| |
| |
| |
Een nieuw licht op de Lancelotcompilatie?
De betekenis van het pas gevonden fragmentje van ‘Arturs Doet’
G. Croenen en J.D. JanssensGa naar voetnoot*
Ongeveer twee jaar geleden ontdekte G. Croenen op het Rijksarchief te Antwerpen een papieren fragmentje van Arturs Doet. In deze bijdrage wordt het fragment codicologisch beschreven en diplomatisch uitgegeven. In het volgende nummer van dit tijdschrift wordt de tekst uitvoerig vergeleken met de Oudfranse brontekst en de redactie van Arturs Doet zoals die is overgeleverd in de Haagse Lancelotcompilatie. Tenslotte wordt het fragment gesitueerd binnen de Middelnederlandse Arturtraditie.
| |
1 Beschrijving van het fragment
Toen ik in juni 1992 een register met jaargetijden van het kapittel van Hoogstraten bestudeerde, bleek dat de band van het register verstevigd was met reepjes papier afkomstig van een handschrift met een Middelnederlandse tekst.Ga naar voetnoot1 Hoewel het fragment nog volledig in de band zat, waardoor slechts één reepje zichtbaar was, was het toch mogelijk uit te maken dat het om een fragment van een Middelnederlandse Arturroman in verzen ging. Gezien de kwetsbaarheid van het papier, werd in overleg met de archiefbeheerders besloten het fragment eerst te laten losmaken vooraleer het verder te bestuderen. In de hoop nog meer fragmenten van hetzelfde handschrift te vinden, heb ik op het Rijksarchief te Antwerpen het archief van de St.-Katharinakerk van Hoogstraten en het oud gemeentearchief van Hoogstraten doorzocht, evenwel zonder resultaat. Ook verder onderzoek in het archief van de kerk van Hoogstraten dat nog op de dekenij aldaar bewaard wordt, en in het Gemeentearchief van Hoogstraten leverde geen nieuwe fragmenten op.Ga naar voetnoot2
Het register waarin het fragment zich bevond, bevat een overzicht van de jaargetijden, die in de kapittelkerk te Hoogstraten gevierd werden, en de daaraan ver- | |
| |
bonden inkomsten. Volgens de titel dateert het register uit het midden van de zestiende eeuw.Ga naar voetnoot3 Het bestaat uit drie dunne katernen, met als kaft een stuk hergebruikt perkament uit een middeleeuws liturgisch handschrift met neumennotatie. Dit perkamenten blad bedekt de voorkant van het register grotendeels, maar niet volledig. Achteraan is er slechts een hieltje van 45 mm. De schrijfrichting van dit blad loopt evenwijdig met de zijkant van het register. Het register is 220 mm breed en 300 hoog. De perkamenten kaft is 245 mm hoog en 300 mm breed. Tussen de kaft en de katernen, op de plaats waar de band genaaid is, zaten drie lange strookjes papier. Twee daarvan vormen het Middelnederlandse fragment. Het derde strookje is onbeschreven en is duidelijk van een andere kwaliteit papier. Waarschijnlijk is het veel jonger en is het niet afkomstig van hetzelfde handschrift als de twee andere strookjes. Het lijkt erop dat de binder met deze rugstrookjes de band steviger wou maken, maar of het papier dat hij gebruikte, hiervoor een geschikt materiaal was, valt te betwijfelen.
De boekbinder heeft bij het verknippen met zijn schaar min of meer de tekstkolommen gevolgd, maar doordat de kolommen iets breder waren dan de huidige strookjes, zijn er in het begin en meestal ook op het einde van de regel letters of woorden verdwenen. Onder- en bovenkant van het oorspronkelijke blad zijn nog te herkennen. Het eerste strookje is net onder de bovenrand van het blad afgeknipt. De strookjes zijn niet volkomen recht geknipt. Tegen de boven- en onderrand van het blad aan worden ze smaller, zodat het aantal weggevallen letters daar meestal groter is. Als gevolg van het gebruik als bindmateriaal zijn er op sommige plaatsen kleine gaatjes in het papier, met licht tekstverlies als gevolg. Vooral het eerste strookje is op verschillende plaatsen gescheurd.
