Queeste. Tijdschrift over middeleeuwse letterkunde in de Nederlanden. Jaargang 1995
(1995)– [tijdschrift] Queeste– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het uiterlijk van de custode
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op deze bladzijde nog aan nieuwe teksten te beginnen? Kopiëerde hij wellicht uit een legger waarin per kolom drie gedichten stonden? In beide gevallen zou hij zijn kolommen niet verticaal en per kolom (eerst heel kolom a, dan heel kolom b) maar horizontaal van links naar rechts (eerste regel van kolom a gevolgd door eerste regel van kolom b; tweede regel kolom a, daarna tweede regel kolom b, enz.) hebben afgeschreven. Na één regel bemerkte hij zijn vergissing en stopte met schrijven. Deze mogelijkheden verwierp ik als tè onwaarschijnlijk. Dus tòch custoden? En nog wel twéé, die ieder uit een héle versregel bestaan?Ga naar voetnoot3 Ik vroeg me af, of het normaal is dat in Middelnederlandse handschriften met teksten in rijmende versregels de custode uit een hele versregel bestaat in plaats van uit de eerste woorden ervan. Degenen aan wie ik deze vraag voorlegde, waren niet echt positief in hun antwoorden, maar ook niet duidelijk negatief. Mijn eigen herinneringen aan ontmoetingen met custoden waren nogal vaag en gingen in de richting van ‘alleen de eerste woorden’. Ook de (schaarse) literatuur over custoden hielp mij niet veel verder.Ga naar voetnoot4 In de hoop over dit punt meer duidelijkheid te verkrijgen en zo te weten te komen met wat voor versregels we op het Lundse bifolium te maken hebben besloot ik zelf op onderzoek uit te gaan. Maar vóór ik van deze verkenningstocht verslag doe, wil ik proberen duidelijk te maken wat men onder een custode verstaat.Ga naar voetnoot5 Het middeleeuwse geschreven boek bestaat uit een aantal bundeltjes van dubbelgevouwen en in elkaar gelegde vellen perkament of papier. Zo'n bundeltje noemt men een katern. Om er nu voor te zorgen dat al deze katernen door de binder in de juiste volgorde tot een boek genaaid werden, voorzagen de kopiisten gewoonlijk ieder katern van een eigen markering. Zij konden dat op twee manieren doen. De ene methode bestond uit het aanbrengen van een (Romeins) cijfer op de eerste of laatste bladzijde van het katern: i, ii, iii enz. In plaats van cijfers gebruikte men ook wel de letters van het alfabet. Men noemt deze nummering of alfabetische aanduiding de katernsignatuur.Ga naar voetnoot6 Later ging men ook de volgorde van de bladen binnen het katern aangeven door voor de eerste helft van deze bladen nog een Romeins of Arabisch cijfer aan de letter toe te voegen, of een letter aan het cijfer (ai, aii, aiii of 1a, 1b, 1c enz.). Deze aanduidingen zijn bladsignaturen, die tegelijkertijd de katernenvolgorde aangeven. De binder kon nu gemakkelijk controleren | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
of de dubbelbladen en de katernen in de juiste numerieke of alfabetische volgorde lagen. Bij de andere methode noteerde de kopiist rechts in de ondermarge van de laatste bladzijde van het katern het begin van de tekst waarmee het erop volgende katern zou beginnen. Dit vooruitwijzende stukje tekst in de ondermarge noemt men de custode.Ga naar voetnoot7 Om de juiste volgorde van de katernen te controleren moest de binder nu de custode aan het eind van het ene katern vergelijken met het tekstbegin van het erop volgende katern. Heel zeldzaamGa naar voetnoot8 is de vereenvoudiging van deze methode door het gebruik van zgn. dubbele custoden. Rechts in de ondermarge van de laatste bladzijde van het katern werd het eerste woord van de tekst van het nieuwe katern genoteerd. Ditzelfde woord werd linksonder op de eerste bladzijde van het nieuwe katern herhaald. De binder hoefde nu niet meer de custode van het ene katern (rechtsonder) te vergelijken met het begin van de tekst links