Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Queeste. Tijdschrift over middeleeuwse letterkunde in de Nederlanden. Jaargang 1996 (1996)

Informatie terzijde

Titelpagina van Queeste. Tijdschrift over middeleeuwse letterkunde in de Nederlanden. Jaargang 1996
Afbeelding van Queeste. Tijdschrift over middeleeuwse letterkunde in de Nederlanden. Jaargang 1996Toon afbeelding van titelpagina van Queeste. Tijdschrift over middeleeuwse letterkunde in de Nederlanden. Jaargang 1996

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Queeste. Tijdschrift over middeleeuwse letterkunde in de Nederlanden. Jaargang 1996

(1996)– [tijdschrift] Queeste–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 98]
[p. 98]

De zwerftocht van een schild
Achtergrond en betekenis van Darius' schild in ‘Alexanders Geesten’
Marian Andringa

Omstreeks het jaar 1260 krijgt de jonge en nog onbekende Jacob van Maerlant van een vooraanstaande dame de opdracht om de geschiedenis van Alexander de Grote op perkament te zetten. Voor de kern van zijn verhaal baseert Maerlant zich op de Alexandreis, het Latijnse epos van de twaalfde-eeuwse Gautier de Châtillon. Voor de vele uitbreidingen ten opzichte van zijn hoofdbron raadpleegt hij nog ettelijke additionele bronnen. Hij vervaardigt een werk dat ruim veertienduizend, grotendeels paarsgewijs rijmende verzen omvat en dat hij naar het voorbeeld van zijn hoofdbron indeelt in tien ‘boeken’. In latere geschriften refereert Maerlant aan deze eerste grote literaire opdracht met de naam Alexanders Geesten.Ga naar voetnoot1

Waar ik in dit artikel aandacht aan wil besteden is een van de opvallende amplificatio's in ag: het schild van Darius. In de eerste plaats wil ik daarbij ingaan op de herkomst van deze amplificatio. Aan de hand van deze passage wil ik enerzijds laten zien hoe sterk de invloed van de literatuur van de klassieke oudheid is op de middeleeuwse literatuur, anderzijds wil ik illustreren hoe een dertiende-eeuwse auteur zo'n element ten eigen behoeve aanwendt in zijn tekst.

 

Aan het einde van het tweede boek van ag beschrijft Maerlant hoe Alexander en Darius elkaar treffen bij de stad Issus. De spanningsboog in het verhaal heeft hier een hoog niveau bereikt: Darius heeft het misleidende bericht ontvangen dat Alexander op de vlucht geslagen is, maar wordt bij Issus totaal verrast door een vijand die hem op een strategisch punt met een leger in slagorde rustig staat op te wachten.

En dan gebeurt er verteltechnisch iets eigenaardigs. Maerlant vertelt hoe Alexander met zijn leger de overrompelde legermacht van de Perzische koning aanvalt, maar onderbreekt dan abrupt de loop van het verhaal met een omvangrijke amplificatio van 250 versregels over het schild van Darius. Hij volgt hierin zijn hoofdbron op de voet, maar wat opvalt is dat hij Gautiers schildbeschrijving (van ca. 50 verzen) door middel van verduidelijkingen en toevoegingen aanzienlijk uitbreidt (ca. 250 verzen).Ga naar voetnoot2 Maerlant is er zich terdege van bewust dat de beschrijving van Darius' schild een ingrijpende onderbreking is van de loop en de spanning van zijn verhaal, want hij waarschuwt zijn publiek voor de lengte van de passage. Maar hij vindt de inhoud ervan toch zo belangrijk, dat hij zijn toehoorders en lezers aanspoort er aandacht aan te schenken.Ga naar voetnoot3 De vragen die men zich hierbij kan stellen zijn: Waarom wordt er zowel in de Alexandreis

[pagina 99]
[p. 99]

als in ag zoveel aandacht aan het schild van Darius besteed, en waarom breidt Maerlant de schildbeschrijving nog verder uit?

Darius is de drager van een schitterend pronkschild, gesmeed van een edel metaal: ‘cast in a sevenfold circle, as a rival, challenged to a contest the insuperable brightness of the sun’.Ga naar voetnoot4 In taferelen is er de geschiedenis van Darius' voorgangers op afgebeeld.Ga naar voetnoot5 Het is opmerkelijk dat in de historische bron die Gautier de Châtillon gebruikt heeft voor zijn Alexandreis, Quintus Curtius' Historiarum Alexandri Magni, in het geheel geen sprake is van een pronkschild, noch van een schildbeschrijving. Het idee voor zijn amplificatio heeft Gautier echter wel uit klassieke bronnen, en bij nadere beschouwing blijkt dat het schild van Darius wortels heeft die tot Homerus teruggaan.