Het eerste strookje is 255 mm hoog. Bovenaan is het iets onder de oorspronkelijke rand van het blad afgesneden. De breedte varieert van 6 tot 23 mm. Het gedeelte met tekst is echter ongeveer 20 mm breed, behalve bovenaan waar het smaller is. Het tweede strookje is 262 mm hoog. De breedte varieert van 6 tot 38 mm. Het gedeelte met tekst is bovenaan en onderaan wat smaller, maar nergens bedraagt de breedte minder dan 19 mm.
De kolommen bevatten veertig regels tekst. Sporen van liniëring zijn niet meer te bespeuren. Het fragment bevat ook geen prikken, maar gezien de aard van het bewaarde fragment hoeft dit geen verwondering te wekken.
De beschrijfstof is papier. Enig watermerk is niet te zien. Ook de afdrukken van de schepvorm zijn niet te zien, wat opmerkelijk is. Het papier is ongelijk van dikte. Op sommige plaatsen is het erg dun, bijna doorzichtig. Op andere plaatsen zijn er donkere vlekken te bespeuren. Over het geheel genomen is het papier vrij donker. Het is niet uit te maken of dit oorspronkelijk was dan wel of het moet toegeschreven worden aan vervuiling in de boekband.
De tekst is geschreven in een ‘littera textualis’, die zeker gedateerd moet worden in de 14de eeuw. Nadere datering is moeilijk, maar ik ben geneigd het schrift eer- | |
| |
der in de eerste helft of rond het midden van die eeuw te plaatsen. Paleografische bijzonderheden die typisch zijn voor de kopiist, zijn de versiering in de vorm van een verticale streep boven dubbele medeklinkers, de verdikking in de schacht van de lange s en de vorm van de w (en v). Vooral de versieringsstreep boven de dubbele medeklinker is erg typisch, omdat ze niet alleen voorkomt boven een dubbele -ll- zoals wel meer het geval isGa naar voetnoot4, maar ook boven -bb-Ga naar voetnoot5 en -dd-. Bij -dd- wordt de versiering nog uitgebreid met een schuin haarlijntje, een versiering die trouwens ook voorkomt op de enkele d.Ga naar voetnoot6
Vergelijking met reeds uitgegeven Arturteksten, liet toe om de tekst van het fragment te identificeren als een tekstgedeelte uit Arturs Doet.Ga naar voetnoot7 Het fragment bevat 160 aaneengesloten verzen, die oorspronkelijk op hetzelfde blad stonden. Over het oorspronkelijke handschrift valt niet veel te zeggen. Een opmaak in twee kolommen lijkt voor de hand te liggen. De oorspronkelijke codex zou dan 260 mm hoog en ca. 180 mm breed geweest zijn.
| |
2 Papier als beschrijfstof
Dat het nieuwe fragment van papier is, is enigszins verrassend. Papier werd voor literaire handschriften in de Nederlanden in de regel pas in de 15de eeuw gebruikt. Op grond van de paleografische kenmerken van de tekst moet het fragment echter in de 14de eeuw gesitueerd worden.
De ontdekking van het nieuwe fragment doet de vraag rijzen hoe de 14de-eeuwse papieren Middelnederlandse handschriften moeten worden beoordeeld. Gaat het om een marginaal fenomeen of kwamen papieren handschriften meer voor? Stonden die papieren handschriften op gelijke voet met de perkamenten handschriften of waren het daarentegen slechts kladversies of minderwaardige produkten? Voor zover mij bekend dateert het oudste tot nog toe gekende literaire Middelnederlandse handschrift op papier van het midden van de 14de eeuw.Ga naar voetnoot8 Omdat er zo weining literaire papieren handschriften voorhanden zijn, lijkt een vergelijking met het gebruik van papier voor administratieve doeleinden nuttig.