bovenaan het volgende. Bij dubbele custoden in de juiste katernenvolgorde bevonden dezelfde woorden zich immers vlak naast elkaar in de ondermarges.Ga naar voetnoot9 Het uiterlijk van de custode wordt wat de lengte betreft door Bischoff beschreven als bestaand uit de beginwoorden of -lettergrepen van het volgende katern.Ga naar voetnoot10 Vezin noteert dat het gaat om het eerste woord of de eerste woorden van het volgende katern.Ga naar voetnoot11 Strebner en Leonhard omschrijven de lengte van de ‘Kustos’ als een herhaling van het eerste woordGa naar voetnoot12 en Hermans en Huisman schrijven dat het gaat om ‘het eerste woord of de eerste woorden van het volgende katern’.Ga naar voetnoot13 De verklarende woordenlijst in W.C.M. Wüstefelds Middeleeuwse boeken van Het CatharijneconventGa naar voetnoot14 vermeldt ‘eerste woord of deel daarvan van het nieuwe katern’. Al deze beschrijvingen lijken hetzelfde antwoord te geven op de vraag die het vertrekpunt vormde voor deze verkenningstocht: de custode bestaat uit het eerste woord of de eerste woorden van de tekst van het nieuwe katern. Klopt deze voorstelling van zaken nu met de praktijk in Middelnederlandse handschriften? Vormen die ‘eerste woorden’ bij een tekst in versregels samen wel eens een hele versregel? Om te kunnen vaststellen of de losse versregels onderaan op het dubbelblad uit Lund custoden zijn en als custoden wellicht uitzonderingen vormen, moest ik meer handschriften zien.
Mijn speurtocht bracht mij op het Foto-archief van de Sectie Middelnederlands | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aan de Rijksuniversiteit te Utrecht. In dit archief worden microfilms en -fiches bewaard van veel Middelnederlandse handschriften en vroege drukken. Van de meeste microfilms zijn afdrukken gemaakt. Deze afdrukken raadpleegde ik, voor zover ze niet uitsluitend prozateksten bevatten. Ter controle heb ik ook de microfilms zelf bekeken.Ga naar voetnoot15 Samen met een paar facsimile-uitgaven en met enkele beschrijvingen van handschriften die het toeval op mijn weg plaatste, kwam ik tot een totaal van 33 handschriften die ik op het voorkomen van custoden heb onderzocht. Dit betrekkelijk geringe aantal was het gevolg van de grenzen die ik aan mijn onderzoek stelde: Middelnederlandse tekst, gepaard of op een andere wijze rijmend. Het lag niet in mijn bedoeling zoveel mogelijk handschriften te onderzoeken. Ik wilde als antwoord op mijn vraag slechts een kleine verkenning uitvoeren. Een doelbewuste selectie van manuscripten heb ik evenmin gemaakt. Ik ben simpel uitgegaan van hetgeen op het Foto-archief aanwezig is. Mijn materiaal beslaat de periode eind 13e tot eind 15e eeuw en is afkomstig uit Vlaanderen, Brabant, Limburg (?), Holland, Utrecht en het gebied van de Nederrijn met o.a. Kleef en Gulik. Bij de bekeken handschriften waren er tien waarin ik geen custoden heb aangetroffen. Ook katernsignaturen ontbreken.Ga naar voetnoot16 Dat wil niet zeggen dat de binder het zonder deze hulpmiddelen heeft moeten stellen. Zij kunnen na het binden - de katernenvolgorde lag toen immers vast - zijn afgesneden. Men moet ook rekening houden met de mogelijkheid dat bij het fotograferen van de handschriften een tegen de onderrand van de bladzijde genoteerde custode buiten beeld gebleven is.Ga naar voetnoot17 In de overige 23 handschriften vond ik wel custoden: Berlijn, Staatsbibl. der Stift. preuss. Kulturbesitz, Ms. germ. fol. 52 dat samen met Wenen, Oesterr. Nationalbibl., 13440 (suppl. 2544) ooit één codex vormde (Naturen bloeme), Ms. germ. fol. 922 (Pyramus en Thisbe; lyriek; Seghelijn van Jherusalem; dit handschrift is een convoluutGa naar voetnoot18); Bremen, Stadtbibl., Ms. 39 (Naturen bloeme); Brussel, kb, 15624-41 (o.a. Mengeldicht uit de school van Hadewijch), 19546 (Naturen bloeme); Detmold, Lippische Landesbibl., Ms. 70 (Naturen bloeme); 's-Gravenhage, kb, 76 e 4 (o.a. Naturen bloeme), 76 e 5 (o.a. Beatrijs; Dietsche doctrinael), 128 e 2 (‘Haagse liederenhs.’), 128 e 6 (Hildegaersberch; Der minnen loep), | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
