Queeste. Tijdschrift over middeleeuwse letterkunde in de Nederlanden. Jaargang 1995
(1995)– [tijdschrift] Queeste– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Nummer 2]Nogmaals ‘Walewein van Melle’ en de Vlaams-Keltische contacten
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uitgesproken verbazing van vele Arturisten - evenwel gebaseerd op de veronderstelling dat Walewein (evenals Gauvain, Gawain, enz.) niet alleen dezelfde verhaalpersoon representeert als de Middelwelse held Gwalchmai, maar dat beide namen ook in taalkundig opzicht aan elkaar verwant zijn. Dit laatste is echter niet het geval.Ga naar voetnoot5 De verhaaltechnische gelijkstelling van beide namen berust op hun (toevallige) overeenkomst in klank, en dit opent opnieuw de vraag naar de herkomst van de naam Walewein. Tevens betekent dit, dat het voorkomen van de naam Walewein rond 1100 niet als een argument kan gelden voor het bestaan van een pre-Galfridische Arturtraditie in de Nederlanden. Desalniettemin blijft de Vlaamse aanwezigheid in het zuidwesten van Wales een context bieden waarin Vlamingen met de Welse Arturtraditie in aanraking konden komen.Ga naar voetnoot6 Het ligt dan ook voor de hand te veronderstellen dat het daar is geweest dat de namen Walewein en Gwalchmai voor het eerst aan elkaar werden gelijkgesteld. Mogelijk kan de naam Walewein dan wel worden beschouwd als een Vlaamse bijdrage aan het namenbestand in de Arturromans. Om dit alles aannemelijk te maken - bewijzen zal hier nauwelijks mogelijk zijn-, wil ik in dit artikel allereerst de naam Walewein in zijn taal- en naamkundige context nader bezien. Bij wijze van zijsprong volgt daarop ook een korte beschouwing over de naam van een andere Arturheld, Bedevere. Over de Vlamingen in Pembrokeshire (Zuidwest-Wales) valt weinig nieuws te zeggen. Een groot aantal van hen nam deel aan de Anglo-Normandische verovering van Ierland, en de Vlamingen die zich rond 1200 in Dublin bevonden werpen echter wel een verrassend licht op de vraag wat dit eigenlijk voor mensen waren. In een laatste paragraaf zal tenslotte worden gewezen op het culturele belang van enerzijds de waarschijnlijk vrij algemene meertaligheid in Pembrokeshire, en anderzijds de rol van beroepsmatige tolken in deze multi-culturele samenleving. De uitwisseling van zowel verhaalstof als van persoonsnamen zal in deze omgeving zeker tot de mogelijkheden hebben behoord. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 WaleweinDe oorspronkelijke vorm van de naam Walewein, zoals Galfried die kende toen hij zijn Historia schreef, lijkt Gualguainus te zijn geweest. De persoon is een neef van koning Artur, en hij speelt in de latere Arturtraditie een belangrijke rol. Het is duidelijk en onomstreden dat Galfrieds Gualguainus de rol speelt van de figuur die in de Welse Arturliteratuur Gwalchmai heet, ook al is over die rol feitelijk erg weinig bekend.Ga naar voetnoot7 Het feit dat beide verhaalpersonen elkaars equivalent zijn, impliceert echter nog niet dat beide namen ook taalkundig aan elkaar verwant zijn. Het is algemeen aanvaard dat alle naamvormen waaronder deze persoon in de Arturromans in verschillende talen figureert, direct zijn afgeleid van Galfrieds Gualguainus. We hebben het dan over vormen als bijvoorbeeld Gawain (Engels), Gauvain (Frans) en Gawan (Duits). Dit levert dan ook geen problemen op. Dat ligt anders met de relatie tussen de taalvormen Gwalchmai en Gualguainus. Hier kan met geen enkele bekende vorm van fonemische aanpassing of vervanging aannemelijk worden gemaakt dat het om een rechtstreekse ontlening gaat. Het is dan ook veel