Queeste. Tijdschrift over middeleeuwse letterkunde in de Nederlanden. Jaargang 2004
(2004)– [tijdschrift] Queeste– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 89]
| |
Ferguut says hi!
| |
[pagina 90]
| |
leveren wat ze beloven: een betrouwbare vertaling die eventueel ook afzonderlijk gebruikt en aangehaald kan worden. Natuurlijk is ook hier soms wel wat kleins op te merken. Zo is de vertaling van vers 43, ‘Dat grote geloep van minen honden’ (the baying of my hounds), wellicht explicieter dan het gewoonlijk geluidloze ‘geloep’ (‘gedrang, heen en weer geloop’ volgens het MNW) vereist. Bij Willem Kuiper lezen we hier trouwens mijn jachthonden, die zo snel kunnen lopen (p. 7). Het hert dat aan het begin van de roman door Artur en zijn ridders wordt achtervolgd, is in het Engels nu eens he, him (vers 44, 45) en dan weer it (91 e.v.). Net wat te expliciterend wellicht is de vertaling van vers 155-156 ‘Ende seit dat hi nemmermeer bi karitaten / Goet doet, die den hert sal laten!’: he said that, by the love of God, whoever / abandoned the chase would never again prosper! Ook Willem Kuiper doet dat - maar net even anders - in zijn vertaling: en zei dat diegene die de jacht zou staken nooit meer op eengunst hoefde te rekenen! (p. 9). Andere kleine ongerechtigheden zijn de vertaling van ‘Van fierheden’ in vers 1151 als in pride - beter was iets geweest als in his daring; van ‘metale’ in vers 1629 als copper, vers 3821 ‘beckijn’ little bowl waarbij little overbodig is. Vers 4655 ‘met alre machte’ is met een wat onhandige metafoor vertaald als to the letter (Willem Kuiper vertaalt hier (p. 91): voor zover dat in ons vermogen ligt). In vers 4699 is ‘baraet’ verkeerd vertaald met boasting, Kuipers plannen (p. 92) is m.i. adequater. Vers 2807,‘dachvaerde’, is daily adventures geworden, waar Kuiper verstandig iets neutraler spreekt van dagreizen (p. 58). Syntactisch wijkt de Engelse vertaling van vers 531 verder van het Middelnederlands af dan gewoonlijk bij Johnson en Claassens - mogelijk is het object ‘dat’ in de vorm ‘gijt’ over het hoofd gezien: ‘Ghi moet ons laten pert ende cleder; / In wille niet dat gijt vort mere’ (vers 530-531): You must give us your horse and clothing; / I refuse to let you pass. Willem Kuipers vertaling sluit nauwer (maar wel expliciterend) aan bij het Middelnederlands: U moet ons uw paard en uw kleding afgeven. Ik wil niet dat u nog langer op dat paard rijdt (p. 16). Vers 2224 ‘Sijn ogen blakeden roet’ is onterecht his eyes were black as coal geworden; Kuiper heeft hier het betere Hij had [...] bloeddoorlopen ogen (p. 48). Kuiper presenteert zijn vertaling zonder het origineel ernaast, en naar we kunnen aannemen voor een publiek dat eventueel na lezing (of beluistering!) van zijn weergave alsnog een poging kan wagen om het Middelnederlands te doorgronden. Dat betekent dat hij zich misschien iets meer vrijheden zou kunnen veroorloven dan Johnson en Claassens. Een kritische beschouwing van zijn vertaling leidt tot de conclusie dat Kuiper over het algemeen toch strak aansluit bij het Middelnederlands. Alleen zijn stijl is veel speelser, flexibeler en humoristischer dan die in de Engelse vertaling. Het is een waar genoegen om ‘de Ferguut van Kuiper’ te lezen en ik kan me levendig voorstellen hoe hij het zelf zou voordragen en wat een fantastische voorleessessies dat zou opleveren. Een dvd met zo'n beeld- en geluidsopname zou een mooie aanvulling op de hertaling zijn. Ik citeer eerst enkele zinnen die een goed beeld geven van de doorsneestijl van Kuipers vertaling: Toen verzamelden de belegeraars zich tot een cohort van vijfhonderd man. Zij stortten zich op Ferguut, en hoe die zich ook verweerde, hij kon niet voorkomen dat hij geveld werd en op degrond viel. Allen hakten op hem in en staken hem met pieken en zwaarden. Maar wat graag zouden zij zich wreken voor alle schade die hij hen had aangedaan (p. 81). Dit is gebaseerd op het Middelnederlands (ik citeer de editie van Johnson en Claassens): Doe versagene die van buten / Meer dan .vc. tenen trane / Ende scieden hem uter bane / Daer si in vochten doe / Ende reden Fergute toe, / Selc met speren, selc met swerde. / En halp niet dat hi hem werde. / Daer gaven si in dat ghelach / Den riddere meneghen slach / Ende veldene op die erde; / Elc met piken of met swerde / Gingen houwen ende steken. / Si souden hem wel gerne wreken, / Hi hadde hem scaden vele gedaen (v. 4086-4099).Ga naar voetnoot2 De vertaling van Kuiper wordt regelmatig opgeluisterd door levendige zinnen of frases als in de volgende voorbeelden: ‘Het hert rende met een bloedgang richting dat bos’ (p. 10; vgl. v. 173: Hi Hep up den foreeste sciere); ‘Met het meisje kon hij het uitstekend vinden. Ze vond hem wel stoer. Ze kon zich niet herinneren ergens ooit een knappere ridder gezien te hebben. Jammer alleen dat hij er niet uitzag!’ (p. 21-22; vgl. v. 785-789: Si hadden onder hem .ij. groet spel. / Hi bequam der joncfrouwen wel. / Haer dochte, datsi nie hadde bekant / Scoenre ridder in enech lant, / Haddire hem gehouden naer.). Op som- | |
