Queeste. Tijdschrift over middeleeuwse letterkunde in de Nederlanden. Jaargang 2004
(2004)– [tijdschrift] Queeste– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| |
[Nummer 2]Vele wegen, bij wijze van inleidingVele wegen luidt de titel van een congres dat op 3 en 4 april 2004 in Leiden plaatsvond ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van het tijdschrift Queeste. Dat dit congres in Leiden zou plaatsvinden was vanzelfsprekend: daar kende de medioneerlandistiek in de voorbije vijftien jaar een grote bloei en daar is, ruim tien jaar eerder, Queeste opgericht, een tijdschrift over de middeleeuwse literatuur in de Nederlanden. Bij het tienjarig bestaan van Queeste was het tijd voor een momentopname: waar staat het met de vakbeoefening, welke terreinen worden geëxploreerd, welke benaderingswijzen worden toegepast. ‘Het valt niet te ontkennen dat de studie van de Middelnederlandse letterkunde zich sinds enkele jaren in een stroomversnelling bevindt’ vormt de openingszin van de bundel De studie van de Middelnederlandse letterkunde: stand en toekomst, waarin bijdragen zijn samengebracht aan een congres dat in het najaar van 1988 werd gehouden in Antwerpen. Stand en toekomst laat een grote diversiteit aan benaderingen zien, al is duidelijk dat het zwaartepunt ligt bij wat het historiserende paradigma genoemd wordt, dat vanaf de jaren tachtig beeldbepalend is in het onderzoek naar de historische letterkunde, en dat onlosmakelijk samenhangt met de populariteit van de middeleeuwse letteren. Stand en toekomst was het eerste van een reeks congressen die zijn op te vatten als momentopnamen van een vak in bonis. Later volgden Misselike tonghe en Grote lijnen. Stand en toekomst is op te vatten als een state of the art. Misselike tonghe en Grote lijnen waren veeleer bedoeld om zwaartepunten in het onderzoek te signaleren en stimuleren. Interdisciplinariteit en literatuurgeschiedschrijving waren de centrale thema's van de twee congressen die daardoor een paradigmatische lading hadden - al zal dit zeker niet door alle deelnemers zijn gevoeld. Vele wegen beoogt weer, net als haar voorganger van zeventien jaar geleden, te laten zien hoe het vak er in den brede uit ziet.Ga naar voetnoot1 Dat verschillende sprekers daarbij voorzichtig morrelen aan de centrale uitgangspunten van de vakbeoefening die jarenlang nauwelijks ter discussie zijn gesteld, is duidelijk voor wie de teksten tot zich neemt. Of dit de aankondiging is van nieuwe richtingen in de studie van de middeleeuwse letteren zal de toekomst leren. In elk geval kan geconstateerd worden dat de generatie van onderzoekers die sedert Stand en toekomst is aangetreden - want zij is het die hier aan het woord komt - klaarblijkelijk geen revolutie beoogt, maar wel op zoek is naar nieuwe paden. | |
[pagina 98]
| |
De hausse lijkt voorbij: in de zeventien jaar tussen Stand en toekomst en Vele wegen waren er ongeveer zestig promoties op het gebied van de Middelnederlandse letterkunde en enkele direct daarmee verbonden terreinen, een aantal dat voor de komende zeventien jaar te hoog gegrepen lijkt (tenzij de ondertussen bloeiende studie van de rederijkerij meegeteld wordt).Toch is het niveau van de vakbeoefening hoog en zal het zijn prominente plaats behouden. De studie van de middeleeuwse letteren in de Nederlanden is professioneler, beter georganiseerd en herkenbaarder naar buiten toe dan zeventien jaar geleden: ze heeft een eigen gezicht waarvoor ze zich niet hoeft te schamen. Welke richting ze de komende jaren zal inslaan is moeilijk te voorspellen, al hoeft er niet getwijfeld te worden aan haar vitaliteit, ook niet nu de omvang van de onderzoeksinspanningen - door het kleinere aantal promotie- en onderzoeksplaatsen - afneemt. Er zijn nog vele teksten onbekend en onbestudeerd, terwijl bekende teksten nieuwe onderzoeksvragen verdienen waarin de aandacht niet alleen uitgaat naar de context en het functioneren van teksten. Nieuwe richtingen in het onderzoek, hoe ouderwets of modieus ze ook mogen zijn, hoezeer ze soms ook zijn ingegeven door de wens om het eens anders te doen, dragen bij aan inzicht en kennis over oude teksten en zorgen voor een levendig debat. En dat is dan meteen ook onze wens voor de komende jaren: dat het onderzoek zich zal afspelen in een sfeer van gezonde wedijver, gedegen en zinderend tegelijk, in alle denkbare toonaarden, langs vele wegen.
De acht bijdragen aan deze aflevering van Queeste - de tweede van de tiende jaargang - vormen de neerslag van acht van de tien lezingen die zijn gehouden tijdens het congres Vele wegen.Ga naar voetnoot2 De discussies, aansluitend aan de lezingen, zijn genotuleerd door Lydeke van Beek, Pepijn de Gier, Marjolein van Herten, Judith Keßler, Femke Kok en Sanne de Vries, en zijn in meer of mindere mate door de auteurs gebruikt bij het schrijven van hun artikelen. Het congres is mogelijk gemaakt door bijdragen van Pallas - Instituut voor historische, kunsthistorische en letterkundige studies van de Universiteit Leiden, het Leids Universiteitsfonds en de het onderzoeksproject Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen (nlcm). Dit laatstgenoemde project heeft bovendien deze uitgave mede mogelijk gemaakt.
Janet van der Meulen en Johan Oosterman namens de organisatoren van Vele wegen en de redactie van Queeste |
|