Proeve van oudheid-, taal- en dichtkunde(1775)–Anoniem Proeve van oudheid-, taal- en dichtkunde– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 299] [p. 299] Gegronde klagt. Klinkdicht. Zijn dat Regenten, die den Godsdienst zullen schragen! Dat Predikanten, wien de waarheid ligt aan 't hart! Hoe durft de Booze zulk een' snooden aanslag wagen! Rampzaalge tijden! ach! wat baart ge mij een smart! Aan welk een eerlijk mensch zal ik mijn weedom klagen! De Kerkenëendragt zit verbijsterd en benard; 't Is uit met ware deugd, de Godvrugt ligt verslagen: En vroom en onvroom hangt in 't zelfde net verward! Eerst bragt men orgels in 't gewijde Tempelkoor; Thans dringt de nieuwheids lust nog snooder gruwel door; Gods Dichter David zal voordäan ook moeten zwijgen. Dus klaagde Teeuw.... En welk een ramp heeft hem ontsteld? Wat vraag? het vonnis van Datheen werd straks geveld; En Neêrlands Kerk zal haast regtschapen Psalmen krijgen. 1772. I.v.N. Vorige Volgende