De voorgeschiedenis van dit schild begint in de Ilias.Ga naar voetnoot6 In het achttiende boek vertelt Homerus hoe Achilles, geschokt door de dood van zijn vriend Patroclus en zinnend op wraak, besluit weer deel te gaan nemen aan de strijd tegen de Trojanen. Zijn wapenrusting, die hij Patroclus gegeven had, is nu echter in het bezit van Hector. Thetis, zijn moeder, komt hem te hulp en verzoekt Hefaistus een bronzen uitrusting voor Achilles te vervaardigen. Tot deze wapenuitrusting behoort een pronkschild, dat door Homerus uitgebreid beschreven wordt. Het is een enorm schild waarvan de metalen dekplaat rijk bewerkt is.Ga naar voetnoot7 Erop afgebeeld is de totale kosmos: de hemel met haar sterrenbeelden, taferelen uit het dagelijks leven (het ploegen, de graanoogst, de wijnoogst en het weiden van vee), een stad in vredestijd, een belegerde stad en een voorstelling van een reidans. Een afbeelding van de Okeanos omringt het totale schild. Opvallend is dat de voorstelling op het schild niet in relatie staat tot de drager van het schild of de gebeurtenissen in het verhaal.Ga naar voetnoot8

Dit schild van Achilles in de Ilias heeft in de klassieke Griekse literatuur al vroeg tot navolging geleid. Een pendant ervan is het schild van Heracles in de Aspis Herakleous, een gedicht dat aan Hesiodus wordt toegeschreven.Ga naar voetnoot9 Hierin wordt de strijd beschreven tussen Heracles en Cycnus, maar een belangrijk gedeelte van de tekst is gewijd aan de beschrijving van Heracles' schild.Ga naar voetnoot10 Ook dit schild is gemaakt door Hefaistos, dit keer

[pagina 100]
[p. 100]

in opdracht van Zeus, Heracles' vader. De vorm van het schild is rond en in concentrische zones zijn er voorstellingen op aangebracht. Voor een deel zijn de taferelen een imitatie van Homerus' schildbeschrijving, maar er is een verschil: op dit schild zijn ook goden en mythologische voorstellingen afgebeeld. Centraal staat de godin van de Angst en het accent ligt in de taferelen op strijd en geweld, waardoor het schild als wapen een afschrikwekkende functie heeft.

 

Zowel het schild van Achilles als het schild van Heracles hebben Vergilius tot voorbeeld gediend bij de beschrijving van het schild van Aeneas in zijn Aeneis.Ga naar voetnoot11 Geheel volgens de klassieke traditie van imitatio en aemulatio neemt Vergilius hier een passage uit de Ilias over en brengt er zijn eigen variaties in aan.Ga naar voetnoot12 Het opvallende is dat er, ten opzichte van Homerus en Hesiodus, in de betekenis van het schild bij Vergilius een verschuiving plaats vindt van materieel naar symbolisch. Bij Homerus en Hesiodus zijn de schilden funktioneel als wapen en hebben de voorstellingen erop niet een speciale betekenis voor de drager. In Vergilius' Aeneis heeft Aeneas in het geheel geen behoefte aan een nieuw schild; zijn oorspronkelijke wapenrusting is na de Trojaanse oorlog en de daaropvolgende omzwervingen nog altijd compleet en bruikbaar. Toch krijgt hij van zijn moeder, de godin Venus, een nieuw schild. Venus weet haar man Vulcanus ertoe over te halen, refererend aan Thetis' verzoek voor Achilles, voor Aeneas ook een pronkschild te smeden.

Het moment waarop Aeneas deze goddelijke hulp in de vorm van het schild krijgt, is van grote betekenis in het epos. Door de goden is Aeneas de taak opgelegd een rijk te stichten dat eens over de hele wereld zal heersen.Ga naar voetnoot13 Zijn goddelijke bestemming volgend, staat hij nu op het punt de strijd met de inheemse Italische volken te beginnen met als inzet het huwelijk met de koningsdochter Lavinia en de macht over Latium, een strijd die zal eindigen in een overwinning voor Aeneas en het begin zal inluiden van dat toekomstige rijk.