Als beschrijfstof was papier reeds gekend in zuidelijk Europa sinds de 11de eeuw.Ga naar voetnoot9 Vanaf het einde van de 13de eeuw werd papier in de Nederlanden in de landsheerlijke en stedelijke administraties gebruikt. Brugge en Antwerpen waren
| |
| |
hierbij de aanvoerhavens van het papier, dat in Italië werd geproduceerd. Het oudste document op papier in de Nederlanden is een kladrekening van het jaar 1275, uit het archief van de graven van Vlaanderen.Ga naar voetnoot10 Ook te Mechelen werden de kladversies van de stadsrekeningen, die bewaard zijn gebleven vanaf het boekjaar 1311/12, allemaal op papier geschreven, evenals de registers met lijfrenten.Ga naar voetnoot11 In de Henegouwse grafelijke administratie werd eveneens reeds op het einde van de 13de eeuw papier gebruikt voor boekhoudkundige documenten.Ga naar voetnoot12 Op hetzelfde moment gebruikte ook de Hollandse grafelijke kanselarij papier, o.a. voor het aanleggen van het oudste grafelijk cartularium.Ga naar voetnoot13 Ook een groot aantal andere documenten, waaronder de eerste kanselarijregisters, waren waarschijnlijk op papier. Van deze laatste is echter niets bewaard gebleven.Ga naar voetnoot14 Het lijkt erop dat rond 1300 papier in de Nederlanden algemeen bekend was als beschrijfstof voor administratieve stukken. Waarschijnlijk werd papier, meer dan we nu op basis van het overgeleverde bronnenmateriaal kunnen vermoeden, op relatief grote schaal gebruikt binnen de verschillende administraties. Dat er in verhouding slechts zo weinig papieren documenten uit de 13de en 14de eeuw bewaard zijn gebleven, ligt vooral aan de kleinere overlevingskansen van papier. Papier was veel kwetsbaarder dan perkament, zodat de kans op beschadiging of op aantasting door vocht of ongedierte veel groter was. Hiervan getuigt het Hollandse papieren cartularium, dat tegenwoordig wegens zijn slechte materiële staat niet meer te raadplegen is. De Hollandse papieren kanselarijregisters waren waarschijnlijk reeds in de loop van 14de eeuw onbruikbaar geworden door beschadiging.
Het cartularium en de registers uit de Hollandse kanselarij wijzen op een ander belangrijk element. Ze tonen namelijk aan dat de administraties papier niet enkel voor onbelangrijke documenten of voor kladversies van teksten gebruikten. De registers en het cartularium waren immers zowat de belangrijkste documenten van de grafelijke kanselarij.Ga naar voetnoot15 Papier had voor kanselarijen onmiskenbare voordelen: het was relatief goedkoop, het was makkelijker beschrijfbaar en raderen en aanpassen van documenten was veel moeilijker op papier dan op perkament.
Hoewel er in de Nederlanden vóór de 15de eeuw misschien maar betrekkelijk
| |
| |
weinig papieren handschriften werden vervaardigd, was papier dus zeker reeds veel vroeger bekend als beschrijfstof. J. Bumke stelt dat de omvangrijke literaire werken in de volkstaal slechts konden ontstaan in het kader van een schriftcultuur die nauw samenhing met kanselarijen en administraties.Ga naar voetnoot16 Als dit juist is, dan moeten de Middelnederlandse dichters en kopiisten van hun werken sinds ca. 1300 ook vertrouwd zijn geweest met papier. Het zou dus kunnen dat het papieren fragment van Arturs Doet, samen met het papieren Brugse handschrift, de schaarse resten zijn van een relatief belangrijke groep 14de-eeuwse papieren handschriften. Net zoals bij de papieren archiefdocumenten, zou daarvan het grootste deel kunnen verloren zijn gegaan. Hierin speelde naast de kwetsbaarheid van het papier nog een andere factor die de overlevering van papieren codices negatief beïnvloedde. De meeste Middelnederlandse perkamenten handschriften zijn slechts overgeleverd in de vorm van fragmenten, afkomstig uit boekbanden. Papier was natuurlijk veel minder geschikt dan perkament om hergebruikt te worden als bindmateriaal, zodat de kans op fragmentarische overlevering van de papieren handschriften langs die weg ook veel kleiner was.Ga naar voetnoot17 Mogelijk speelde ook de kostbaarheid van de codices een rol. Papieren handschriften waren minder kostbaar dan perkamenten exemplaren, waardoor ze na de periode waarin ze gebruikt werden misschien sneller hun waarde verloren en van de hand werden gedaan. Toch moet niet zonder meer worden aangenomen dat de papieren handschriften minderwaardig waren ten opzichte van de perkamenten handschriften. De vrij verzorgde uitvoering van het papieren fragment wijst alleszins niet in
die richting.