waarschijnlijker dat we hier een tamelijk willekeurige gelijkschakeling van twee namen zien. Daarbij zal dan wel een associatieve klankovereenkomst een rol hebben gespeeld. Als motief voor een dergelijke vervanging moeten we waarschijnlijk denken aan zoiets als uitspraakproblemen bij de ‘doorsnee’ Anglo-Normandiër. Vergelijkbaar is de vervanging van het onwelgevoeglijk klinkende Myrddin door Merlinus, of de vervanging van de inheems Welse naam Peredur door Perceval (en misschien ook Owain / Yvain, waar mogelijk de klankovereenkomst met Ivo(nis)Ga naar voetnoot8 de doorslag gaf voor de vorm met Y-). Wel is het zo dat Galfrieds werk direct na verschijnen erg populair werd, waardoor ook in Wales zelf de vorm Gualguainus algemeen werd geaccepteerd als equivalent voor Gwalchmai. Dat de naam Gualguainus zelf (ook in Wales) al eerder bestond, en niet door Galfried werd bedacht, blijkt uit de pre-Galfridische vermelding van een Walwen in Wales. In 1125 maakt Willem van Malmesbury namelijk melding van de ontdekking van ‘het graf van Walwen’ (sepulchrum Walwen).Ga naar voetnoot9 En dit vermeende graf brengt ons dan weer terug bij een mogelijke relatie met Vlaanderen. Mogelijk doelde Willem van Malmesbury namelijk op het huidige Walwyn's | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Castle, dat in feite waarschijnlijk een kleine heuveltopversterking uit een onbekend, maar veel ouder, verleden is (de Ordnance Survey vermeldt de site als ‘Earthworks’), of anders een plek daar dicht in de buurt.Ga naar voetnoot10 Walwyn's Castle ligt aan een riviertje dat uitmondt in de Sandyhaven Pill, zes kilometer noordwestelijk van Milford Haven in het deel van Pembrokeshire dat in deze cruciale periode in Anglo-Normandische handen was en waar zich zoveel Vlamingen bevonden dat de term ‘Anglo-Vlaams’ wellicht van toepassing is. De Welse naam voor Walwyn's Castle is Castell Gwalchmai, maar het valt in dit geval moeilijk uit te maken of de Welse of juist de niet-Welse naam er eerst was. Wel kende de Welse traditie al een andere lokatie voor het graf van Gwalchmai, zodat in ieder geval Willems bericht over deze ontdekking en de identificatie daarvan secundair lijken. In ieder geval laat dit toponiemenpaar zien dat de namen Walwyn en Gwalchmai werden beschouwd als elkaars equivalent. Misschien is het zelfs wel hier geweest, dat de identificatie van de beide namen voor het eerst tot stand werd gebracht. Als mogelijke ‘bron’ voor de naamgeving van de Vlaamse Waleweinen uit de aanhef van dit artikel - evenals voor een deel van hun Noordwest-Franse naamgenoten - is dat nog steeds te laat. Maar het is toch interessant even stil te staan bij de verschillende schrijfwijzen waarin de naam van Walwyn's Castle is overgeleverd.Ga naar voetnoot11 De vroegste vermeldingen dateren uit 1290 en luiden Castle Gaweyn, Castle Gawain, Castle Walwayn en Walwany Castle. Al deze vormen komen later met kleine variaties terug, en voor ons betoog zijn daarvan vooral de volgende interessant: Walewynecastle (1307), Wallewen Castell (1481), Wallewynscastell (1483) en Wallewynescastell (1484), die allemaal de Nederlandse vorm ‘Walewein’ (met epenthetische vokaal tussen l en w) laten zien.Ga naar voetnoot12 Hier lijkt dus de Vlaamse aanwezigheid zijn stempel te hebben gedrukt op een toponiem in Wales. En als hier ook de gelijkstelling tussen de namen Gwalchmai en Walewein tot stand kwam, wat ligt dan meer voor de hand dan te veronderstellen dat het juist via de aanwezigheid van grote aantallen Vlamingen en Normandiërs (en Engelsen) in dit gebied was, dat de naam Walewein in Wales terechtkwam? Of het