Op het schild zijn door Vulcanus, ‘met de kunst van een ziener en met een blik in de toekomst’ [Aeneis viii 627-8], het lot en de roemrijke daden van Aeneas' nageslacht tot aan de tijd van Augustus afgebeeld. Zo geeft Vergilius aan dit schild een symbolische waarde: het verbindt het mythologische verleden van Troje in de twaalfde eeuw (v. Chr.) met het historische heden van de augusteïsche tijd.Ga naar voetnoot14 Aeneas is de grondlegger

[pagina 101]
[p. 101]

van een rijk waarin tenslotte onder Augustus totale vrede zal heersen. Het laatste tafereel op het schild dat gewijd is aan de slag bij Actium in 31 v. Chr. is veelzeggend: hier maakte Augustus met zijn overwinning een einde aan de burgeroorlog. Vergilius laat Aeneas met het schild de hele Romeinse toekomst op zijn schouders nemen en verleent daarmee aan het schild meer de betekenis van symbolisch teken dan van wapen.Ga naar voetnoot15

 

Een ander schild in de klassiek-Latijnse literatuur dat belangrijk is voor dit onderzoek, is Hannibals schild in de Punica van Silius Italicus. Als groot bewonderaar van Vergilius schreef deze Romeinse schrijver uit de eerste eeuw na Chr. een epos over de tweede Punische oorlog in navolging van Vergilius' Aeneis.Ga naar voetnoot16 De held in deze geschiedenis is de Romein Scipio, maar de feitelijke hoofdpersoon is Hannibal en het is in dit epos de anti-held die de drager van een pronkschild is. Hannibals schild is geen geschenk van de goden, maar is vervaardigd door mensenhanden. Voordat hij optrekt naar Saguntum krijgt de Carthaagse veldheer van Gallicische bondgenoten een wapenrusting ten geschenke, waaronder een pronkschild.Ga naar voetnoot17

Silius baseert zich voor zijn schildbeschrijving op Homerus en Vergilius.Ga naar voetnoot18 Op het schild zijn de gebeurtenissen afgebeeld die de aanleiding zijn geweest tot de oorlog die Hannibal op het punt staat te gaan voeren: Dido's stichting van Carthago, haar relatie met Aeneas, haar dood en haar oproep tot wraak op Aeneas en zijn nageslacht; Hamilcar die de jeugdige Hannibal eeuwige vijandschap laat zweren jegens de Romeinen, en de moord op de Romein Regulus (een referentie aan de eerste Punische oorlog). Zoals bij Homerus op de rand van Achilles' schild de Okeanos is afgebeeld, is Hannibals schild door Silius omzoomd met de rivier de Ebro, waarvan de betekenis echter een symbolische waarde voor het epos heeft: de Ebro is de grens tussen Romeins en Carthaags grondgebied. Op het moment dat Hannibal de rivier met zijn legermacht is overgestoken, heeft hij het vredesverdrag met de Romeinen verbroken en is hij de oorlog begonnen. In de betekenis van de taferelen klinkt een morele ondertoon door. Zowel de moord op Regulus als de eedbreuk bij de Ebro strekken de Carthagers niet tot eer en deze afbeeldingen op het schild zijn in feite een aanklacht jegens de drager.Ga naar voetnoot19

 

Het zijn de schilden van Aeneas en Hannibal die Gautier de Châtillon tot voorbeeld hebben gediend bij de beschrijving van Darius' schild in zijn Alexandreis. De onderzoekers die zich bezig hebben gehouden met de Alexandreis hebben geconstateerd dat Gautier met zijn epos beoogd heeft Vergilius te imiteren en te evenaren.Ga naar voetnoot20 Een in het

[pagina 102]
[p. 102]

oog springend element bij die imitatio is de schildbeschrijving en dat geeft tevens een antwoord op de vraag waarom Gautier zoveel aandacht aan een schild besteedt. Harich heeft echter in haar studie over de Alexandreis aangetoond dat het schild van Darius ook een grote overeenkomst vertoont met het schild van Hannibal.Ga naar voetnoot21 Bij Gautier is het eveneens de anti-held die een pronkschild draagt en hebben de afbeeldingen op het schild betrekking op de voorgeschiedenis van de drager, waarbij dat verleden deze niet tot eer strekt. De oude Perzische koningen worden negatief afgeschilderd en de nadruk ligt, volgens Harich, op de conflicten tussen Joden en Perzen, toegespitst op de verwoesting van Jeruzalem. Harich herkent hierin een overeenkomst met wat zij beschouwt als het hoofdthema van de Alexandreis: het conflict tussen Oost en West. Alexander is het voorbeeld van de succesvolle heerser die het gevaar uit het Oosten voor het Westen heeft bedwongen. Een actueel probleem voor Gautiers publiek was de permanente dreiging vanuit het Oosten voor de christelijke wereld, in het bijzonder de bedreiging van Jeruzalem en van het oostelijk Middellandsezeegebied. Gautier heeft zijn epos opgedragen aan Willem, aartsbisschop van Reims, die tevens een nauwe bloedverwant was van de jonge Filips Augustus en bovendien lid van diens regentschapsraad. Harich interpreteert de Alexandreis als een oproep tot kruisvaart aan Willem, met de verwachting dat deze zijn invloed uit zou oefenen op de jonge koning.Ga naar voetnoot22

