derik Barbarossa, maar van een antagonisme tussen vos en leeuw is in dit verhaal nog geen sprake. De oudste branche van de Roman de Renart kan derhalve moeilijk geïnterpreteerd worden binnen het kader van de conflicten tussen keizer Frederik Barbarossa en zijn machtigste vazal Hendrik de Leeuw. Daar doen Wenseleers' inspanningen in hoofdstuk 2 om Musart de kameel te identificeren als Petrus van Pavia in zijn hoedanigheid van pauselijk gezant aan het Duitse hof (in plaats van aan het Franse, zoals in 1914 door L. Foulet bepleit) niets aan af.
Het lijkt me hoogst onwaarschijnlijk dat een Frans publiek zonder min of meer expliciete signalen van de auteur op het idee komt om Nobles dierenrijk te identificeren met het Duitse keizerrijk, en een vos met Hendrik, bijgenaamd de Leeuw. Alleen wanneer men, zoals Wenseleers, bij voorbaat meent dat de middeleeuwse volkstalige epiek als een sleutelroman gelezen moet worden, wanneer men dus voorbijgaat aan de vraag of een historische persoon model kan hebben gestaan voor een verhaalpersonage en alleen wil nagaan welke historische persoon model heeft gestaan, kan men het feit dat Noble in branche i naast rois af en toe enperere wordt genoemd (in branche ii-va overigens nergens), duiden als argument voor de identificatie van het dierenrijk met het Duitse keizerrijk (p. 50) en de literaire invloed van koning/keizer Karel uit het chanson de geste negeren.
Dat die literaire invloed niet serieus genomen wordt, is vreemd; al in de proloog van branche ii-va wordt het verhaal van het overspel tussen Renart en Hersent aangekondigd in relatie tot andere epische teksten, over Paris en Helena en over Tristan en Isoude. De romanistiek interpreteert de oudste Renart-branches nadrukkelijk tegen de achtergrond van de ridderepiek; de epische stijl wordt geïmiteerd en allerlei hoofse idealen geparodieerd. In het begin van branche x: Renart médecin (versie Roques) lezen we: Ce fu entor la Pantecoste, icele feste qui tant coste, que danz Nobles tenoit sa feste (vs. 16995-7). We kunnen hier denken aan een literaire parallel met de Arturroman, waarin koning Artur vaak met Pinksteren hofdag houdt, meer bepaald wellicht een parallel met Chrétiens Yvain, waarin hetzelfde vers op Pantecoste rijmt: Artus, li boens rois de Bretagne / [...] / tint cort si riche come rois / a cele feste qui tant coste / qu'an doit clamer la Pantecoste (ed. Roques, vs. 1-6). Wenseleers ziet het anders:
In de Franse hoofse kringen heeft men zich keizer Frederik i Barbarossa nog lang herinnerd omwille van de grootse Pinksterhofdag die hij in 1184 in Mainz heeft gehouden en waar hij zijn twee oudste zonen Frederik en Hendrik vi tot ridder heeft geslagen. Op het schitterende feest [...] werd de fine fleur van de toenmalige adel, inclusief de verbannen Hendrik de Leeuw, uitgenodigd. [...] Zoals ik al aanstipte, is deze hofdag niet onvermeld gebleven in de Roman de Renart. (p. 54)
Waarna verwezen wordt naar de opening van branche x, waarin Renart vervolgens twee keer tevergeefs wordt gedaagd en tenslotte vermomd als dokter naar het hof komt en de zieke koning leeuw geneest. De hofdag in Mainz van 1184 vond plaats ná het proces waarvoor Hendrik de Leeuw drie maal tevergeefs was gedaagd (1179-1180). De chronologie klopt dus niet in de parallel, maar voor Wenseleers betekent dit alleen dat de kopiisten ‘zich blijkbaar niet aan het feit [stoorden] dat het proces van Hendrik de Leeuw enkele jaren voor deze Pinksterhofdag had plaatsgevonden.’ (p. 54; vgl. ook p. 162)
Ik geef hieronder nog enkele staaltjes van Wenseleers' redeneertrant; bij de eerste twee is commentaar mijns inziens overbodig:
Dat de Franse auteurs bij Renart, Tibert, Brun en Ysengrin [...] als vanzelfsprekend aan Germaanse modelfiguren hebben gedacht, blijkt uit branche i, v. 777, waar Renart Tibert begroet met ‘welcomme’ (p. 44).
Het eerste dat de wolf in de Vlaamse tekst met veel misbaar aan het koninklijke hof komt vertellen is dat Reinaert zijn vrouw heeft verleid en zijn kinderen daarbij zo heeft mishandeld ‘Dat hise beseekede daer si laghen Datter twee noint ne saghen Ende si worden staer blent’ [...] Daarbij is het interessant te weten dat de ongeveer zeventigjarige Welf vi in zijn laatste levensjaren zelf blind is geworden. (p. 47)
Het volgende voorbeeld is interessant omdat Wenseleers een poging doet de toponymie bij zijn argumentatie in te schakelen:
Dat de auteurs [let op het mv., ab] zich Nobles hof zeker niet in Frankrijk voorstelden, blijkt onmiskenbaar uit de volgende verzen van branche I. Wanneer Brun de beer na zijn onfortuinlijk wedervaren bij de boswachter