129 a 11 (Rijmbijbel), 131 g 37 (o.a. kronieken van Brabant, Holland, Vlaanderen; Segher Diengotgaf tParlement van Troyen), ka xvi (Naturen bloeme), ka xxiv (Die rose; Cassamus), Rijksmus. Meermanno-Westreenianum, 10 b 21 (Rijmbijbel), 10 c 19 (Rijmbijbel)Ga naar voetnoot19; Hamburg, Staats- und Universitätsbibl., Ms. Phil. Germ. 19 (Naturen bloeme); Leiden, ub, Ltk. 191 (convoluut bestaande uit 6 gedeelten, o.a. Ferguut; Floris ende Blancefloer)Ga naar voetnoot20; Marburg, Hessisches Staatsarchiv, Bestand 147 Waldeck, Hr.1,1,2 en 1,1,3 (Lantsloot vander Haghedochte)Ga naar voetnoot21; München, Bayerische Staatsbibl., Cod. germ. 41 (Alexanders geesten); Münster, ub, Nr. 381 (‘Dycksche hs.’; Naturen bloeme; Reynaert); Stuttgart, Württembergische Landesbibl., Cod. Poet. et philol. Fol. 22 (‘Comburgse hs.’; o.a. Die rose; Reynaert; Brandaan)Ga naar voetnoot22; Wolfenbüttel, Herzog August Bibl., 2607 (Naturen bloeme). Bij sommige van deze handschriften zag ik custoden aan het eind van ieder katern, bij andere waren er een paar tot zeer veel katernovergangen zonder custode. Ik vermoed dat deze handschriften (veel) meer custoden hebben bevat, maar dat zij bij het gelijk snijden van het boekblok verloren zijn gegaan. Bij het bijeenbrengen van verschillende teksten in één verzamelcodex (b.v. 's-Gravenhage 128 e 6 en 131 g 37) en vooral bij convoluten (b.v. Berlijn mgf 922, Leiden Ltk. 191) was die kans heel groot. Handschriften van verschillende afmetingen moesten immers voor één band passend gemaakt worden. Hoe groter het verschil in formaat, des te meer er van de grotere handschriften moest worden afgesneden. Een aantal handschriften bevat zowel custoden als katernsignaturen. Deze kunnen afzonderlijk maar ook in combinatie voorkomen. Als het katernnummer direct achter de custode staat en in dezelfde inkt is aangebracht ('s-Gravenhage ka xvi), zullen beide door de kopiist gelijktijdig genoteerd zijn.Ga naar voetnoot23 De lengte van de custoden in het verzamelde materiaal geef ik hierna schematisch weer. Achter ieder handschrift ziet men allereerst het aantal daarin aangetroffen custoden. De derde kolom geeft aan hoeveel van deze custoden bestaan uit het begin (eerste woorden) van de eerste versregel van het volgende katern, in de laatste kolom staat het aantal custoden dat de gehele eerste versregel weergeeft.
A. Alle custoden in het handschrift bestaan uit het begin van de eerste versregel van het volgende katern: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van de 23 handschriften waarin ik custoden aantrof, hebben er slechts 7 (dus bijna een derde deel) custoden die het begin van de eerste versregel van het volgende katern weergeven.
B. De custoden in het handschrift bestaan deels uit de eerste woorden van de eerste versregel van het volgende katern, deels uit de gehele versregel:
In 5 van de 23 handschriften vindt men dus ook custoden waarin de gehele eerste versregel van het volgende katern wordt overgenomen. Bij de handschriften met meer custoden die een gehele versregel omvatten, viel het mij op dat deze bijna steeds voorkomen in op elkaar volgende katernen. Deze katernen bevinden zich bovendien bijna alle aan het eind van de codex (Meerm.-Westr. 10 c 19 de laatste 16, Dycksche hs. de laatste 7, Comburgse hs. de laatste 3).
C. Alle custoden in het handschrift bestaan uit de gehele eerste versregel van het volgende katern:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze groep vormt het leeuwedeel van mijn materiaal: in 11 van de 23 handschriften, iets minder dus dan de helft, trof ik louter custoden aan die een gehele versregel bevatten.