Zoals bij Vergilius en bij Silius heeft het schild bij Gautier ook meer een symbolische waarde dan een materiële betekenis als wapen. Betekenisvol daarbij is de afbeelding op de rand van Darius' schild: de geschiedenis van de grote Perzische koning Cyrus die op het toppunt van zijn macht en roem onverwacht door een vrouw (Koningin Tamaris) wordt gedood. Gautier presenteert deze geschiedenis als een exemplum van de bedriegelijkheid van aardse roem.Ga naar voetnoot23 Dit thema van ‘opkomst en val van een heerser’ dat het schild als het ware omsluit, is analoog aan het lot van Alexander: op het hoogtepunt van zijn macht komt hij onverwacht om het leven door het drinken van een beker vergiftigde wijn. Gautier heeft, in navolging van Vergilius en Silius, variërend binnen het kader van de Alexandreis een schild gecreëerd dat in zijn symbolische betekenis de thematiek van het gehele epos nog eens benadrukt.

 

Wat doet Jacob van Maerlant nu met het schild van Darius in zijn bewerking van de Alexandreis? Globaal gesproken verhouden Gautiers schildbeschrijving en Maerlants bewerking daarvan zich als een opsomming van feiten tot een geschiedverhaal. Gautier beschrijft in telegramstijl de taferelen op het schild; Maerlant vertelt de geschiedenis die de achtergrond vormt van de afbeeldingen uitgebreid in een verhalende stijl en geeft ter verduidelijking details, namen en extra informatie.Ga naar voetnoot24

Zoals ik in het begin van het artikel al vermeld heb, breidt hij de schildbeschrijving ten opzichte van Gautier sterk uit. Hij voegt een grote passage over Nebucadnezar toe

[pagina 103]
[p. 103]

en een omvangrijke uitbreiding met betrekking tot Belsassar. De afbeeldingen op het schild, die alle betrekking hebben op Darius' voorvaderen, zijn verdeeld in drie secties, waar Maerlant het woord quartieren voor gebruikt.Ga naar voetnoot25 In de eerste sectie (int overste quartiere, 1023) gaat het om Nimrod, de bouw van de toren van Babel en Gods toorn daarover, resulterend in de Babilonische spraakverwarring; in de tweede sectie (dat ander quartier, 1025) tonen de taferelen de inname van Jeruzalem door Nebucadnezar, de vernietiging van de tempel, de roof van de tempelschatten en de zeventigjarige Joodse ballingschap in Babilon; in de derde sectie (in dien voet van den scilde, 1155) is afgebeeld hoe Belsassar zich tijdens een feestmaal laat bedienen uit het geroofde heilige vaatwerk en de voorspelling van zijn ondergang op de muur geschreven krijgt.

De drager van het schild is Darius, de afbeeldingen hebben betrekking op zijn voorouders, en de meest voor de hand liggende veronderstelling zou zijn dat de betekenis van de taferelen in verband staat met de persoon van Darius en zijn lot.Ga naar voetnoot26 Nu loopt het met zowel Nebucadnezar, Belsassar als Darius slecht af, dus die overeenkomst is er wel. Maar waar het eigenlijk in de afbeeldingen om gaat is de reden waarom het met die voorvaderen van Darius zo slecht afloopt: hoogmoed jegens God. Nimrod zet zijn volk aan tot het bouwen van een toren die tot in de hemel zou reiken; Nebucadnezar, die zichzelf een god waande, vernietigt Gods tempel in Jeruzalem en rooft er de gewijde tempelschatten, en diens arrogante zoon Belsassar laat zich tijdens een feestmaal uit die sacrale vaten bedienen.

Hoogmoed is een eigenschap die op de persoon van Darius juist niet van toepassing is; de Perzische vorst wordt zowel in de Alexandreis als in ag afgeschilderd als een zachtaardige oude man.Ga naar voetnoot27 De figuur bij uitstek met wie hoogmoed echter wel in verband gebracht kan worden is Alexander; Alexanders hoogmoed is een Leitmotiv in het hele verhaal. De morele les die uit de schildtaferelen naar voren komt is precies van toepassing op de lotgevallen van Alexander. Ook Alexander nam een aanmatigende houding aan jegens God: hij verbeeldde zich ‘goddelijk’ te zijn en streefde ernaar tot gebieden door te dringen die door God voor de mens verboden waren (nadat hij - in opdracht van God - de wereldheerschappij bemachtigd had, wilde hij het paradijs en de hel ook nog veroveren). Volgens de interpretatie van de middeleeuwse auteurs wordt Alexander voor zijn hoogmoed dan ook door God gestraft met de dood. De betekenis van de taferelen op het schild houdt m.i. meer verband met Alexander dan met Darius en men zou in feite het hele schild kunnen beschouwen als een vooruitwijzing naar de afloop van het verhaal.Ga naar voetnoot28

[pagina 104]
[p. 104]

Wat Maerlant met zijn bewerking van de schildpassage doet, is van tweeërlei aard. Door middel van uitbreidingen en toelichtingen benadrukt hij de morele les met betrekking tot vorstelijke hoogmoed. Daarnaast maakt hij duidelijk welke rol Alexander als wereldveroveraar speelt in Gods heilsplan.

