Proeve van oudheid-, taal- en dichtkunde(1775)–Anoniem Proeve van oudheid-, taal- en dichtkunde– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 297] [p. 297] Lofzang. Almagtig, Eeuwig God, o Schepper van 't heeläl! Door 't onäfmeetbaar zwerk aan 't eindig oog onttrokken! O Vader der Natuur! Mijn God!. Mijn Opperheer! Zie van uw' Glorie-Troon! leer my mijn maren spannen. O Goddelyke gloed!... 'k voel meer dan 't menschlijk vuur! 'k Gevoel den Eeuwigen den algemeenen Vader, In all wat my omringt! - Ik val eerbiedig neêr! En ach! was myne harp voor eeuwig hem geheiligd! Verkwiklyke eenzaamheid! - Mijn teêrgevoelig hart Gevoelt in u zijn God! - 't aanwezen van een Wezen, Dat nimmer een begin, dat nooit een einde heeft! Maar eeuwig, eeuwig is; en my en u deed worden! Gy spart'lend visschen-rijk! gy dankt hem die u schiep! En slaat, tot zynen lof, uw' dartelende vinnen Het kabb'lend golfjen toe - zie, hoe het baarsjen schiet, En 't rillend staartjen buigt - 't verheugt zig in zijn wezen. De ontrolde blaadjens, 't groen, dat 't scheemrend oog verkwikt, Het pas uitbottend zaad, dat met zijn geele topjens De taaije zwarte korst des vrugtb'ren gronds doorboort, Zijn bezig in zijn lof, en ademen hun Schepper! [pagina 298] [p. 298] Reeds stemt de Nagtegaal zijn lieve en schelle keel, En 't lomm'rig bosch weêrgalmt zijne orgelende toonen; Hy steekt zijn kopjen op - ziet dankbaar naar de lugt; En tragt nog scheller toon tot eer van God te zingen. Het kleinste vogeltjen volgt hem al piepend na, En wil zijn vrolijk lied ook aan zijn Schepper wyen - Het tortelduifjen kirt en zoekt haar teedren gaê Om met hem 's weerelds God, door hun gekir, te danken. En ik.... o stille rust! - van 't stadsgewoel bevrijd! - Ik zit hier aan een beek, om mynen God te loven! - 'k Zie in 't ontluikend groen, 'k zie in het teder gras, Het liefderijk bestuur, de zorg des eeuwigen! Des eeuwigen! - o ja! - de liefde van dien God, Die steeds het eeuwig heil, 't geluk der stervelingen, Van eeuwigheid betragt - die, voor zijn zondig volk, Zijn' Zoon aan de Aarde gaf, om in hun plaats te lyden! Messias werd een Mensch! - volbragt het groote werk - Van 't Goddelijk verbond - steeg weder naar den Hemel - Om op zijn Glorietroon, aan 's Vaders regtehand; Als Priester voor zijn volk, voor Adams kroost te bidden! - O Jesus! God! en Mensch! o teedre Menschenvriend! Mijn geest is veel te zwak, om u mijn hart te toonen; - Maar neen!... gy hoort mijn hart, gy hoort mijn kloppend hart, In 't binnenst van mijn borst voor uw verzoening danken. [pagina 299] [p. 299] Aanbiddelijk verbond! - het Menschdom is verlost! - O heilig weerdig bloed! - o! bloedig Golgotha! - Messias! ach! mijn God! ik werp my voor u neêr, En dankend zal ik u om mijn verlossing smeeken! 1779. J.P.K. Vorige Volgende