| |
3 Tekstuitgave
Het fragment wordt hier diplomatisch uitgegeven. Opgeloste afkortingen zijn gecursiveerd weergegeven. Letters die gedeeltelijk zichtbaar zijn staan tussen vierkante haken. Letters die niet meer zichtbaar zijn, zijn niet aangevuld. De tekstreconstructie volgt onder punt 6. Om de lezing van het fragment te vergemakkelijken, wordt parallel de tekst van de overeenkomstige passage uit de Lancelotcompilatie uitgegeven, eveneens diplomatisch. In de tweede kolom vindt men de redactie van de kopiist, in de derde kolom de redactie van de corrector. Tekstkritische noten zijn onderaan per kolom bijeengebracht.
| |
| |
fragment Arturs doet |
Lancelotcompilatie, KB Den Haag. Hs. 129 A |
Lancelotcompilatie, KB Den Haag, Hs. 129 A |
|
10, fol. 225 ro c - 225 vo c: redactie kopiist. |
10, fol. 225 ro c - 225 vo c: redactie corrector. |
recto, kol. 1 |
|
|
[n]e mac[h] |
5507 Al sine macht sijt seker des |
|
en coninc ri[k] |
Vanden conincrike van logres |
|
an v[e]l[e]Ga naar voetnoot(a) a[n] |
Ende van vele andere lande mede |
|
seide daer [t] |
10 Hestor seide daer ter stede |
EndeGa naar voetnoot(a) Hestor seide daer ter stede |
5 e si sull[e]nGa naar voetnoot(b) |
Bi gode si sullen hier comen |
|
pic te hare[n] |
Dat hopic te haren onvromen |
|
[n]e begonste |
Ende sine begonsten noit dinc |
|
m so quali[k] |
Die hen soe qualike verginc |
|
hem so ber[a] |
15 Ende die hen soe sere berau al |
|
10 [e] hebben w |
Alsic hope dat dese doen sal |
|
[n]celote dese zake |
¶ Alse lancelote dese saken werd cont |
¶ Alse lancelote dese sakeGa naar voetnoot(b) werd cont |
[n]de den bode [t] |
Hi sinde sine boden tierstont |
|
ewijc in sijn |
Te benewijc in sijn rike |
|
oot al gem[e] |
20 Ende ontboet al gemeinlike |
|
15 [a]roene dat si |
Sinen baronen dat si bewaren |
|
die castele s |
Souden die castele sonder sparen |
|
maecten [va]Ga naar voetnoot(c) |
Ende sise vesten alle dure |
|
gescied[.]Ga naar voetnoot(d) [a]ue |
Oft hen gesciede auenture |
Oft hen gesciede sulkeGa naar voetnoot(c) auenture |
[m]oesten met h |
25 Dat si moesten met haren scaren |
Dat si mochtenGa naar voetnoot(d) met haren scaren |
20 te bertaengen |
Vte op grote bertangen varen |
|
men moeste[n] |
[E. s]iGa naar voetnoot(a) comen wilden in har lant |
OftGa naar voetnoot(e) [s]i comen wilden in har lant |
[n] tiden gaule |
[D..]Ga naar voetnoot(a) tien tiden gaules was genant |
DatGa naar voetnoot(f) tien tiden gaunesGa naar voetnoot(g) was genant |
inden mocht[e] |
[D.t]Ga naar voetnoot(a) si vinden mochten werachtech |
Ende datGa naar voetnoot(h) si vinden mochten werachtech |
stele ende cra |
30 Hare castele ende crachtecht |
Hare castele ende crachtechGa naar voetnoot(i) |
25 mGa naar voetnoot(e) daer binn |
Dat si hen daer binnen souden |
|
arture moge |
Jegen arture mogen onthouden |
|
[n] die sine of[t] |
Ende iegen die sine ofs noet ware |
|
[]Ga naar voetnoot(f) omboot daer [n] |
Ende lanceloet ontboet daer nare |
|
andre conincri[k] |
35 In vele anderen conincriken |
|
30 ers arme e[nde] |
An vele ridderen armen ende riken |
|
eneghen die[n] |
Die hi noit dienst hadde gedaen |
Die hi oitGa naar voetnoot(j) dienst hadde gedaen |