In de tweede sectie van het schild breidt Maerlant de geschiedenis over Nebucadnezar uit met het verhaal over diens voorspellende dromen en de uitleg daarvan door Daniël. Hij voegt deze passage niet ongemerkt in, maar hij attendeert zijn publiek er zelfs speciaal op met een inleidende en afsluitende opmerking over de afwezigheid ervan op het schild.Ga naar voetnoot29

Het gaat in deze passage om twee dromen. In de eerste droom ziet Nebucadnezar hoe een enorm beeld met een gouden hoofd, de armen van zilver, de buik van brons, de benen van ijzer en de voeten deels van leem en van ijzer door een kiezelsteen die van een berg rolt, verbrijzeld wordt. De droom wordt door Daniël uitgelegd als de opeenvolging van de wereldrijken vóór de komst van Christus, waarbij het gouden hoofd Nebucadnezars rijk representeert, de armen het rijk van Meden en Perzen, de buik het Griekse rijk, de benen het Romeinse en de voeten de eindtijd. De steen symboliseert het eeuwige Koninkrijk Gods.

Deze droom houdt de voorspelling in van Alexanders wereldverovering en van Darius' onafwendbare ondergang.Ga naar voetnoot30 Tevens wordt hier aangegeven dat deze gebeurtenissen in overeenstemming zijn met Gods wil, want zij maken deel uit van het goddelijke heilsplan. Dit laatste is belangrijk binnen het kader van het hele werk waarin Maerlant steeds maar weer Alexanders heilshistorische rol onderstreept: Alexander was van gode vercoren, prince te sine van al eertrike.Ga naar voetnoot31 Terwijl Gautier Darius alleen het verleden op zijn schild laat meedragen, geeft Maerlant aan Darius ook nog de toekomst mee, zoals Vergilius dat deed met Aeneas. Dat de Perzische vorst hierbij bovendien de voorspelling van zijn eigen ondergang meedraagt, onderstreept de tragiek van zijn lot.

In de tweede droom ziet Nebucadnezar hoe een reusachtige boom wordt omgekapt, waarvan de wortelstronk nog mag doorleven op een laag niveau vlak bij de grond. Daniël legt uit dat de boom de koning zelf symboliseert in zijn hoogmoedige houding: Om dat hi gode hadde ommare / Ende hi ware so sot, / Dat hi selve waende wesen god.Ga naar voetnoot32 De machtige Nebucadnezar zal als straf een tijd lang als een grazend rund moeten leven, totdat hij geleerd zal hebben dat er ‘een ware god’ is die alles bestiert en die hij zal moeten eerbiedigen. De analogie met Alexander is evident: ook hij waande zich goddelijk en wordt door God gestraft voor zijn hoogmoed.

Maerlants tweede grote uitbreiding heeft betrekking op de geschiedenis van Belsassar in de derde sectie van het schild. Terwijl Gautier slechts een paar - cryptische- versregels wijdt aan Belsassar, vertelt Maerlant uitgebreid het verhaal over Belsassars feestmaal waarbij deze zich achteloos laat bedienen uit de sacrale gouden tempelvaten en vervolgens een waarschuwende tekst op de muur geschreven krijgt die door Daniël

[pagina 105]
[p. 105]

geduid wordt als de voorspelling van zijn ondergang en die van zijn rijk.Ga naar voetnoot33

Het is opvallend hoeveel aandacht Maerlant besteedt aan de roof en het misbruik van die heilige tempelschatten. In de eerste schildsectie voegt hij dit toe aan de geschiedenis van Nebucadnezar.Ga naar voetnoot34 In de Belsassarpassage is het de zaak waar alles om draait. Tot driemaal toe wijst Maerlant er in deze uitbreiding op dat bij deze vorsten hoogmoed, godsverloochening en het gebrek aan respekt voor heilige zaken de toorn van God opwekt en dat dit tot hun ondergang leidt.Ga naar voetnoot35

Maerlant besluit de Belsassaruitbreiding met het verdere verloop van de geschiedenis: de val van Belsassar en de inname van Babylon door de Perzen en Meden in de personen van Cyrus en een voorvader van Darius. Hij geeft hiermee een historische invulling aan de droomvoorspelling over de wereldrijken (de overgang van het gouden naar het zilveren rijk) en laat bovendien de geschiedenis op het schild aansluiten bij het verhaal over Cyrus' weinig roemvolle einde dat op de schildrand getoond wordt.