Vlaamse element daarin de doorslag gaf, valt niet met zekerheid te beslissen. In de streek was veeltaligheid regel en zullen vormen met en zonder epenthetische vokaal naast elkaar hebben bestaan. De overgeleverde oudere vormen van de plaatsnaam Walwyn's Castle laten dat ook duidelijk zien. De oorsprong van de naam Walewein (Gualguainus) blijft hiermee onopgelost.Ga naar voetnoot13 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aangezien echter de eerste Vlamingen in zuidwestelijk Wales pas arriveerden toen de eerste Waleweinen in het (noord)westen van Frankrijk en in Vlaanderen al gedoopt waren, kan de conclusie niet anders zijn dan dat de naam vanuit het Europese vasteland in Wales werd geïntroduceerd, en daar (door of onder invloed van Willem van Malmesbury?) werd gelijkgesteld met de Welse naam Gwalchmai. Toen deze gelijkstelling van beide namen eenmaal had plaatsgevonden, werd het ook vanzelfsprekend om de naam van de Welse Arturheld Gwalchmai hierbij te laten aansluiten. Daarmee werd Walewein (Gualguainus) opgenomen in het repertorium van ‘Arturnamen’. De noodzaak om op basis van die vroege Waleweinen al rond 1100 het bestaan van een Vlaamse Arturtraditie te veronderstellen, is hiermee vervallen. Deze Waleweinen werden gedoopt met een inheemse naam die op dat ogenblik nog geen enkele associatie had met Artur en diens helden. Daar ook Gwalchmai in het Wels normaal als persoonsnaam kon voorkomen, is het zelfs niet noodzakelijk dat de gelijkstelling van de namen Walewein en Gwalchmai plaatsvond in een literaire (Artur-)context. De aard van de vertaling is daarmee vergelijkbaar met het gegeven dat in de zeventiende eeuw de Nederlanders hun belangrijkste Chinese tegenstander bij de inname van Formosa de naam Coxinga gaven. Deze naam - die ook in andere Europese bronnen werd overgenomen - is de ‘vertaling’ van de Chinese ‘erenaam’ Guoxingye, ‘Heer met de keizerlijke achternaam’.Ga naar voetnoot14 Overeenkomst in klank was het enige motief.
Ook op enkele andere plaatsen in de Britse Eilanden duikt Walewein op in de toponymie. Zo vinden we nog steeds in het ‘Anglo-Vlaamse’ stuk van Pembrokeshire een Wallaston (ongeveer zes km. westelijk van Pembroke en ten zuiden van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Pwllcrochan). De oudst bekende vorm van deze plaatsnaam is Villa Walwani (1286). Daarna vinden we vanaf de 13e eeuw naast vormen met -lw- ook Waleweyneston(e) (13e e., ca.1300), Wallewenston (1480-1), en vanaf de zestiende eeuw ook Walleneston (1524) e.d. In 1286 werd land in deze Villa door Isobella filia Walwani geschonken aan een zekere Peter le Franceys.Ga naar voetnoot15 Verder vinden we in Wales de plaatsnaam Walwen twee keer in het noordoosten, in het oude (pre-1974) graafschap Flintshire. Een keer vijf km. ten zuiden van Holywell, en een keer twee km. oostelijk van diezelfde plaats, aan de monding van de Dee. Omdat in dit gebied de Anglo-Normandische baronnen van Chester al vroeg actief waren, en omdat in het Wels een w als beginklank van een woord onmogelijk is, zal het hier eveneens geïmporteerde namen betreffen.Ga naar voetnoot16 Of zich onder de veroveraars in dit gebied ook Vlamingen bevonden is niet bekend.Ga naar voetnoot17 Op het eiland Anglesey komt de plaatsnaam Gwalchmai voor, die in verband wordt gebracht met de dichter Gwalchmai ap Meilyr (ca.1130-80). De plaats ligt centraal op het eiland, ongeveer 7 km. noordelijk van Aberffraw, en westelijk van Llangefni. Een oudere vorm van deze naam was Trefwalchmai (‘woonplaats van Gwalchmai’), die we in een Anglo-Normandische bron vinden als Trefwalkemay (1294). Deze