m in staden [w] |
Dat si hem in staden wilden staen |
|
en coninc ar |
Jegen den coninc arture |
|
em wilde co[m] |
40 Die op hem wilde comen ter vre |
|
35 bede om dit |
Om dese bede om dit ontbieden |
|
[e]de te vele li |
Dat hi dede ane vele lieden |
|
[i] een ridder |
Bidien dat hi riddere was |
|
er werelt al[s] |
Van alder werelt alsict las |
|
[e]st gemint [w] |
45 Di meest gemint was ende hadde gedaen |
|
40 eest houesch |
Meest houescheiden sonder waen |
|
| |
| |
recto, kol. 2 |
|
|
[e]neschen tiden |
Ridderen vore in menegen tiden |
Ridderen daerGa naar voetnoot(k) vore in menegen tiden |
i hem toe in all[e] |
Soe quamen si hem toe in allen siden |
Soe quamenreGa naar voetnoot(l) hem toe in allen siden |
uele om dese dinc |
Soe vele. ende al bi derre dinc |
|
sijn gecroent conin |
5550 Al hadde geweest gecroent coninc |
|
45 nouch meisniede |
Lanceloet alse dit gesciede |
|
[e]nden niet uele lied |
Sone waenden niet vele liede |
|
[e]n in haer gedochte |
Ende pensden in hare gedochten |
|
iet vergadre[n]Ga naar voetnoot(g) mocht |
Dat hi niet vergadert hebben mochte |
|
ridders ende van meerre [w] |
55 Meer ridders ende van merre waerde |
|
50 [a]derde ter dolore ser g |
Dan hem quamen te ioyosergarde |
Dan hem quamen terGa naar voetnoot(m) ioyosergarde |
en spreect nv ter vre |
Nemmer en sprect nv ter vre |
|
die auenture |
Van lancelote nv die auenture |
Van lanceloteGa naar voetnoot(n) die auenture |
[a]n arture hier ter ste[d] |
Noch van sinen gesellen mede |
|
[n]en gesellen mede |
60 Nu hort van arture hier ter stede |
[marginale rubriek] Hoe die [coninc] lancelote |
55 [n]s die auenture |
NvGa naar voetnoot(b) seget ons die auenture |
bel[ach ende] hoe dat [lanceloet] strijt h[adde] |
[a]men toten coninc artur[e] |
Dat quamen toten coninc arture |
|
[m] te comene te carmelo |
Ten seluen dage dat hijt geboet |
|
n daghe dathi omboot |
Te hem te comene te Karmeloet |
|
uele dat men vor die[n] |
65 Ridders so vele datmen vor dien |
Ridders so vele datmenreGa naar voetnoot(o) vor dien |
60 ele en hadde gesien |
In langen niet meer hadde gesien |
|
[i]le n[o]Ga naar voetnoot(h) sodaen conroot |
Noch op ene wile wesen so groet |
|
scepe te carmeloot |
Ridderscaps binnen karmeloet |
|
[w]alewein was doe genese[n] |
Mijn her walewein was doe genesen |
|
ziec hadde gewesen |
70 Die sere siec hadde gewesen |
|
65 upten seluen dach |
Soe dat op dien seluen dach |
AlsoeGa naar voetnoot(p) dat hiGa naar voetnoot(q) op dien seluen dach |
derscepe vergadert sach |
Dat daer tridderscap vergadert lach |
|
[o]te arture den conin[c] |
SpracGa naar voetnoot(c) tote arture den coninc |
|
[a]de v ene dinc |
Here ic rade v ene dinc |
|
inct mi sijn nutsce |
75 Ende het donct mi sijn nutscepe |
|
70 [k]iest vut desen riddersc |
Dat kiest vte desen ridderscepe |
Dat giGa naar voetnoot(r) kiest vte desen ridderscepe |
ridders sonder spare[n] |
Alsoe vele ridders sonder sparen |
|
sten versleghen ware[n] |
Alse ioncsten verslegen waren |
|
e vrouwen der coni |
Dore mire vrouwen der coninginnen |
|
[n] eer ghi portet van |
80 Ende eer gi portet van hier binnen |
|
75 maect nv ter ston |
Die ridders maect nv ter stonde |
|
vander tafelron[d] |
Gesellen vander tauelronde |
|
tede die sijn doo[t] |
Inder gerre stede die sijn doet |
|
[e]lscap also groo[t] |
Soe dat dit geselscap alsoe groet |
|
n was bliue [i] |
85 Alst te voren was blive in al |
|
80 en onse get |
Ende dat wi hebben onse getal |
|
| |
| |
s dit horde die conin |
Alse dit horde die coninc |
EndeGa naar voetnoot(u) alse dit horde die coninc |
[h]i prise[d]eGa naar voetnoot(k) wel dese d |
Hi priesde wel dese dinc |
|
[nde] seide dat hijt gerne da |
95 EndeGa naar voetnoot(d) seide dat hijt gerne dade |
|
90 [n]de h[i]Ga naar voetnoot(l) riep tehant te [r] |
Ende riep te hant te rade |
|
[i]ne hoghe baroene ende [b] |
Sine hoge barone ende bat |
|
[a]tsi kiesen souden tie |
Dat si kisen souden ter stat |
|
an haren lieden sonder |
Onder hare liede sonder sparen |
|
e beste ridders die daer |
5600 Die beste ridders die daer waren |
|
95 Iso uele alser te dier st |
Alsoe vele alsere tier stonde |
|
ebraken in die tafelron |
Gebraken in die tauelronde |
|
[nde] dat si niet dor armo |
Ende dat si niet dore aermode |
|
ieten te kiesene die go |
En liten te kisene die goede |
|
[i] seiden dat sijt gherne da |
5 Si seiden dat sijt gerne daden |
|
100 [nde] ghinghen hem bera[d] |
Ende gingen hen daer baraden |
|
|
Int irst si daer aue spraken |
|
|
Hoe vele daer hen gebraken |
|
[nde] si vonden in gherecht |
Ende si vonderre in gerechten getale |
|
sise getellet hadden all |
10 Alsise ghetelt hadden wale |
|
[a]tter .lxxij. gebraken |
Dattere .lxxij. gebraken |
|
te hant na desen za[k] |
Alte hant na desen saken |
|
5 [e]bben sire also vele ge[c] |
Hebben sire also vele daer gecoren |
|
ser hem gebrac te vor |
Alser hen gebrac te voren |
|
[nde] hebbense geset sonde |
15 Ende hebbense geset sonder sparen |
|
hare stede diere doot |
Inder gerre stat dire doet waren |
|
oec in lanceloots stede |
Ende in lanceloets stede |
|
10 in sire gesellen me[d] |
Ende in sire gesellen mede |
|
[e]r onder hem allen |
Maer onder hen allen en was |
|
[n] so stout als ict las |
20 En geen so stout alsict las |
|
[i] dorste bestaen me |
Dat hi dorste bestaen mede |
|
[t]ene in dupperste s |
Te sittene in dupperste stede |
|
15 [s]egge v in ware [d] |
Ende ic segt v in warre dinc |
|
[l]anceloots stede een rid |
Dat in lanceloets stede sitten ginc |
|
[d]ie was genant |
25 Een riddere die was genamt |
|
van yerlant |
Her lyam van yrlant |
|
van al yerla[n] |
Ende dese was oec becant |
|
20 [d]der die me[r]Ga naar voetnoot(m) |
Die beste riddere diemer in vant |
|
verso, kol. 2 |
|
|
er nam |
Ende vander meester name doe |
kint alt |
30 Ende hi was conincskint altoe |
behorts stede |
Ende daer sat in bohorts stede |
[e] kint was |
Een die conincs kint was mede |
25 genant |
|
[d]derGa naar voetnoot(n) ende een [w] |
|
ende bede |
|
gegeuen di[e] |
|
de sat als ict [v] |
|
30 die was va[n] |
|
[e] ridder ende cr |
Die goet riddere was ende crachtech |
[n]en ende van vri |
Van wapinen ende van vrienden machtech |
taerc van lic[h] |
|
[e]nde hi hiet bi |
|
|
35 Ende die helynon was genant |
|
In hestors stede sat alsict vant |
|
Van scollant een riddere coene |
|
Seker ende starc van allen doene |
| |
| |
35 ie coninc |
Ende hiet vadaan die coninc |
|
n ware dinc |
40 Hi was fel in alle dinc |
|
[n]lic mede |
Ende sere pijnlijc mede |
|
[g]roter verwee |
Ende vol van groter verweenthede |
|
stede sathi a[l] |
In griflets stede sat alsict las |
In agrevainsGa naar voetnoot(v) stede sat alsict las |
40 die doe maec[h] |
Een riddere die doe maech was |
|
[e]Ga naar voetnoot(o) van nort ga |
45 Des conincs van nortgales |
|
[i]ddere sijt seke |
Een goet riddere sijt seker des |
|
[e]nde wert bekan |
Ouer edel ende weert becant |
|
[g]oedertierste di |
Ende die godertierste diemen vant |
|
45 was des sijt [s] |
Sijn name was sijt seker des |
|
an nort gale |
50 Gaherijs van nortgales |
|
[a]s gedaen bi st |
¶ AlseGa naar voetnoot(e) dit was gedaen al bi staden |
|
[nde] bi waleweins rade |
Bi sconincs ende bi waleweins raden |
|
[w]aren geree |
Die taflen waren gereet ende sat |
Die taflen waren gereet ende menGa naar voetnoot(w) sat |
50 [n] ende men at |
Ten taflen doe ende men at |
Al ten taflen doe ende men atGa naar voetnoot(x) |
[d]en vor den c |
55 Daer dienden vorden coninc tien stonden |
|
[e] van der tafel[r] |
Ende vor die vander tauelronden |
|
e die hilden [h] |
Seuene coningeGa naar voetnoot(f) die hilden dan |
|
re die vro[m] |
Van arture leen ende waren sine man |
|
55 ereedden si [h] |
Daerna gereiden si alle haer vart |
|
ten orloghe [w] |
60 Te vaerne ten orloge waerd |
|
[n]dren dach da |
Opten anderen dach daer naer |
|
[t]er stede daer |
Porden vter steden daer |
|
[m]an die hadde |
Sulke dusent man die hadden gere |
|
160 [e] doene dere |
Lancelote te doene dere |
|
(wordt vervolgd) |
-
voetnoot*
- De volgende mensen hebben op de een of andere wijze bijgedragen tot het tot stand komen van dit artikel. We zijn hen erg dankbaar: G. Asaert (RA Antwerpen), B. Besamusca, J. Deschamps (KB Brussel), A. Korteweg (KB Den Haag), E. Persoons (ARA Brussel), A. Postma, A. Sterckx. De werkverdeling was de volgende: de hoofdstukjes 1, 2 en 3 zijn van de hand van G. Croenen; de punten 4, 5 en 7 van J. Janssens; 6 is van J. Janssens, maar werd geschreven in nauw overleg met G. Croenen.
-
voetnoot1
- RA Antwerpen, Archief St.-Katharinakapittel te Hoogstraten, 2de deel, nr. 1. Het losgemaakte fragment bevindt zich momenteel in de universiteitsbibliotheek van de K.U. Brussel.
-
voetnoot2
- De kans dat toch nog nieuwe fragmenten van hetzelfde handschrift aan het licht komen, blijft bestaan. Ik was niet in staat om opzoekingen te doen in het archief van de heerlijkheid Hoogstraten, dat bewaard wordt in het Fürstliche Salm-Salm'sche Archiv te Schloß Anholt (Duitsland).
-
voetnoot3
-
Redditus dati pro anniversariis in ecclesia parochiali et collegiata Hoochstratensi celebrando [...] anno Domini XV quinquagesimo tertio [en bijgevoegd door dezelfde hand] et LIIIo.
-
voetnoot4
- Dit komt voor zowel in 13de-eeuwse als in 14de-eeuwse handschriften, zie bijv. RA Ronse, St.-Adriaansabdij van Geraardsbergen, nr. 2, (cartularium 13de eeuw) fol. 40 ro; zie ook H. Kienhorst, De handschriften van de Middelnederlandse ridderepiek (dl. 2), Deventer 1988, afb. 2, 14, 82, 89, 147, 148, 151, 155.