De schildbeschrijving in de Alexandreis wordt besloten met een moralisatie over de betrekkelijkheid van wereldse macht en een waarschuwing aan vorsten om God te eerbiedigen, omdat Hij degene is die macht, aanzien en rijkdom verstrekt maar deze ook onverhoeds van de sterfelijke mens weer weg kan nemen. Maerlant neemt Gautiers moraliserende passage over, maar plaatst deze buiten de schildbeschrijving, waardoor de moralisatie een directer verband krijgt met de geschiedenis van Alexander. De betrekkelijkheid van aardse macht relateert hij daarbij aan de geschiedenis van Cyrus, die als een vooruitwijzing naar Alexanders gifdood opgevat kan worden.

Zoals moge blijken is de betekenis van de schildtaferelen nauw verweven met de thematiek van het hele werk. De taferelen zijn exempla van vorstelijke hoogmoed en zijn in verband te brengen met een hoofdthema in het verhaal. De lezer en toehoorder worden er in deze passage van doordrongen dat het met vorsten die God niet eerbiedigen slecht afloopt en zijn zo al voorbereid op Alexanders einde. De symbolische functie van het schild wordt door Maerlant nog eens extra benadrukt doordat hij zaken toevoegt die helemaal niet op het schild afgebeeld zijn, maar wel relevant zijn voor een helder inzicht in de totale geschiedenis. Door middel van zijn uitbreidingen versterkt Maerlant de moraliserende ondertoon, maar voegt er ook een nieuw element aan toe. Met de inlassing van de droom over het beeld plaatst hij de lotgevallen van Darius en zijn voorgangers in een heilshistorisch kader, onderstreept hij de belangrijke rol van Alexander in de heilsgeschiedenis en geeft aan het hele verhaal historisch een betekenis.

De schildbeschrijving heeft een vooruitwijzende functie en is van belang voor een beter begrip van de - vorstelijke - les die uit het verhaal te leren valt. Dit in ogenschouw genomen wekt het geen verwondering dat Maerlant de amplificatio van zijn brontekst nog verder uitbreidt en zijn publiek aanspoort de hele passage toch wel te lezen. Maerlant mag dan een echte verteller zijn die spanning in zijn verhaal weet te brengen, het gaat hem er toch vooral om zijn lezers en toehoorders kennis en inzicht

[pagina 106]
[p. 106]

in de historie bij te brengen en de morele les die onafwendbaar uit die historie voortvloeit te verduidelijken.

 

Aan de rij literaire schilden die hier van Homerus tot Maerlant de revue passeerden, blijken twee aspekten verbonden te zijn: de functie van het schild als wapen en de functie van de afbeeldingen op het schild. Opvallend is dat er een verschuiving in betekenis optreedt van materieel naar symbolisch: al bij Vergilius gaat het niet meer om het schild als zodanig, maar om de betekenis die de afbeeldingen hebben voor de strekking van het hele epos. Bij het schild van Aeneas ligt die betekenis op het historische vlak, op het schild van Hannibal krijgt de geschiedenis die erop afgebeeld is een morele ondertoon.

In de Alexandreis en ag wordt de morele strekking sterker beklemtoond dan de historische betekenis; bij Gautier gebeurt dat enigszins verhuld, bij Maerlant veel explicieter. De amplificatio wordt door de middeleeuwse auteurs aangewend ter versterking en verduidelijking van de thematiek in het verhaal en krijgt een vooruitwijzende functie.

Summary

In Alexanders Geesten, Jacob van Maerlant's adaptation of Gautier de Châtillon's Alexandreis the Flemish author uses the literary technique of amplificatio when translating the description of the shield of Darius in his Latin source. This article analyzes the literary tradition of the shield description in Classicial Antiquity and the Middle Ages, with special attention to Maerlant's adaptation technique. It becomes clear that Maerlant used the technique of amplificatio in describing the shield to emphasize the theme of the narrative and to predict the tragic end of the hero.

 

