Een leven vol muziek
Natascha Veldhorst
Naar aanleiding van: R.E.V Stuip (red.), Meer dan muziek alleen. In memoriam Kees Vellekoop. Hilversum: Verloren, 2004. ISBN 90-6550-776-0. €25,-.
Als hommage aan de Utrechtse hoogleraar muziekwetenschap Kees Vellekoop, die in 2002 door een tragisch verkeersongeval om het leven kwam, verscheen in 2004 een verzamelbundel met bijdragen van vrienden, collega's en (oud)promovendi. Dit boek onder redactie van René Stuip, getiteld Meer dan muziek alleen, is het twintigste en tevens laatste deel van de ‘Utrechtse bijdragen tot de mediëvistiek’ - een door Vellekoop en Stuip in de jaren tachtig in het leven geroepen wetenschappelijke serie, die in de loop van de tijd allerlei interessante thema's voor het voetlicht heeft gebracht, van hoofse cultuur en heiligen tot middeleeuwse koningen, spelen, tuinen en visioenen. De titel Meer dan muziek alleen lijkt in eerste instantie dan ook meer verband te houden met die twintigdelige boekenreeks, dan met deze herdenkingsbundel die toch hoofdzakelijk over muziek gaat. Bedoeld wordt echter ‘de brede culturele context’ waarin de muziek door Vellekoop steeds werd geplaatst.
De bijdragen zijn grotendeels gewijd aan de onderwerpen waarmee de hoogleraar zich heeft beziggehouden, en de bundel is op die manier tegelijkertijd een prachtige staalkaart van zijn wetenschappelijke activiteiten. Ik noem er hier slechts enkele. Middeleeuwse liturgische handschriften komen aan de orde in Calvin M. Bowers ‘The Sequence Repertoire of the Diocese of Utrecht’, in ‘De ordinarius van Sint-Salvator’ van Gisela en Wim Gerritsen, en in ‘Een ordinarius uit 1576’ van Bram van den Hoven van Genderen. De relatie tussen tekst en muziek wordt behandeld in Jacques Boogaerts ‘Zuchten als Job’ en EddieVetters ‘Tekst en muziek in eenstemmige gezangen uit de veertiende eeuw’. Verder gaan Louis Grijp en Hermina Joldersma nader in op het door Vellekoop in 1972 uitgegeven Antwerps Liedboek, besteedt Jaap van Benthem aandacht aan Vellekoops dissertatie uit 1978 over de sequens Dies ire dies illa, buigt Ulrike Hascher-Burger zich over instrumentale muziek binnen de Moderne Devotie en schrijft Frank Willaert ten slotte over middeleeuwse minnezangers.
Daarnaast zijn er artikelen die meer op zichzelf staan en niet speciaal door het werk van Vellekoop geïnspireerd lijken te zijn. Ze zijn zeer de moeite waard, maar ik mis soms het motief waarom ze juist in deze in memoriam-bundé. zijn opgenomen. Dat is overigens iets wat in het algemeen op jubileumen herdenkingsuitgaven valt aan te merken. De onderwerpen variëren van letters van baksteen in een Duits cisterciënzerklooster (Christian Klamt), ‘zingende stenen’ of dierkapitelen in Barcelona (Karel R. van Kooij), middeleeuwse wonderen (Giselle de Nie), achttiende-eeuwse interpretaties van middeleeuws gregoriaans (Rudolf Rasch), tot de bedrevenheid van blokfluitisten in de tijd van Jacob van Eyck (ThiemoWind).
Aan de twintig bijdragen gaat een necrologie vooraf van de hand van Vellekoops vriend en collega René Stuip, waarin onder meerVellekoops oratie ‘Musica movet affectus’ uit 1994 in de herinnering wordt gebracht. Ook de (onder vakgenoten) beroemde stofzuigerslang-anekdote krijgt hier een plaats: in zijn colleges placht Vellekoop het bestaan van boventonen te demonstreren door met een stofzuigerslang boven zijn hoofd rond te zwaaien, een handeling die op veel studenten een onuitwisbare indruk heeft gemaakt. Dat gold eveneens voor zijn manier van lesgeven, want de hoogleraar sprak niet alleen over muziek maar barstte op toepasselijke momenten ook uit in ‘welluidend gezang’ (aldus Van den Hoven van Genderen).
Vellekoop vond het belangrijk dat de wetenschappelijke theorie steeds direct werd gekoppeld aan de uitvoeringspraktijk. Ook uit zijn eigen publicatielijst, die voor de bundel werd samengesteld door Joost van Gemert, komt dit duidelijk naar voren. Zo was hij nauw betrokken bij een aantal vroegere muziektheaterprodukties van het Holland Festival, onder andere Adam de la Halles Jeu de Robin et Marion (ca. 1280), de opera Euridice van Jacopo Peri (1600), en Stadens Duitse barokopera Seelewig (1644). Met zijn principiële houding en praktische strijd tegen een scheiding van muziekwetenschap