-
voetnoot5
- Vgl. Kienhorst (zie n. 4), afb. 79, 80.
-
voetnoot7
- W.J.A. Jonckbloet, Roman van Lancelot (dl. 2), 's-Gravenhage 1849, p. 224-225, vv. 5505-5664. De vergelijking met de tekst van de Lancelotcompilatie volgt hierna onder punt 6.
-
voetnoot8
- Het gaat om een handschrift van 1358 met een gedeelte van de Zuidnederlandse vertaling van de Legenda aurea (persoonlijke mededeling door J. Deschamps). Zie hierover J. Deschamps, Middelnederlandse handschriften uit Europese en Amerikaanse bibliotheken, Leiden 19722, p. 198.
-
voetnoot9
- Zie W. Wattenbach, Das Schriftwesen im Mittelalter, Leipzig 1896, p. 139-149.
-
voetnoot10
- Zie J. Buntinx, Het memoriaal van Jehan Makiel, klerk en ontvanger van Gwijde van Dampierre (1270-1275), Brussel 1944, p. I-XV.
-
voetnoot11
- Zie H. Joosen, De oudste stadsrekening van Mechelen 1311-1312, Mechelen 1982.
-
voetnoot12
- Zie G. Sivery, ‘L'évolution des documents comptables dans l'administration hennuyère de 1287 à 1360 environ’. In: Bulletin de la commision royale d'histoire [verder BCRH] 141 (1975), p. 144-145, 197-203.
-
voetnoot13
- J.G. Kruisheer, ‘De registers van Pieter van Leiden: het papieren cartularium van de graven van Holland (1299) en het begin van de systematische registratie ter kanselarij (1316)’. In: Nederlands archievenblad 72 (1968), p. 30-39.
-
voetnoot14
- Kruisheer (zie n. 13), p. 65; L. Devillers, ‘Notice sur un cartulaire de la trésorie des comtes de Hainaut’. In: BCRH 3de reeks, 12 (1871), p. 457. Eenzelfde verschijnsel is
waar te nemen in Engeland. Hier werd reeds van ca. 1300 papier gebruikt door verschillende administraties, maar van deze oudste papieren documenten is nauwelijks iets bewaard gebleven. Cf. M.T. Clanchy, From memory to written record. England 1066-1307, Oxford/Cambridge (Mass.) 19932, p. 120.
-
voetnoot15
- De Hollandse grafelijke kanselarij stond hierin niet alleen. Ook in de keizerlijke kanselarij werd reeds in de 13de eeuw papier gebruikt, cf. Wattenbach (zie n. 9), p. 148-149. De pauselijke kanselarij gebruikte in de 14de eeuw papieren registers voor de primaire registratie van de pauselijke brieven.
-
voetnoot16
- J. Bumke, Hoofse cultuur (dl. 2), Utrecht 1989, p. 576 e.v.
-
voetnoot17
- Dat het fragment van Arturs Doet toch als bindmateriaal gebruikt werd, lijkt echt wel uitzonderlijk.
-
voetnoot(c)
- gesciede sulke auenture: sulke rechts bijgevoegd met verwijzingsteken
-
voetnoot(d)
- moesten: es geëxpungeerd, rechts ch bijgevoegd met verwijzingsteken
-
voetnoot(a)
-
een gaatje van vier letters breed en drie regels hoog, waardoor tekstverlies
-
voetnoot(a)
-
een gaatje van vier letters breed en drie regels hoog, waardoor tekstverlies
-
voetnoot(a)
-
een gaatje van vier letters breed en drie regels hoog, waardoor tekstverlies
-
voetnoot(f)
-
punt met afkortingsteken, waarschijnlijk [lanc]eloot
-
voetnoot(l)
- quamen si: si doorgestreept, boven de regel -re
-
voetnoot(m)
- ter ioyosergarde: ter laatste letter boven de regel
-
voetnoot(b)
- Nv: rode lombarde met blauw penwerk, vijf regels
-
voetnoot(a)
-
een gaatje van vier letters breed en drie regels hoog, waardoor tekstverlies
-
voetnoot(a)
-
een gaatje van vier letters breed en drie regels hoog, waardoor tekstverlies
-
voetnoot(v)
- griflets: doorgestreept, rechts bijgevoegd agrevains
|