Los van hun verdeling over de verschillende handschriften is het totale aantal custoden in mijn materiaal dat alleen maar uit het begin van de eerste versregel van het nieuwe katern bestaat 68. Daarvan bevatten er 4 slechts het eerste woord van de nieuwe versregel. Bij 17 custoden zien we de eerste twee woorden; 27 bestaan uit de eerste drie woorden, 15 uit de eerste vier woorden en 1 uit de eerste vijf woorden van de nieuwe versregel. In 4 gevallen kon ik het exacte aantal woorden door beschadiging niet meer vaststellen. Bij deze aantallen plaats ik een paar opmerkingen. Geen enkel handschrift bevat custoden met een gelijkblijvend aantal woorden. Als de custode slechts uit één woord bestaat, is dat vaak een opvallend woord (b.v. Elytropia in 's-Gravenhage ka xvi, F.155v; Leuiticus, 's-Gravenhage, Meerm.-Westr. 10 c 19, F.30v) of een vrij lang woord (b.v. ghemeenlic, Detmold 70, F.118v). Bevat de custode de eerste vier of vijf woorden van de nieuwe versregel dan zijn dit korte, meest eenlettergrepige woorden met afkortingen (b.v. So suldi te hem gaen, Stuttgart Comburgse hs., F.16v). Verreweg de meeste custoden geven het begin van de nieuwe versregel weer in twee, drie of vier woorden. Daarbij heb ik de indruk dat de lengte evenals de aard van die woorden een rol kan spelen. Zo zal bij een versregel die met lange woorden begint, de kopiist eerder geneigd zijn er slechts twee als custode te noteren (b.v. Ende nemmermeer, Berlijn mgf 52, F.71v). Bij een begin met korte woorden kan dit aantal oplopen tot vier (b.v. Doch siin si zoet, Bremen 39, F.85v). Begint een versregel met een combinatie van korte frequent voorkomende woorden (b.v. ende in den), dan zal de custode door de kopiist uitgebreid worden tot en met het eerstvolgende significante woord uit die versregel (b.v. zomer). Pas dan vormt de custode de unieke schakel tussen twee specifieke katernen.
Het uiterlijk van de custode wordt echter niet alleen door de lengte bepaald. In sommige handschriften begint de custode met een kapitaal, die zich naar de vorm of wat betreft de grootte onderscheidt van de daarop volgende minuskels. Deze kapitaal komt qua verschijningsvorm meestal overeen met de kapitalen waarmee de afzonderlijke versregels van de tekst beginnen. Daarnaast zijn er handschriften | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waarin we custoden mèt en zonder beginkapitaal aantreffen, en codices waarin geen enkele custode met een kapitaal begint.Ga naar voetnoot34 In de teksten van deze laatste twee categorieën handschriften begint iedere versregel daarentegen wel degelijk met een kapitaal. In het door mij bekeken materiaal bestaat er een sterke voorkeur voor een custode die met een kapitaal begint: 17 van de 23 handschriften kennen uitsluitend custoden-met-kapitaalbegin. Bij de wijze waarop de custoden genoteerd worden lijkt de nadruk te liggen op hun functie van buitentextuele signalen voor de binder en wellicht ook voor de lezer. Zolang de binder de katernen niet in de juiste volgorde tot een boek genaaid had, waren de custoden voor de lezer immers onontbeerlijk bij het vaststellen van de volgorde waarin de losse katernen gelezen moesten worden. Om duidelijk te maken dat de custoden geen onderdeel van de eigenlijke tekst vormden, schreven de kopiisten ze op een daarvan afwijkende wijze. Die afwijking kon op twee manieren gerealiseerd worden. Allereerst door de custoden extra te laten opvallen. Ze worden tussen punten genoteerd (Berlijn mgf 52 en Wenen 13440 (suppl. 2544); 's-Gravenhage 76 e 5), links en rechts voorzien van drie rode punten en een horizontaal haaltje (-:. en .:-'s-Gravenhage, Meerm.-Westr. 10 c 19), voorafgegaan door een paragraafteken (Haagse liederenhs.), onderstreept in zwart (Brussel 15624-41; Haagse liederenhs.) of rood ('s-Gravenhage 76 e 5), met rood doorstreept ('s-Gravenhage Meerm.-Westr. 10 c 19), omkaderd met eventueel links en rechts drie punten (Haagse liederenhs.; München Cod. germ. 41; Brussel 15624-41), of voorzien van versieringen aan andere letters dan de beginkapitaal.Ga naar voetnoot35 De andere manier bestond uit het zo onopvallend mogelijk noteren van de custode. In tegenstelling tot het boekschrift van de versregels van de tekst zijn de custoden alle cursief (Detmold 70; Hamburg Ms. Phil. Germ. 19) of in een anderszins afwijkend schrift geschreven (Marburg Hr. 1,1,3Ga naar voetnoot36). Ze konden ook vergeleken met de overige tekst kleiner of heel klein uitgevoerd worden ('s-Gravenhage 76 e 4, 129 a 11 en Meerm.