Adres van de auteur:
Assumburg 20
nl-9301 vk Roden

voetnoot1
Verder afgekort als ag.
voetnoot2
Maerlants schildbeschrijving beslaat de verzen 995-1246 in Boek ii. Ik maak gebruik van de editie: Jacob van Maerlant, Alexanders Geesten. Opnieuw uitgegeven door J. Franck. Groningen, 1882. Gautiers schildbeschrijving beslaat de verzen 494-539 in Boek ii. Editie: Galteri de Castellione, Alexandreis. Uitgegeven door M.L. Colker. Padua 1978.
voetnoot3
Maer dat an die den scilde stoet / dat was een hystorie lanc. / Diet horen wille, hebbe danc [ag ii 996-998].
voetnoot4
Alexandreis ii 496-497: Emulus ad litem iubar insuperabile solis / invitat clipeus septeno fusilis orbe. De Engelse vertaling is van R. Telfryn Pritchard: Walter of Châtillon, The Alexandreis. Toronto 1986, p. 73.
voetnoot5
Te beginnen bij Nimrod, die men in de middeleeuwen beschouwde als de machtige voorganger van de Perzische koningen, waarna vervolgens Nebucadnezar en Belsassar aan bod komen; tenslotte is op de schildrand de geschiedenis van Cyrus afgebeeld.
voetnoot6
Ilias xviii, vs. 483 e.v.
voetnoot7
Homerus laat zich niet uit over de vorm van het schild, maar volgens de onderzoekers beschrijft hij hier een schild dat de vorm van een acht gehad moet hebben, overeenkomstig Griekse schilden die in ca 800 v. Chr. gangbaar waren. Vgl. The Iliad of Homer, edited with general and Grammatical introductions, notes, and appendices by W. Leafand M.A. Bayfield. 2 dln. Londen/New York 1956. Dl. ii, p. 448-455.
voetnoot8
De schildbeschrijving bevindt zich echter in het epos op de plaats waar in het handelingsverloop de grote wending optreedt: het moment waarop Achilles zijn wrok laat varen. Hiermee brengen de onderzoekers de afbeeldingen in verband en beschouwen de passage compositorisch als funktioneel: ‘Abgebildet ist die ständig sich gleichbleibende, sich stets in solcher Weise wiederholende Welt. (...) So steht die homerische Schildbeschreibung zwischen bewegtestem unaufhaltsamen Geschehen als Ruhepunkt’ (C. Becker, ‘Der Schild des Aeneas’. In: Wiener Studien. Zeitschrift für klassische Philologie 77 (1964), p. 111-127. Aldaar p. 114-115.
voetnoot9
Hesiod, The Homeric Hyms and Homerica, with an English translation by H.G. Evelyn-White, M.A. Cambridge/Massachusetts/London 1982, p. xxiv en 220-253. Het totale gedicht bestaat uit 480 verzen, de schildbeschrijving beslaat de verzen 139-317.
voetnoot10
Cycnus, zoon van de oorlogsgod Ares, was een rover die reizigers uitschudde en doodde, in het bijzonder reizigers naar Delphi. Dit wekte de woede van Apollo die Heracles tegen hem inzette.
voetnoot11
Vgl. K.W. Gransden [ed.], Virgil Aeneid. Book viii. Cambridge [etc] 1976, p. 6; R. Th. van der Paardt, ‘Een vertrouwd gevoel van onbekendheid. Interpretaties van Vergilius’ Aeneis'. In: 2000 jaar Vergilius. Den Haag 1982, p. 31-45. Aldaar p. 43. De schildbeschrijving in de Aeneis beslaat de verzen viii 627-731.
voetnoot12
‘Wie in Griekenland een epos schreef, nam daarmee de handschoen van Homerus op. Wie in Rome een epos schreef, verdisconteerde daarin op zijn eigen, Romeinse wijze de Griekse epische traditie van Homerus tot Apollonius van Rhodos en veronderstelde deze exempla ook bij zijn lezers min of meer bekend’ (A. D. Leeman, ‘Bomen vellen. Vergilius als schakel in de antieke epische traditie’. In: R. van der Paardt [red.], Winnaars en verliezers. Een bundel artikelen over het werk van P. Vergilius Maro. Leiden 1995, p. 223-224).
voetnoot13
In overeenstemming met oudere tradities heeft Vergilius gekozen voor de Trojaanse Aeneas als stamvader van het toekomstige Romeinse rijk.
voetnoot14
Vergilius schreef zijn Aeneis voor de Romeinse keizer Augustus. Niet alleen via de afbeeldingen op het schild worden heden en verleden met elkaar verbonden: in boek i voorspelt Jupiter aan Venus de toekomst van Rome tot aan de pax augusta en in boek vi geeft Anchises een overzicht van de Romeinse geschiedenis. ‘Door deze verbinding tussen verleden en heden wordt de pax augusta als de zinvolle, door de goden en het fatum beschikte vervulling van de gehele voorafgaande geschiedenis voorgesteld’ (H. Bremer, C. Fisser, M.J. Govers [e.a.], Tantae molis erat ... Aeneis, een Romeins epos. Emmeloord 1995, p. 51).
voetnoot15
