[Nummer 1]
Bij het verschijnen van een nieuw tijdschrift
Een nieuw wetenschappelijk tijdschrift, opgericht vanuit de medioneerlandistiek. Het kon bijna niet uitblijven, gezien de bloei die de studie van de Middelnederlandse letterkunde de laatste jaren doormaakt en die onder meer tot uitdrukking komt in een verhoogde produktie en een daarmee samenhangend aanbod van kopij. Maar het nieuwe tijdschrift is natuurlijk niet uitsluitend bedoeld om de ‘wachttijd’ bij bestaande periodieken iets in te korten.
Queeste - de naam is voorgesteld door dr. T. Meder, en spreekt, naar wij menen, voor zichzelf - wil een afspiegeling zijn van een vakgebied dat volop in beweging is, waarbinnen de specialisatie almaar voortschrijdt maar dat met een algemene tendens tot interdisciplinariteit en een neiging om grotere onderzoekslijnen in het oog te houden ook probeert dat specialistische onderzoek in een kader te plaatsen. Juist bij dit laatste kan Queeste van dienst zijn, door studies te presenteren op het gebied van ‘klassieke’ en minder gecanoniseerde literatuur, van artes-teksten, geestelijke letterkunde, historiografie etc. Zo ontstaat een dwarsdoorsnede van het vakgebied, die in haar brede oriëntatie onderzoekers van dienst kan zijn, alsook studenten die zich specialiseren op het terrein van de Middelnederlandse letterkunde.
Naast artikelen biedt Queeste ook ruimte aan besprekingsartikelen naar aanleiding van studies, vertalingen, tentoonstellingen, congressen enzovoort. Men hoort nogal eens dat er te weinig wordt gerecenseerd en dat besprekingen soms lang op zich laten wachten. Dat zou een gemiste kans zijn, omdat een levendige recensiecultuur discussie kan stimuleren. Ook hierop wil het nieuwe tijdschrift inspelen.
Queeste legt zich niet alleen wat de periode betreft beperkingen op - het gaat om de middeleeuwse letterkunde in de Nederlanden tot 1600 -, maar stelt ook grenzen aan het te bestrijken terrein. De gebruikelijke combinatie van taal- en letterkunde, nog steeds zo vanzelfsprekend in veel vakbladen, wordt losgelaten. De interdisciplinaire invalshoek biedt overigens voldoende gelegenheid om ook taalkundige aspecten van het onderzoek aan de orde te stellen.
Doordat plaats wordt ingeruimd voor niet-Nederlandstalige artikelen en doordat bijdragen van een anderstalige samenvatting worden voorzien, kan hopelijk tevens een bijdrage worden geleverd aan het (meer) onder de aandacht brengen van de medioneerlandistiek in het buitenland. Dit laatste niet vanuit enige nationale ‘zendingsdrang’, maar juist vanuit de gedachte dat taalgrenzen geen wetenschappelijke scheidslijnen mogen zijn en mede vanuit de overtuiging dat een verbreding van het debat de kwaliteit van het onderzoek alleen maar ten goede komt. Hierbij