-Westr. 10 c 19), of (veel) meer abbreviaturen bevatten dan de eerste versregels van de volgende katernen (Brussel 19546). In dit opzicht lijkt hs. 's-Gravenhage Meerm.-Westr. 10 c 19 op twee gedachten te hinken. Onopvallende klein geschreven custoden trekken extra aandacht door hun rode doorstreping, rode punten vóór en na, en de versiering van een aantal stokken van h en l. Ligt het feit dat de custode niet tot de eigenlijke tekst van het werk behoort ten grondslag aan het verschijnsel dat de custode en de eerste versregel van het volgende katern kleine textuele verschillen kunnen vertonen? Of betrappen we hier slechts een haastige kopiist? ('s-Gravenhage ka xxiv: kleine afwijkingen bij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 van de 6 custoden. F.10v b En later... - F.11r a Ende en letter...; F.20v b ...nacht no dach - F.21r a ... no nacht no dach. 's-Gravenhage, Meerm.-Westr. 10 c 19: één kleine afwijking op totaal 19 custoden. F.130v b ... haer god hare sonden - F.131r a ... god haer hare sonden).Ga naar voetnoot37
Ik vat de gegevens die ik uit het verzamelde materiaal heb verkregen nog eens kort samen. Het voorkomen van custoden die bestaan uit de gehele eerste versregel van het volgende katern blijkt daarin geen zeldzaamheid te zijn. Bijna de helft van de handschriften bevat louter custoden van dit type. Ongeveer een derde van het materiaal wordt gevormd door handschriften met custoden die slechts het begin van de eerste versregel van het volgende katern weergeven. In het restant - vijf handschriften - komen beide custodevormen naast elkaar voor. Bij dit laatste groepje is het opmerkelijk, dat de custoden met de lengte van een gehele versregel zich vaak aan het einde van de codex in achtereenvolgende katernen bevinden. Een custode die alleen het begin van een nieuwe versregel omvat, lijkt bij voorkeur uit de eerste twee tot vier woorden daarvan te bestaan. Daarbij heb ik de indruk, dat de lengte van die beginwoorden van invloed is op hun aantal in de custode: weinig lange woorden, of veel korte. Maar ook de frequentie waarmee woorden voorkomen speelt waarschijnlijk een rol. De kopiist lijkt een custode met aan het begin korte, veel voorkomende woorden pas te beëindigen met het eerstkomende significante woord. Naast de omvang kent het uiterlijk van de custode nog meer facetten. Een custode begint in de meeste gevallen met een kapitaal of een als zodanig bedoelde vergrote minuskel. Kopiisten kunnen custoden als buitentextuele signalen voor binder en lezer extra laten opvallen door ze tussen punten te noteren, van een paragraafteken te voorzien, (in rood) te onderstrepen, met rood te doorstrepen, te omkaderen... Op minder in het oog springende wijze vervullen zij eenzelfde functie door hun cursieve of kleine(re) schrift temidden van teksten in boekschrift of van een groter lettertype, en door hun overvloedig gebruik van afkortingen. Wellicht wijst het voorkomen van kleine textuele verschillen tussen custode en de erop volgende eerste versregel van het nieuwe katern ook in deze richting. Het zou natuurlijk interessant zijn deze eerste aanzet tot de beschrijving van het uiterlijk van custoden in Middelnederlandse handschriften met teksten in rijmende versregels verder uit te breiden. Ik bekeek tenslotte maar 33 manuscripten. Custoden in handschriften met prozateksten zijn nog geheel buiten beschouwing gebleven. Ook een mogelijke verandering in het custode-uiterlijk door de verschillende eeuwen heen heb ik niet onderzocht. En hoe is de situatie buiten het Middelnederlandse gebied? Zijn de custoden in b.v. Latijnse, Oudfranse en Middelhoogduitse handschriften anders van uiterlijk dan hun Middelnederlandse equivalenten? Een dergelijk onderzoek was echter niet het doel van mijn verkenningstocht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afbeelding 1. F.2v (verkleind) van het dubbelblad met de Lundse gedichten (Lund, Universitetsbiblioteket, Mh 55).