schrijfwijze laat zien dat een Anglo-Normandiër (of waarschijnlijker zijn Welstalige informant) hier weliswaar ook een epenthetische vokaal invoegde (-walchemai), maar dan niet op dezelfde plaats als waar een Nederlandstalige dat (vermoedelijk) zou hebben gedaan. Buiten Wales, en in een gebied waar Vlamingen ook in opvallende aantallen aanwezig zijn geweest, vinden we tenslotte nog een Wawayne's Pot (ca.1320), in East Lothian in Schotland. Het betreft hier de naam van een ‘coalpit’.Ga naar voetnoot18 De spelling Wawan komt verder ook voor in de Middelengelse Cursor Mundi,Ga naar voetnoot19 mogelijk afkomstig uit het gebied tussen de rivier de Humber en de Schotse grens, evenals | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in allitererende positie in Sir Gawain and the Green Knight (r.2189 Wowayn). Waarschijnlijk gaat het in deze gevallen om een contaminatie van vormen als Wal(e)wein en Gauvain. De concentratie Vlamingen in het Anglo-Normandische Northumberside was opvallend groot,Ga naar voetnoot20 en het samenvallen van het opduiken van de naam Wal(e)wein met de aanwezigheid van Vlamingen lijkt dan ook niet geheel toevallig. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 BedevereIn al de hierboven beschreven gevallen, opereerden Vlamingen naast en temidden van Normandiërs en andere Franstaligen. Daardoor is het steeds onmogelijk te bewijzen dat de naam Gualguainus / Walewein nu juist via Vlamingen (of, in dit verband, ‘Nederlandstaligen’) in de Arturtraditie is terechtgekomen. Toch zijn er nog twee kleine en zwakke aanwijzingen, die op een mogelijk direct contact tussen de inheems Welse traditie en het literaire bedrijf in de Nederlanden kunnen wijzen. Dat dergelijke contacten in ieder geval in de Vlaamse nederzetting in Pembrokeshire bestonden ligt erg voor de hand. De eerste aanwijzing ligt direct binnen de context van de Arturtraditie en betreft de naam Bedevere (en varianten).Ga naar voetnoot21 Deze is een directe afleiding van het Welse Bedwyr. Bij Galfried van Monmouth vinden we Beduerus, wat een redelijk nauwkeurige latinisering van de Welse vorm is,Ga naar voetnoot22 naast Bedeuerus. Wace maakt hier Bedouer van, en dit is opnieuw een goede Oudfranse spelling die de Welse uitspraak redelijk weergeeft. Bij Chrétien de Troyes vinden we daarentegen de wat exotische spelling Bedoiier (met als varianten ook Beduiier en Bedoiers), wat nog het meest doet denken aan een kopieerfout waarbij de u in de spellingsvorm van Wace werd aangezien voor een dubbele i.Ga naar voetnoot23 Blijkbaar kende Chrétien deze naam alleen in geschreven | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vorm en was hij niet op de hoogte van de oorspronkelijke uitspraak. In het Middelnederlands is deze naam weliswaar nergens overgeleverd, maar in een Duitse Lancelot-vertaling die teruggaat op een niet overgeleverd Vlaamse vertaling (uit ca.1250-1300) van de zogenaamde ‘Karren-Suite’ vinden we de vormen Bedohier, Behodier en Belrodier.Ga naar voetnoot24 Van deze drie vormen zal de eerste de oorspronkelijke zijn, de andere twee laten zich dan verklaren door metathesis en verschrijving. Wanneer dit juist is, dan hebben we in de Middelnederlandse vorm Bedohier, die nauwelijks kan teruggaan op de vormen van Chrétien, een uitstekende weergave van de Middelwelse uitspraak van Bedwyr. De sterke ronding en de halfhoge achtervokaal waarmee de Welse diftong wy wordt aangezet, plus de overgang naar het tweede lid van de diftong, wordt daarbij dan weergegeven door oh.Ga naar voetnoot25 Deze spelling kan alleen bedacht zijn door een Nederlandse schrijver die de Middelwelse uitspraak kende, en dat zal dus eerder in Wales zijn gebeurd dan in Vlaanderen. De tweede aanwijzing is nog indirecter, en bevindt zich in de beroemde openingsregel van de Reynaert: Willem die Madocke maecte. Dat deze Madoc - of toch in ieder geval de titel daarvan - een Welse oorsprong heeft, lijkt me ondertussen algemeen aanvaard.Ga naar voetnoot26 Of Willem zijn stof daarvoor zelf in Wales opdeed, of zijn | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
materiaal via een intermediair uit Wales verkreeg, is daarbij van weinig belang. Wat eruit blijkt, is dat er in Wales mensen met een Vlaamse connectie hebben rondgelopen die belangstelling hadden voor de inheemse literatuur, en die hun opgedane kennis ook doorgaven. Een goed voorbeeld voor een vergelijkbare overdracht naar het Frans, vormen de lais van Marie de France. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4 Een dichter in DublinBij de Anglo-Normandische inval in Ierland maakten Vlamingen een zo groot deel van het invasieleger uit, dat de ‘Four Masters’ in hun annalen bij het jaar 1169 konden noteren: De vloot van de Vlamingen kwam uit Engeland in het leger van Mac Murchadha (Mac Murrough), i.e. Diarmaid, om het koninkrijk Leinster voor hem te veroveren; zij waren zeventig helden gekleed in maliënkolders.Ga naar voetnoot27 In eerste instantie zal het hier vooral ‘tweede generatie-Vlamingen’ uit Pembrokeshire hebben betroffen,Ga naar voetnoot28 maar later zullen - net als in Wales zelf en in Schotland - ook nieuwe kolonisten rechtstreeks uit Vlaanderen zijn aangetrokken. Een aantal van deze Vlamingen - plus een Hollander, een Zeeuw en een man uit Namen - vinden we in een lijst van burgers die rond 1200 in Dublin werd opgesteld.Ga naar voetnoot29 In de archieven van de Municipal Corporation of Dublin bevindt zich een lijst van burgers die rond of kort voor 1200 moet zijn opgesteld. De lijst staat bekend onder de titel Dublin Roll of Names en telt in zijn gepubliceerde vorm een kleine 1650 namen, vaak voorzien van een patroniem, een herkomstaanduiding, een beroepsaanduiding, of een combinatie van die drie. In deze lijst bevindt zich een groepje van drie mannen uit Diksmuide in West-Vlaanderen, met tussen hen in een zekere ‘Boudewijn de dichter’. In zijn geheel ziet de opsomming van het viertal er als volgt uit:Ga naar voetnoot30 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zowel zijn plaats in dit rijtje, als zijn naam Baldewinus, met epenthetische e, pleiten ervoor dat we hier te maken hebben met een Vlaamse dichter in Dublin. Dat hij als zodanig in het Frans wordt benoemd (le poet), is gezien zijn Anglo-Normandische omgeving en het toch vrij formele karakter van de lijst niet verwonderlijk. Ook elders in de lijst komen Franstalige benoemingen voor, zoals bijvoorbeeld Walterus le talliur.Ga naar voetnoot31 Temeer daar de meeste - zoniet alle - Vlamingen in Dublin vanuit het zuidwesten van Wales naar Ierland zullen zijn gekomen, is hiermee op zijn minst aannemelijk gemaakt dat ook in Wales de aanwezigheid van Vlaamse dichters tot de mogelijkheden behoorde. De naam Boudewijn was in deze periode onder Vlamingen vrij populair, en hoewel ook niet-Vlamingen deze naam konden dragen is in dit geval de exacte vorm veelbetekenend. In totaal komen in de ‘Dublin Roll of Names’ vijftien Boudewijnen voor, waarvan zeven met en acht zonder epenthesis. Van de zeven met epenthesis is Baldewin[us] de Arnemutha de enige die expliciet uit de Lage Landen afkomstig is.Ga naar voetnoot32 Een andere Baldewinus die de aandacht trekt, is Baldewinus bagge (‘de gebochelde’?), die in de lijst direct wordt gevolgd door Willielmus rufus de Sancto Omero.Ga naar voetnoot33 Afgezien van het feit dat er verderop in de lijst nog twee mannen uit St Omaars lijken voor te komen,Ga naar voetnoot34 vinden we ook nog een Iohannes filius Baldiwini Bagge die wellicht een zoon van voornoemde Boudewijn is.Ga naar voetnoot35 Dit gegoochel mag volstaan om aan te geven hoe lastig het is om in een dergelijke lijst alle Vlamingen met enige zekerheid te identificeren (dit nog los van het probleem hoe ‘Vlamingen’ te definiëren). Michael Richter telt er in zijn beschrijving van de ‘Roll of Names’ dertien, maar dat betreft dan alleen diegenen die expliciet als Flandrensis worden omschreven.Ga naar voetnoot36 Het totale aantal ligt beduidend hoger, maar laat zich om genoemde redenen moeilijk exact bepalen. Om het mate- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
riaal alvast wat breder toegankelijk te maken, volgen hier alle namen die expliciet duiden op een afkomst uit de Lage Landen (alleen volgnummer plus naam):
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En tenslotte bevat de lijst nog een Iohannes de Wimbega (nr.938), waarvan ik de plaats van herkomst niet kon identificeren, maar die sterk doet denken aan het eveneens ongeïdentificeerde Windebeca uit ‘een Vlaamse oorkonde uit het derde kwart van de twaalfde eeuw (kopie ca.1177), vermoedelijk in het arrondisement Oudenaarde’.Ga naar voetnoot41 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 Tolken en meertaligheidTenslotte dient mijns inziens ook rekening te worden gehouden met contacten die vanuit Keltische streken tot stand kunnen zijn gekomen met de Lage Landen. In Anglo-Normandische kringen waren huwelijken over de taal- en cultuurgrens heen bepaald geen uitzondering. Ook op deze manier kunnen Vlamingen dus eenvoudig familieleden hebben gekregen die niet alleen vreemde namen meebrachten, maar ook vreemd cultuurgoed. Een illustratief voorbeeld hiervoor is de familie van de bekende auteur Giraldus de Barri (ca.1146-ca.1222/3), beter bekend als Giraldus Cambrensis (of Gerald of Wales). Giraldus had een Normandische grootvader, die was getrouwd met Nest. Deze Nest was de dochter van Rhys ap Tewdwr, een van de machtigste vorsten in Zuid-Wales, en naar verluidt de mooiste vrouw van middeleeuws Wales. Een tante van Giraldus huwde met de eerste kasteelheer van Haverfordwest, die een Vlaming was, en zowel Giraldus' broer Philippus als een van hun neven huwden met kleindochters van deze Tancard. In een van zijn werken getuigt Giraldus ervan dat zijn broer Philip de Barri in staat was Vlaams te verstaan.Ga naar voetnoot42 Hoewel niet onomstotelijk vaststaat dat Giraldus ook het Wels beheerste, lijkt het toch hoogst onwaarschijnlijk dat hij niet op zijn minst een elementaire huistuin-en-keuken kennis van die taal bezat. Maar naast dit soort alledaagse meertaligheid, zijn er ook voldoende bewijzen voor het bestaan van beroepstolken, zowel rechtstreeks in dienst van de koning als aan de lagere hoven. Deze polyglotten, wier functie nogal wat diplomatieke vaardigheden moet hebben vereist, hadden een vrij hoge status en hielden vaak ook land van hun heer in leen.Ga naar voetnoot43 Hun beroep | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
was in een aantal gevallen aantoonbaar erfelijk, en werd aangeduid met de Latijnse termen latimarius (Frans latimer, latimier, Wels lladmerydd) of interpres. Het Angelsaksisch kende voor deze functie de term wealhstod.Ga naar voetnoot44 Het meest concrete voorbeeld van de rol van een dergelijke tolk bij het ontstaan van literatuur is het Anglo-Normandische chanson de geste over de verovering van Ierland, dat dateert van ca.1200. In de eerste verzen daarvan noemt de anonieme auteur zijn voornaamste bron: Morice Regan (...). Icil Morice iert latimer al rei Dermot, ke mult l'out cher ‘Maurice Regan (...). Deze Maurice was latimer voor koning Dermot (i.e. Diarmaid MacMurchadha, koning van Leinster), die hem zeer liefhad’. De auteur meldt verder dat hij zijn informatie van deze koninklijke latimer mondeling verkreeg.Ga naar voetnoot45 Een ander illustratief voorbeeld betreft een Welse vorst die tenminste viertalig geweest moet zijn: Hywel Sais ap Rhys ap Gruffydd (?-1204). Deze Hywel was de zoon van de grote ‘Heer Rhys’ die heerste over het zuiden van Wales, en zijn bijnaam Sais betekent ‘Engels’, met de bijbetekenis ‘engels-sprekend’. Zowel Rhys als Hywel speelden een belangrijke rol in de Vlaamse nederzetting in Pembrokeshire, en het was Hywel Sais die 1193 het kasteel van de Vlaming Wizo (Wiston Castle) innam en daarbij de toenmalige eigenaar Philip fitzWizo met vrouw en twee zonen tot zijn gevangenen maakte.Ga naar voetnoot46 Deze vorstenzoon verbleef van 1158 tot 1171 als gijzelaar aan het hof van Henry II, met wie hij ook in Frankrijk verbleef. Bij zijn thuiskomst sprak hij geen Wels (meer), alleen het Engels dat hij aan het hof geleerd had.Ga naar voetnoot47 Twee jaar na zijn thuiskomst, stuurde vader Rhys zijn zoon opnieuw naar Henry's hof in Frankrijk, om op die manier het vertrouwen van de koning te winnen.Ga naar voetnoot48 Zijn vorstelijke opvoeding moet kennis van de Welse literatuur en muziek hebben geïmpliceerd, en aan het Anglo-Normandische hof zal hij ook de daar heersende cultuur goed hebben leren kennen.Ga naar voetnoot49 Veruit de beroemdste beroepstolk in dit verband is bledri latimer. Deze werkte in zijn geboortestreek in het zuidwesten van Wales in dienst van de Engelse koning, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en was daar aanwijsbaar actief tussen 1113 en 1133.Ga naar voetnoot50 Deze Bleddri ap Cedifor was net als Hywel Sais een vorstenzoon, en in 1129 of 1130 schonk hij land aan de nieuwe (Normandische) priorij in Carmarthen. De oorkonde waarin Henry i deze schenking bevestigde, opent met een frase die typisch is voor oorkonden die in deze periode voor het zuiden van Wales werden uitgevaardigd, en waarin alle (taal)groepen die daar woonden worden opgesomd: Henricus rex Anglie, episcopis, baronibus, et omnibus fidelibus suis, Francis, et Anglicis, Flamingis et Walensibus de Walis, salutem.Ga naar voetnoot51 En tenslotte is er dan nog de suggestie dat de oudste zoon van Willem de Veroveraar, Robert Curthose (ca.1053/54(?)-1134), Wels leerde tijdens zijn gevangenschap in het kasteel van Cardiff. Een suggestie die zich helaas niet met bewijzen laat staven.Ga naar voetnoot52 De bron die hiervoor wordt aangehaald, blijkt namelijk de toets van de historische kritiek niet te kunnen doorstaan. Het Middelwelse gedicht op naam van Rhobert Tywysog Norddmanti (‘Robert, de vorst van Normandië’) vloeide uit de pen van Iolo Morganwg (ps. Edward Williams, 1747-1826), die in veel opzichten kan gelden als de Welse evenknie van James Macpherson (1736-1796), de Schotse ‘uitvinder’ van de Romantiek.Ga naar voetnoot53 Hoewel het zo is dat de streek rond Cardiff rijk was (is?) aan folklore over deze prominente gevangene, kan nu niet meer worden uitgemaakt in hoeverre Iolo Morganwg met zijn gedicht direct bij die lokale traditie aansloot. In ieder geval moet Roberts verblijf in Cardiff en omgeving grote indruk hebben gemaakt. Behalve diplomatieke en juridische betrekkingen, kunnen natuurlijk ook handelscontacten een rol hebben gespeeld bij de overdracht van cultuurgoed, inclusief persoonsnamen. Naast de allesoverheersende wolhandel met Engeland, werd vanaf ca.1200 ook de Vlaamse handel met Schotland steeds intensiever. En Haverfordwest, de hoofdplaats in de Vlaamse nederzetting in Pembrokeshire, was rond 1300 een van de belangrijkste markten voor de wolexport van heel Groot-Brittannië. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6 ConclusieOm uit deze lappendeken van feiten en mogelijkheden een ‘harde’ conclusie te trekken, lijkt niet goed mogelijk. Wel meen ik te hebben aangetoond dat de naam Wale- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wein niet vanuit Wales naar het Europese vasteland kan zijn gekomen, maar waarschijnlijker juist in omgekeerde richting zal zijn gereisd. Voor de veronderstelling dat dat via Vlaanderen ging, zijn evenwel geen bewijzen te geven. Het veelvuldige samengaan van Vlaamse contacten met de Britse Eilanden enerzijds, en de geografische (en chronologische) verspreiding van deze naam anderzijds, is echter opvallend genoeg om in ieder geval deze mogelijkheid ernstig in overweging te nemen. De noodzaak om al rond (of zelfs voor) 1100 een Nederlandse Arturtraditie te postuleren, lijkt hiermee vervallen. Toen Walewein van Melle gedoopt werd was er immers nog geen sprake van een Vlaamse nederzetting in Wales, en niets duidt erop dat toen de gelijkstelling Walewein = Gwalchmai al was gemaakt. Vroege contacten tussen de Keltische gebieden en Vlaanderen waren er echter (na 1100) wel degelijk, en behalve de niet overgeleverde Madoc is mogelijk ook de orthografische vorm van de naam Bedohier een blijk van (rechtstreekse) cultuuroverdracht op literair gebied. Dat in deze contacten ook dichters een directe rol kunnen hebben gespeeld, mag blijken uit de aanwezigheid van een vrijwel zeker uit Diksmuide afkomstige dichter in Dublin in ca.1200. Maar ook meer prozaïsche wegen van cultuuroverdracht vanuit Keltische gebieden zijn zeer wel denkbaar. In de loop van de dertiende en veertiende eeuw worden de handelscontacten van Vlaanderen en Zeeland, niet alleen met Engeland, maar ook met Schotland en Wales steeds intensiever. In de loop van de vijftiende eeuw, als Bretagne steeds meer scharnierpunt wordt in de handel langs de Atlantische kusten, komt ook het Bretonstalige Bretagne daar nog bij. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SummaryThe occurrence of the name Wal(e)wein in Flanders and Northwestern France around 1100 has been interpreted as an argument in support of a pre-Galfridian Arthurian tradition in the Low Countries. In this article it is argued, however, that the personal name Walewein (English Gawain, and variants) is not genetically related to the Welsh name Gwalchmai. This raises the question as to where and how both names became equated for the first time. According to the author, the name Walewein was brought to Pembrokeshire (the Southwest of Wales, with a sizeable Flemish settlement since 1108) by Flemings. This means that the baptismal name Walewein was given to Flemish and Northern-French persons prior to the equation of the two names. As a result, no pre-Galfridian knowledge of the ‘Matter of Britain’ in the Low Countries is needed to explain these ‘Waleweins’. The name Walewein may well have been a Flemish contribution to the Arthurian tradition. To illustrate the economic and cultural exchange between the Low Countries and Wales, the author also uses information from the ‘Dublin Roll of Names’.
Adres van de auteur: Mozartlaan 623 NL-5011 SP Tilburg |
|