste laatmiddeleeuwse overlevering in het Middelhoogduitse taalgebied.Ga naar voetnoot117 De samenwerking tussen hervormden zou binnen de Nederlanden Herps overgang van de Moderne Devotie naar de franciscaanse observantie in een ander licht kunnen plaatsen. Mertens meent dat Herps overgang een uitvloeisel zou kunnen zijn van de mystieke stroming binnen de Moderne Devotie die zich verzette tegen een te strikte en te rigoristische opvatting van het geestelijk leven: een uitvloeisel van de tegenstelling van mystieke cultuur en kloostercultuur.Ga naar voetnoot118 De Spieghel werd in de Nederlanden echter binnen diverse religieuze gemeenschappen gerecipieerd, waaronder veel kloosters die onder sterke invloed van de Moderne Devotie stonden. Zo kwam de Spieghel bijvoorbeeld in Jericho en bij de Alkmaarse tertiarissen terecht. De Regularissen van S. Maria en S. Agnes te Diepenveen en de zusters van het Antwerpse klooster Facons (Mariëndaal) beschikten eveneens over een kopie. Beide kloosters behoorden tot het kapittel van Windesheim.Ga naar voetnoot119 Overigens bestonden in de Nederlanden redelijk goede betrekkingen tussen de observanten en de Moderne Devo- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||
tie. Zo onderhield Jan Brugman op latere leeftijd nauwe contacten met de Devoten.Ga naar voetnoot120 Het verschil tussen observanten en Moderne Devoten, en de tegenstelling tussen mystieke cultuur en kloostercultuur, lijkt dus niet altijd even strikt te zijn. Wanneer we alleen de productie van geestelijke literatuur bekijken, dan vormen de observanten, met Herp voorop, een zelfstandige lijn tegenover de ‘kloosterspiritualiteit’ van de Moderne Devotie: de observanten bieden een volledige mystieke leer die bij de Moderne Devoten ontbreekt.Ga naar voetnoot121 Maar hoewel een afwijzende houding tegenover mystieke ervaringen de communis opinio binnen de Moderne Devotie was, bestond er onder bepaalde groepen wel degelijk een ‘mystieke behoefte’, net als bij de dominicanessen van St. Katharina. De literatuur die gelezen werd was de ‘gematigde mystiek’ van Herp (en zijn opvolgers). Dit wordt niet alleen geïllustreerd door de Spieghel-handschriften afkomstig uit vrouwenkloosters die onder invloed van de Moderne Devotie stonden. In een Diepenveens zusterboek wordt verhaald over een regularis, die zich na haar dood aan een Goudse observant openbaarde. Op zijn vraag waarom zij aan hem verscheen en niet in Diepenveen, gaf zij het volgende antwoord: daer holtment al voer fantasien ende crancheit des hovedes dat daer gheapenbaert woert.Ga naar voetnoot122 Ofschoon betwijfeld kan worden of Herp aan dit visioen zijn goedkeuring zou verlenen, blijkt in ieder geval dat bij de zusters wel degelijk sprake was van een zekere ‘beoefening van mystiek’. Bovendien koppelden zij dit direct aan de observanten. Theoretisch staan de observanten en de Moderne Devotie tegenover elkaar, maar in de praktijk lijkt er sprake te zijn van een zekere wederzijdse overeenstemming en onderlinge rolverdeling. Binnen de Moderne Devotie was er behoefte aan mystiek en in deze behoefte werd voorzien door observanten die in hun literatuur een gematigde vorm van mystiek verwoordden, die ook binnen andere hervormde kloostergemeenschappen in de mystieke behoefte voorzag. De observantie was immers zelf ook sterk verankerd in een kloostercultuur en Herp zelf leidde kloosterhervormingen. Als een van de eerste auteurs binnen de observantie bood Herp de vijftiende-eeuwse lezer een volledige mystieke leer die met een kloostercultuur verenigbaar was. In 1464, slechts negen jaar na het door Windesheim uitgevaardigde schrijfverbod, werd tijdens de kapittelvergadering van de observanten te Mechelen in Herps aanwezigheid een soortgelijk verbod uitgevaardigd op het neerschrijven van visioenen.Ga naar voetnoot123 Was dit verbod een blijk van een zekere eensgezindheid tussen de beide religieuze bewegingen of waren de observanten juist eerst een geheel andere weg gegaan en was hun verbod daar nu een (verlate) reactie op, mogelijk aangezwengeld door de mystieke Spieghel? Mijns inziens wijst de inhoud van de Spieghel, voornamelijk de devaluatie van visioenen en al te onstuimige mystieke oefening, eerder in de richting van het eerste. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||