Vgl. C. Becker 1964 (zie n. 8), p. 121-125.
voetnoot16
Vgl. J.D. Duff [ed.], Silius Italicus. Punica. 2 dln. Cambridge [etc], 1968, p. xi; M. von Albrecht, Silius Italicus. Freiheit und Gebundenheit Römischer Epik. Amsterdam, 1964, p. 173-175.
voetnoot17
Punica ii 395-405.
voetnoot18
Vgl. Duff 1968 (zie n. 16), p. 88, noot c. De schildbeschrijving beslaat de verzen ii 406-452 in de Punica.
voetnoot19
Vgl. Von Albrecht (zie n. 16) p. 174.
voetnoot20
Vgl. H. Christensen, Das Alexanderlied Walters von Châtillon. Halle 1905, p. 76. J. Hellegouarc'h, ‘Gautier de Châtillon, poète épique dans l'Alexandreide. Quelques observations’. In: Alain de Lille, Gautier de Châtillon, Jakemart Giélée et leur temps. Textes réunies par H. Roussel et F. Suard. Actes du colloque de Lille, octobre 1978, p. 229-249; aldaar p. 231. G. Streckenbach (red.), Walter von Châtillon. Alexandreis. Das Lied von Alexander dem Großen. Heidelberg 1990. Inleiding van W. Berschin, p. 21. Zwierlein, O., ‘Der prägende Einfluß des antiken Epos auf die Alexandreis des Walter von Châtillon’. In: Abhandlungen der Geistes- und Sozialwissenschaftlichen Klasse, 1987, nr. 2 (Akademie der Wissenschaften und derliteratur). Stuttgart, 1987, passim.
voetnoot21
Vgl. H. Harich, Alexander epicus. Studien zur Alexandreis Walters von Châtillon. Graz 1986, p. 148-150.
voetnoot22
Harich 1986 (zie n. 21), p. 151 en 244-245.
voetnoot23
Alexandreis ii 533-535: Proch gloria fallax / Imperii, proch quanta patent ludibria sortis / Humanae! Vertaling: ‘How deceitful is the glory of sovereignty, and how clearly revealed are the great mockeries of human fate!’ [Pritchard, p. 74].
voetnoot24
Eenzelfde verandering in de verteltrant past Maerlant in het vierde boek toe in de beschrijving van het graf van Telico, Darius' vrouw. Ook daar maakt hij van een opsommende beschrijving ‘geschreven historie’ in een verhalende stijl.
voetnoot25
ag ii1003: Gedeelt was hi in drien quartieren. Gautier gebruikt het woord panes: parte alia voor de tweede sectie [vs. ii 504], ultima pars voor de derde sectie [vs. ii 522].
voetnoot26
K. de Graaf heeft de schildbeschrijving als zodanig geïnterpreteerd: ‘..dat Darius een schild bezit met een zo sombere “inhoud”, kan alleen maar betekenen dat zijn ondergang in deze uitweiding wordt aangekondigd. Iemand met zo'n schild komt niet goed terecht...’ (K.R. de Graaf, ‘Maerlant historicus’. In: M.M.H. Bax, K. Iwema & J.M.J. Sicking [red.], Wie veel leest heeft veel te verantwoorden... Opstellen aangeboden aan F. Lulofs. Groningen 1980, 68-80. Aldaar: p. 72-73).
voetnoot27
Maer Daris was een soete man [ag ii 667]; So goetlijc was hi ghedaen [ii 705]; Die sachte man, die goedertieren [vi 1005]; Dattie oude man van daghen / Hovesch was ende goedertieren [vi 1093].
voetnoot28
Mijn interpretatie van de schildbeschrijving verschilt van Harich's visie. Zij concentreert zich op de politieke betekenis die het schild zou kunnen hebben, maar gaat voorbij aan de eventuele morele betekenis van de taferelen. De moralisatie echter waarmee Gautier de schildpassage besluit, verwijst m.i. naar de ‘inhoud’ van de schildtaferelen en geeft er duidelijk een morele lading aan.
voetnoot29
Nochtan liet hi te scrivene bliven / Een hystorie, die ic sal scriven [ii 1051-1052]; Nochtan waest daer bescreven niet [ii 1128]. De hele ingelaste passage beslaat de verzen ii 1051-1128.
voetnoot30
Die buuc, die coperijn was al / Dat es dat in Grieken sal / Een coninc werden ende sal verslaen / Percen ende Meden ent rike ontfaen [ii 1087-1090].
voetnoot31
ag i 1396-1397. Andere referenties aan Alexanders heilshistorische rol op grond van bijbelse voorspellingen zijn te vinden in v 15-28 en vi 14-18.
voetnoot32
ag ii 1116-1118.
voetnoot33
Alexandreis ii 523-526, vertaling: ‘One could see Belshazzar drinking from cups of sacred gold, and one could see the hand of the writer noting the change of fate, whose hidden enigma the much loved man solved’ (Pritchard, p. 74). Maerlant besteedt 53 verzen aan deze geschiedenis [ag ii 1159-1212].
voetnoot34
Ende ooc nam hi ons heren vate / Ende diender sine afgode mede, / Daer hi groot quaet ane dede [ag ii 1043-1046].
voetnoot35
ag ii 1149-1150, 1159-1168, 1183-1196.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken