Queeste. Tijdschrift over middeleeuwse letterkunde in de Nederlanden. Jaargang 1995
(1995)– [tijdschrift] Queeste– Auteursrechtelijk beschermdAlle facetten van de Chrétien-handschriften belicht
| |
[pagina 79]
| |
van de tekst weerspiegelen. Aangezien de handschriften zonder uitzondering enkele decennia tot eeuwen jonger zijn dan de oorspronkelijke romans bieden de illustraties in zekere zin receptie-gegevens, latere visies op de verhaalgebeurtenissen die, met alle voorzichtigheid en rekening houdend met het kader waarin de illustraties tot stand komen, geïnterpreteerd kunnen worden. Op vergelijkbare wijze worden de weergave van de Graal en de afbeeldingen van het wonderbaarlijke bestudeerd in de artikelen van resp. Emmanuèle Baumgartner (‘Les scènes du Graal et leur illustration dans les manuscrits du Conte du Graal’, deel 1, p. 489-503) en Laurence Harf-Lancner (‘L'image et le fantastique dans les manuscrits des romans de Chrétien de Troyes’, deel 1, p. 457-488). Terwijl in deze artikelen de aandacht vooral naar de miniaturen uitgaat, komen in The Manuscripts ook andere vormen van de handschriftverluchting, zoals marginalia, rubrieken en lombarden/initialen, aan de orde, bijvoorbeeld in Keith Busby's ‘Text, Miniature and Rubric in the Continuations of Chrétien's Perceval’ (deel 1, p. 365-376) en Roger Middletons ‘Coloured Capitals in the Manuscripts of Erec et Enide’ (deel 1, p. 149-193). Bovendien worden in de voorbeeldige bescnrijvingen van de Erec- en Cligés-handschriften deze aspecten ook behandeld, evenals het gebruik van interpunctie, afkortingen, grotere versierde letters enzovoort. Beide beschrijvingen weerspiegelen de aandacht voor het handschrift als geheel, als produkt van de samenwerking van kopiist, rubricator en eventueel miniaturist, bedoeld om in een bepaalde context (voor)gelezen te worden. In ‘The Manuscripts of Cligés’ (door Stewart Gregory en Claude Luttrell, deel 1, p. 67-95) gaat daarbij de aandacht vooral uit naar de ‘scribal practice’ (er blijken zes kenmerkende veranderingen in kopiistengedrag op te treden, die als hulpmiddel bij de datering van deze, maar ook van andere handschriften kunnen dienen). In de beschrijving van de Erec-handschriften wordt ook de beoogde (voor)lezer in de beschouwingen betrokken: Françoise Gasparri, Geneviève Hasenohr, Christine Ruby, ‘De l'écriture à la lecture: réflexion sur les manuscrits d'Erec et Enide’, deel 1, p. 97-148. De aandacht voor het handschrift als geheel uit zich in deze beschrijvingen vanzelfsprekend ook in de bestudering van de verzamelhandschriften waarin Chrétiens romans in een aantal gevallen zijn overgeleverd. Hier ligt eigenlijk het specialisme van redacteur Lori WaltersGa naar voetnoot1 maar ook dat van Terry Nixon, het derde lid van het redactie-kwartet. Hij beschrijft de codices Parijs, Bibliothèque Nationale, fr. 794 (het beroemde handschrift van de kopiist Guiot) en Parijs, bn, fr. 1450 in het artikel ‘Romance Collections and the Manuscripts of Chrétien de Troyes’ (deel 1, p. 17-25) en is bovendien verantwoordelijk voor de ‘List of Manuscripts of Chrétien de Troyes’ (deel 1, p. 9-16) en de ‘Catalogue of Manuscripts’ (deel 2, p. 1-86). De beschrijving van de handschriften wordt aangevuld met een artikel over de lotgevallen van een aantal handschriften door de eeuwen heen (‘Additional Notes on the History of Selected Manuscripts’, deel 2, p. 177-244) en met een ‘Index of Former Owners’ (deel 2, p. 87-176), beide van de hand van Roger Middleton. De vierde redacteur, Keith Busby, vertegenwoordigt de meer traditionele, filologische benadering, getuige bijvoorbeeld zijn recente editie van Chrétiens Conte du Graal. Van deze aanpak getuigen in The Manuscripts onder meer een ‘oud’ artikel van Tony Hunt (‘Chrestien de Troyes: The Textual Problem’, deel 1, p. 27-40, eerder verschenen in French Studies 33 [1979]), Keith Busby's vergelijking van twee door dezelfde kopiist geschreven handschriften (‘The Scribe of mss T and V of Chrétien's Perceval and its Continuations’, deel 1, p. 49-65) en de enige ‘Nederlandse’ inbreng in het werk: ‘Perceval and Stemmata’ (deel 1, p. 41-48) door de Amsterdamse romaniste Margot van Mulken. Zij legt uit dat de contaminatie van de Perceval-handschriften van het successieve type is en waarschijnlijk te verklaren uit het (professioneel) kopiëren van de teksten in | |
[pagina 80]
| |
katernen en niet als complete teksten. Op een bepaald punt in het verhaal (vermoedelijk een katerngrens in een vroeger stadium van de overlevering) wisselen de handschriften van ‘partner’ en vormen zich nieuwe stemmatische koppels. Dit stemmatische ‘overspel’ heeft tot gevolg dat na elke partnerruil een nieuw stemma moet worden opgesteld dat slechts geldig is tot het volgende wisselmoment. Het is tekenend voor de nieuwe ontwikkelingen in de bestudering van handschriften dat de filologische benadering die qua methode aansluit op Micha's Tradition manuscrite door zoveel andere aangevuld wordt in dit boek, dat ongetwijfeld een standaardwerk zal worden. The Manuscripts biedt een enorme hoeveelheid gegevens en afbeeldingen op een toegankelijke wijze aan (het boek bevat bijvoorbeeld ook een ‘Index of Manuscripts Cited’, een overzicht van de ‘Rubrics and Subjects of Illumination in the Romances’, een ‘List of Romances of Chrétien de Troyes in Modern Editions’, een rijk notenapparaat en een uitgebreide bibliografie). Deze ‘feiten’ worden gecombineerd met een aantal belangrijke (overzichts)artikelen, die voor het merendeel exemplarisch zijn voor de nieuwe manieren om handschriften en met name verluchte handschriften te bestuderen. Exemplarisch is het boek vooral ook in zijn aandacht voor elk individueel handschrift, niet slechts als drager van een tekst die de originele schepping van Chrétien min of meer benadert, maar als kunstvoorwerp met een intrinsieke waarde die de moeite van het achterhalen waard is. Handschriften worden niet meer als late en deels corrupte afschriften afgedaan, maar bestudeerd als geheel, met een in de tijd van ontstaan functioneel systeem van tekst, tekststructurering, decoratie enzovoort. The Manuscripts bestudeert diachroon de handschriftelijke traditie van Chrétiens romans, maar heeft evenzeer synchroon aandacht voor elk afzonderlijk handschrift. In die zin illustreert het boek een tendens die in de mediëvistiek al langer zichtbaar is, bijvoorbeeld in de Arturistiek, waar sinds Elspeth Kennedy's ‘The scribe as editor’Ga naar voetnoot2 ook de door kopiisten toegevoegde episodes in bijvoorbeeld de Lancelot en prose-handschriften bestudeerd worden en waar ‘Text and Image’ een van de drie thema's was op het internationale congres te Bonn (1993). De aandacht voor het handschrift en de context waarin het functioneerde werd in Nederland al door W.P. Gerritsen uitgedragen als basis voor de literatuurgeschiedschrijving in zijn bekende ‘Geschiedverhaal of schetskaart?’.Ga naar voetnoot3 Zijn studies over de corrector in de Lancelotcompilatie getuigen van dezelfde belangstelling.Ga naar voetnoot4 Willem Kuiper en Erwin Mantingh hebben terecht aandacht gevraagd voor de tekststructurering in het handschrift en vinden nu onverwacht gehoor in meerdere artikelen in The Manuscripts.Ga naar voetnoot5 Recentelijk is de blik vooral gericht op verhalencycli en verzamelhandschriften, met name in de handelingen van het Amsterdamse congres over cyclusvormingGa naar voetnoot6 en in het project Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden, dat zojuist het fraaie eerste deel heeft opgeleverd.Ga naar voetnoot7 In het kader van deze Nederlandse onderzoeksactiviteiten is The Manuscripts een aanwinst, al is het gezien de prijs een boek dat alleen bibliotheken (waar het dan ook niet mag ontbreken!) | |
[pagina 81]
| |
zich kunnen veroorloven en al is de grote aandacht voor de miniaturen gezien de schaars verluchte Middelnederlandse handschriften misschien wat teveel van het goede voor een tekstgerichte medioneerlandicus. The Manuscripts ontsluit het recente internationale onderzoek en biedt volop vergelijkingsmateriaal wat betreft de opbouw van verzamelhandschriften, kopiistengedrag, tekststructurering, de veronderstelde receptie van handschriften enzovoort, materiaal dat verhelderend kan werken bij het bestuderen van Middelnederlandse handschriften. Bovendien demonstreert het benaderingen die ook in de medioneerlandistiek hun nut kunnen bewijzen. De belangstelling voor het handschrift als geheel is nu al richtinggevend en daarom wil ik deze bespreking besluiten met een bespiegeling over de gevolgen die deze benadering zou kunnen hebben voor de editiepraktijk, in aansluiting op de ‘Zou het niet prachtig zijn als...?’-stemming die - zo veronderstel ik - geheerst moet hebben toen in 1988 het idee voor The Manuscripts uitgewerkt werd. Ik ga bij mijn uiteenzetting uit van de mogelijkheden die de cd-rom- en windows-technologie lijken te bieden. De achtergrondgedachte is dat wat ik nu als desideratum voorstel als technologisch streefpunt zou kunnen functioneren. Zowel in de uitgaven in de reeks Middelnederlandse Lancelotromans als in die van de Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden is het streven de lezer inzicht te geven in de tekst zoals die in het handschrift staat opgetekend. Daarbij worden in verband met het beoogde publiek en het beooogde gebruik in de twee reeksen verschillende keuzes gemaakt (onder andere het geven van een kritische leestekst in de Lancelotreeks tegenover een diplomatische in de Verzamelhandschriften), maar daar wil ik het hier niet over hebben. Ik geloof dat het in de toekomst mogelijk moet zijn die keuzes aan de lezer te laten door hem de verschillende ‘lagen’ van een tekstuitgave tegelijk aan te bieden op één cd-rom. Deze compact disc bevat dan een aantal bestanden die op een parallelle wijze aan elkaar gekoppeld zijn, zodat de lezer zich in elk van de bestanden op hetzelfde punt in de tekst bevindt en ‘vensters’ met de verschillende bestanden over elkaar heen kan opvragen. De bestanden bevatten respectievelijk [1] een (ingescande) afbeelding van elk folium van het handschrift, [2] een diplomatisch afschrift, [3] een kritische leestekst waarin aan de te verklaren woorden in ‘hypertext’ een vertaling/toelichting is toegevoegd, zodat de lezer door met zijn muis het Middelnederlandse woord aan te klikken de vertaling op het scherm krijgt, en [4] een modern Nederlandse - en eventueel [5] Engelse - vertaling van de tekst. Hierbij is uitgegaan van één basishandschrift; wanneer er meer handschriften zijn, zoals bij Chrétiens romans of bij Maerlants Spiegel historiael, kan aan het diplomatisch afschrift per woord of versregel een variantenapparaat in ‘hypertext’ worden toegevoegd (op dezelfde manier kunnen bijvoorbeeld de activiteiten van de corrector in de Lancelotcompilatie worden gepresenteerd). De gebruiker van de cd-rom kan er voor kiezen slechts een van de bestanden te gebruiken en eventueel uit te printen, hetgeen overeenkomt met de huidige praktijk van degene die in de Lancelotreeks alleen de leestekst bekijkt of degene die het afschrift in Het Geraardsbergse handschrift bestudeert. Alleen wordt die keuze dan door de lezer zelf gemaakt en niet, zoals nu, vooraf door de editeur. Naast het ‘normale’ gebruik van de leestekst of de vertaling(en) is het ook mogelijk dat de lezer/onderzoeker achter zijn PC kruipt en een van de tekstlagen opvraagt en van daaruit ook naar de andere lagen kijkt. Vanuit de leestekst is het dan immers mogelijk om precies de gewenste woordverklaring op te vragen, maar ook om te kijken wat er precies in het handschrift staat door de corresponderende plaats in het diplomatisch afschrift of zelfs op de foto van het handschrift in een ‘venster’ op te vragen en bijvoorbeeld te bestuderen hoe de tekst hier gerubriceerd is. De moderne lezer kan zo wanneer hij dat wil een beeld krijgen van de tekst zoals de middeleeuwse (voor)lezer die voor zich had, met de afkortingen, rubrieken, eventuele miniaturen enzovoort. Zo kan één gedigitaliseerde uitgave (die via de cd-rom ook op netwerken beschikbaar zou kunnen zijn) alle denkbare gebruikers bedienen en kan de bezitter/lezer de tekst op steeds nieuwe niveaus lezen. Het vervaardigen van zo'n cd-rom zou een kader kunnen bieden voor de zo diverse editie- | |
[pagina 82]
| |
en vertaalactiviteiten in de medio-neerlandistiek. Naast de twee al genoemde projecten/reeksen zijn er immers de moderne vertalingen/bloemlezingen in de Griffioenreeks, de tweetalige edities van Prometheus, de uitgaven in de Alfa-reeks van de Amsterdam University Press, de tekstedities/herdrukken van Verloren, enzovoort. Men zou rond één handschrift de krachten kunnen bundelen om - ten dele op basis van bestaand materiaal zoals dat in de genoemde reeksen al digitaal beschikbaar is - te komen tot een ‘definitieve’ uitgave, die via een adequate Engelse vertaling ook voor de internationale mediëvistiek de tekst en het handschrift toegankelijk maakt. Natuurlijk is dit cd-rom-concept niet meer dan een idee, een eenzijdige en vluchtige bespiegeling waarin ik bewust de ogen sluit voor de economische en technische beslommeringen van een dergelijke uitgave. Maar zou het niet prachtig zijn als er over tien jaar zo'n cd-rom van het Gruuthuse-handschrift (met als audio-extra muzikale uitvoeringen van de liederen?), de Lorreinen-fragmenten, de Roman van Walewein of Hadewijchs lyriek zou zijn?
Adres van de auteur: Vakgroep Literatuurwetenschap, Universiteit Utrecht, Muntstraat 4, nl-3512 ev Utrecht |
|