ConclusieHendrik Herp voldeed met zijn Spieghel der volcomenheit in eerste instantie aan de vraag van een geestelijk dochter: een leek in de wereld. Herp moet voor zijn omvangrijke literaire werk echter een breder publiek voor ogen hebben gehad. Om deze reden nam Herp in de Spieghel een ‘dubbele’ houding tegenover het kloosterleven aan: enerzijds stelde hij zijn opdrachtgeefster tevreden en opende hij zijn mystieke leerboek voor de in toenemende mate religieus en mystiek geïnteresseerde vijftiendeeeuwse leek, anderzijds zorgde hij ervoor dat zijn werk gerecipieerd kon en zou worden door geestelijken binnen hervormde religieuze gemeenschappen. Dit verzekerde Herp niet alleen van een zo breed mogelijk lezerspubliek. Het zorgde er bovenal voor dat hij trouw bleef aan zijn eigen idealen als observant: hij had immers zelfde kloostergelofte afgelegd en was een bevlogen vertegenwoordiger van de beweging. Wanneer we terugdenken aan de gebeurtenissen in Herps leven, wordt duidelijk hoe dicht hij bij het pubhek stond waar hij zich op richtte. De twee ‘zijden’ (observantie/hervorming en mystiek geïnteresseerde leken) die hij in zijn Spieghel verenigt, waren ook daadwerkelijke verstrengeld in de gebeurtenissen tijdens zijn leven. Als voormalig Broeder van het Gemene Leven én vooral als gedreven observant wist hij goed wat er binnen de verschillende religieuze hervormingsbewegingen speelde. Via de observantie kwam Herp vervolgens weer in contact met welgestelde leken (het Bourgondische hof) die in toenemende mate religieuze belangstelling toonden en hervormingsinitiatieven steunden. Met zijn Spieghel beantwoordde Herp aan de behoeftes die in de loop van de vijftiende eeuw onder leken en hervormden waren ontstaan. Zijn omwerking van veertiende-eeuwse teksten was nodig om de mystieke behoeftes in goede banen te leiden en op een aanvaardbare manier te ontwikkelen. De initiële verspreiding van de Spieghel laat zien dat Herp inspeelde op de hervormde mystieke cultuur en succes had binnen meerdere religieuze bewegingen in de Nederlanden en Duitsland. Herp moet zeker niet in de eerste plaats worden gezien als een weinig originele nakomeling van de grote Middelnederlandse mystici. Wanneer we het leven van Herp en de Spieghel bezien, komt hij juist aan het begin van de volkstalige literatuur van observanten in de Nederlanden te staan. De Spieghel kan gezien worden als een geestelijk werk waarmee de eerste kaders van een ‘eigen’ observantenliteratuur werden vastgelegd. De aard van deze literatuur zou mede bepalend zijn voor het karakter van hun zielzorg en daarmee voor de sociaal-culturele rol van de observanten binnen religie en samenleving. Waarschijnhjk inspireerde Herps mystieke summa zijn ordegenoten en opvolgers om mystieke werken te schrijven. Het citaat uit het Diepenveense zusterboek laat in ieder geval zien dat de observanten al aan het begin van de zestiende eeuw een zekere naam op het gebied van mystieke zielzorg hadden verworven. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||
SummaryBetween 1455 and 1460 the Dutch mystic Hendrik Herp (c. 1410-1477) wrote a mystical handbook for a spiritual daughter: the Spieghel der volcomenheit. Up to 1450 Herp had been a member of the Devotio Moderna, fulfilling several functions in Delft and Gouda. In 1450 he decided to join the newly formed monastic reform-movement of the Franciscan Observance. As early as 1454 he became the guardian of the Observant House in Mechelen. Here, close to the Burgundian court, Herp started working on the Spieghel. Despite the widespread popularity of the Spieghel, in manuscript, print and numerous translations, earher studies of Herp and his Spieghel concentrated on Herp's background in the Devotio Moderna and his presumed non-original recycling of thoughts and ideas of fourteenth-century mystics in the Spieghel. This article re-examines the position of both Herp and his work. By concentrating on his activities within the Franciscan Observance and his connections with the Burgundian court, and focusing on the role of spiritual literature in the Observance, Herp and the Spieghel are situated in the broader context of fifteenth-century mysticism and mystical literature.
Adres van de auteur: Pallas, Instituut voor Culturele Disciplines Postbus 9515 nl-2300 ra Leiden a.dlabacova@hum.leidenuniv.nl | |||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||
|
|