Proeve van oudheid-, taal- en dichtkunde
(1775)–Anoniem Proeve van oudheid-, taal- en dichtkunde– Auteursrechtvrij
[pagina 303]
| |
Klinkert, aan het genootschap.
Na vijftig jaren daalt de Herfstsneê van ons leven,
En 't zestigst jaar stelt ons het spreekwoord in de hand,
Dat naar het dutten vraagtGa naar voetnoot(*) van 't winterend verstand;
Wat kan mijn aanvang van het zeventigst dan geven?
't Zijn all' geen Reitzen, die met glans tot tagtig zweven,
Mijn' Kunstgenooten! neen. Gij des, die 't dierbaar pand
Der Tale en Poëzij van ons gezegend Land
Behartigt! klimt. Zoo worde uw Lentezon verheven!
Gaat edelmoedig voord, en toont ons Neêrlands Taal
Niet slegts in 't donker van heur' oorsprong. Staal bij staal
Van haar verhevenheid, haar deftige, en 't vermogen,
Dat zij ter roering heeft, versiere uw neerstig schrift:
Zoo word' het Vreêvertoog, die aangename gift
Des deftigen BonnetsGa naar voetnoot(†), tot zijn vervolg bewogen.
1769. M.S. |
|