Ik keer terug naar mijn uitgangspunt: de beide losse regels onderaan het bifolium met de Lundse gedichten. Zijn dit inderdaad custoden zoals Rooth en De Vreese schreven? Na mijn eerste verkenning meen ik op grond van de (voorlopige) resultaten deze vraag voor de losse regel onderaan de b-kolom bevestigend te mogen beantwoorden. Deze regel bevindt zich op de plaats waar we een custode kunnen verwachten. Zijn lengte, een gehele versregel, blijkt niet uitzonderlijk te zijn. Ook | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afbeelding 2. Het onderste gedeelte van F.2v op ware grootte (vgl. afb. 1).
het beginnen met een kapitaal sluit aan bij het uiterlijk van zeer vele door mij bestudeerde custoden. Gelet op de uitvoering van de vier maal in deze regel voorkomende letter g met een opvallend ver naar beneden doorgetrokken onderste boog (zij wijken daarbij af van alle tot hier toe op het dubbelblad voorkomende g's), heeft het nooit in de bedoeling gelegen op deze regel nog andere te laten volgen. Wellicht heeft de kopiist met deze wijze van noteren van de custode zijn buitentextuele signaalfunctie willen benadrukken. Voor de filoloog bevat het gegeven dat hier sprake is van een custode belangwekkende informatie. Allereerst dat F.2v de laatste bladzijde van een katern is. Het dubbelblad in zijn totaliteit vormde dus het buitenste blad van dat katern. Dat impliceert dat een onbekend aantal daarbinnen gelegen dubbelbladen verloren moet zijn gegaan, evenals de erop genoteerde tekst. Tekst die bestond uit gedichten van het type als de ons nog wèl op het bifolium uit Lund overgeleverde? Voorts dat er op F.2v een nieuw katern volgde. Dat nieuwe katern begon zo goed als zeker met een soortgelijk ‘Lunds’ gedicht, waarvan wij dankzij de custode de eerste regel nog kennen. En de losse regel onderaan de a-kolom? Ik denk niet dat we daar een custode in mogen zien. Tot nu toe is er geen handschrift bekend waarbij de kopiist op de laatste bladzijde van het katern onder beìde kolommen de beginregels van beìde kolommen van het volgende katern noteerde.Ga naar voetnoot38 Waarom staat die losse regel dàn onder de a-kolom? Van het gehele bifolium is de bovenzijde afgesneden. Dit heeft op alle bladzijden tot tekstverlies geleid: van alle bovenste gedichten zijn de eerste | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
regels verloren gegaan. Bovenaan F.2v b moet echter meer gebeurd zijn. Het eerste gedicht daar eindigt één regel hoger dan het ernaast staande gedicht bovenaan de a-kolom. Wat er precies is misgegaan zullen we waarschijnlijk nooit achterhalen. Het lijkt mij echter aannemelijk, dat we een deel van de herstelwerkzaamheden nog onderaan kolom a aantreffen. Maar dat is weer een ander verhaal.Ga naar voetnoot39 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SummaryThe so-called Lund poems have come down to us on a bifolium. On F.2v of this bifolium - on which the poems were written down in two columns - there are two separate lines of poetry: one at the bottom of each column. Are these lines both catchwords, i.e. do they offer the openings of two new poems the new quire was to begin with? This question led to an investigation of the length of the catchwords in a limited number (33) of Middle Dutch codices with rhyming verse. The findings were surprising: nearly half of the codices that were studied merely contained catchwords that did not offer the first few words of the new quire, but the entire first line. Because of its length and position, the separate line at the bottom of the right-hand column of Fol. 2v of the Lund bifolium is almost certainly a catchword. For a philologist this is information that opens up new perspectives. The separate line at the bottom of the left-hand column, however, must have been written down for another reason. In this article some aspects of the outward appearance of the catchword are being discussed. Furthermore, for those catchwords that offer merely the beginning of the first line of poetry of the new quire, the author tries to explain their length.
Wageningen-Hoog, juli 1994
Adres van de auteur: Oostinglaan 2 nl-6705 bw Wageningen |
|