[pagina 91]
| |
mige plaatsen gaat de vertaling iets ‘over the top’, bijvoorbeeld in de volgende passage, die in het Middelnederlands luidt: (v. 3684) ‘Hi ad sere, hi hads te doene’, door Johnson en Claassens vertaald als he ate heartily, for he was much in need of it. Kuiper komt hier met de vertaling ‘Hij at als een dijker. Hij had honger als een paard!’ (p. 73) Al is het misschien iets té, het blijft genieten. Beide vertalingen hebben trouwens hun vondsten. Zo vind ik de Engelse vertaling van ‘keitive’ als miserable underlings (bijv. in vers 1767) mooi gevonden. Kuiper spreekt hier (p. 40) en op verschillende andere plaatsen van ‘sukkels’, wat minder letterlijk maar wel weer erg grappig is. Het is aardig om de annotaties bij beide vertalingen te vergelijken. Het is namelijk opvallend hoe weinig ze samenvallen of overlappen. Zowel de annotaties als beide vertalingen zelf leveren nuttige extra informatie voor de lezer. In vers 68 is sprake van ‘enen mantel van hermine’ die de koningin draagt omdat het warm weer is. Johnson en Claassens hebben het vers expliciterend vertaald als a light cloak of ermine, terwijl Kuiper in zijn vertaling spreekt van ‘een hermelijnen mantel’ (p. 8) en in een aantekening achterin het boek (p. 128) vermeldt: ‘Kennelijk waren er warmere mantels voor koudere dagen’. Een ander voorbeeld: in vers 319 komen we een prachtige Middelnederlandse vergelijking tegen: ‘Hi stont ende sweette alse een das’. Kuiper vertaalt hier naar modern Nederlands idioom met ‘Hij zweette als een otter’ (p. 12). Hier geven Johnson en Claassens ‘He stood there sweating like a badger’, met in een annotatie op p. 249: ‘The idiomatic English equivalent of the phrase sweette alse een das would of course here be “sweating like a pig”. We have chosen to render such transparent idioms more literally. These translations should pose no problems for comprehension and they have the benefit of preserving some of the linguistic and cultural charm of the original.’ Een laatste voorbeeld: vers 1850, ‘u bloet es al groene’ wordt in de Engelse parallelvertaling your blood is quite green met een annotatie op p. 250 dat groen de kleur van de angst is. Kuiper houdt het bij een niet verder uitgelegd ‘Uw bloed is groen’ (p. 41). Op welke wijze informeren de vertalers de lezers nog meer? De Engelse parallelvertaling wordt voorafgegaan door een inleiding en de modern Nederlandse prozavertaling wordt door een nawoord gevolgd. Johnson en Claassens besteden aandacht aan Authorship and Dating, Sources and Influences, en Artistic Achievement, waarmee ze zich dus beperken tot dat wat men over de tekst op zich zou willen weten en zich duidelijk richten op een academisch publiek dat al een goede achtergrond heeft in de Arturistiek. Kuiper, wiens vertaling voor een breder publiek - bijvoorbeeld ook voor leerlingen en Studenten - is bedoeld, begint met de rol van de geschreven moedertaal in het midden van de dertiende eeuw en dialectaspecten als aanzet tot zijn hypothese over de Oudenaardse achtergrond en de rol van Arnulf IV van Pamele als aanvankelijke opdrachtgever. Diens plotselinge dood heeft waarschijnlijk verstrekkende gevolgen gehad voor de roman, zo schrijft Kuiper in aansluiting op zijn dissertatieonderzoek. ‘De vertaling lijkt namelijk bijna halverwege abrupt te zijn afgebroken en vermoedelijk pas jaren later door een andere auteur voltooid te zijn’ (p. 112). Kort gaat Kuiper dan in op de Oudfranse Fergus, om daarna een langere beschrijving te geven van het ontstaan van Arturromans, iets te vertellen over intertekstualiteit, en dan weer terug te keren naar de relatie tussen het Oudfrans en de Middelnederlandse Ferguut. De inleiding van Johnson en Claassens bij de Engelse parallelvertaling leunt zeer zwaar op het eerdere werk van Willem Kuiper; de twee vertalers sluiten zich volmondig aan bij Kuipers hypothese van twee auteurs die in tijd ver uit elkaar aan de tekst hebben gewerkt. De vertalers vermelden nadrukkelijk dat het juist de door Kuiper gehanteerde methode is - ‘an exhaustive quantitative analysis of linguistic phenomena’ (p. 3) - die diens resultaten zo betrouwbaar maken. Deze ondubbelzinnige ondersteuning van en waardering voor Kuipers werk is een goede zaak. Wel denk ik dat Johnson en Claassens hadden moeten vermelden dat Kuipers conclusies nog niet door alle vakgenoten worden geaccepteerd; hier had toch op zijn minst verwezen moeten worden naar de bespreking van Bart Besamusca in De nieuwe taalgids 84 (1991), p. 150-162 onder de titel ‘De Vlaamse opdrachtgevers van Middelnederlandse literatuur: een literair-historisch probleem’ (inmiddels ook te bereiken via http:// www.dbnl.org/tekst/besa001vlaa01/besa001vlaa01_0001.htm), een publicatie die ook in de literatuurlijst achterin niet wordt vermeld. Als de Engelse vertalers hun publiek op de hoogte willen stel- | |
[pagina 92]
| |
len van de stand van het onderzoek (en dat zou ik verwachten), dan hoort het vermelden van in ieder geval deze reactie erbij. Daarnaast zou dat moeten omdat de voorzichtigheid van Besamusca in het accepteren van Kuipers conclusies erop wijst dat de door Kuiper gehanteerde methode nog niet voor het hele vakgebied zo overtuigend is als voor Johnson en Claassens. De Studie van Kuiper is uit 1989 en met name in de laatste paar jaar is er veel gepubliceerd over methoden en technieken ten behoeve van het herkennen van auteurs. Momenteel wordt er van verschillende kanten in het ‘authorship attribution research’ gepleit voor het altijd naast elkaar toepassen van meerdere technieken, waaronder bijvoorbeeld analyse van het lexicon van de auteurs in kwestie en de vrij nieuwe principle component analysis.Ga naar voetnoot3 Het zou bijzonder interessant zijn om de analyses van Kuiper te vergelijken met wat een aantal van de nieuwere methoden zou opleveren. Alhoewel de resultaten van Kuipers onderzoek overtuigend zijn, is dat naar mijn mening nog niet zo met zijn interpretatie ervan. Kuiper constateert dat er een lange tijdperiode gezeten moet hebben tussen de totstandkoming van het eerste en het tweede deel van de Ferguut én dat beide delen door twee verschillende auteurs geconcipieerd moeten zijn. Ik ben niet overtuigd door Kuipers redeneringenGa naar voetnoot4 en vraag mij af of het aannemen van twee verschillende auteurs noodzakelijk is wanneer er sprake is van een lange tijdperiode tussen twee delen van een tekst. Een andere tak van humanities computing houdt zich al enige tijd intensief bezig met het onderzoeken van de veranderingen die zich voordoen in de stijl en woordkeus van een auteur in de loop van zijn carrière. Het is een type onderzoek met veel voetangels en klemmen, meer nog dan bij het auteursherkenningsonderzoek, maar ook hier zijn er heel concrete aanwijzingen dat de veranderingen in stijl zichtbaar gemaakt kunnen worden en bijvoorbeeld ook kunnen helpen in het dateren van teksten die voorheen chronologisch nog niet geplaatst konden worden.Ga naar voetnoot5 Het is dus niet uitgesloten dat hernieuwd onderzoek naar de Ferguut de conclusies van Willem Kuiper steviger zal onderbouwen dan wel dat dat op goede gronden tot andere conclusies zal leiden. Ook voor onderzoekers die uitstekend thuis zijn in het Middelnederlands en teksten als de Ferguut gewoonlijk alleen in zijn (min of meer) oorspronkelijke taalvorm lezen, is de publicatie van moderne vertalingen van diezelfde teksten van belang. Vergelijk het maar met het lezen van Gerard Reve's De avonden in de momenteel in stripvorm verschonende versie van Dick Matena: het lezen van deze ‘vertaling in/met beeld’ is voor menige lezer een nieuwe ervaring van de tekst. De lezer heeft een andere context, in dit geval beeld, die ervoor zorgt dat er andere dingen in de tekst opvallen dan bij vroegere lezing van alleen de woorden. Zo gaat het ook bij het lezen van een (Middelnederlandse) tekst in een Engelse of modern Nederlandse vertaling: de context is anders in taal en in tijd en ook die hernieuwde kennismaking met het verhaal van Ferguut leidt tot een geheel nieuwe leeservaring. Dat kan nader onderzoek van het literaire werk alleen maar ten goede komen. Ferguut vestigt via deze vertalingen nadrukkelijk de aandacht op zichzelf.
Adres van de auteur: niwi-knaw, Postbus 95110, nl-1090 hc Amsterdam |
|