Princesse Liet-boec

[Dianira en Herculus] [vertaling][melodie]

ICk gae my so seer verblyen
Dat ick dit van u hooren moet
Maer dit doet my sulck lyen
Dat ghy my nu veracht onsoet³⁹¹
Mijn bloet / sal ick laten onvroet³⁹²
Dat doet // dat ghy weer zyt verwonnen³⁹³
Soo menich feyt hebt ghy begonnen³⁹⁴
Verslonnen / so menich wilde Beest
Seer onbevreest /
Een vrouwe personagie / bedruckt nu u geest³⁹⁵
Waer zijn u vroome daden?
Die ghy soo dickwils hebt ghedaen?
Een jonck Kint seer beladen³⁹⁶
Twee serpenten ghy gingt verslaen /³⁹⁷
Seer plaen³⁹⁸
Hebt ghy die Leeu ghevaen³⁹⁹
En saen /⁴⁰⁰
Briserius al zijn crachten⁴⁰¹
Vernielt ende met grooter machten
Versmachten⁴⁰²
Daer twee Reusen groot / Tot in den doot /
Ghebracht tot sulcken wederstoot.⁴⁰³

Hydra met hondert hoofden⁴⁰⁴

T' serpent seer groot en fel /

391 onsoet: wreed

392 onvroet: onverstandig

393 zyt verwonnen: hebt overwonnen

394 feyt: heldendaad

395 bedruckt: beheerst

396 beladen: bevreesd

397 serpenten: slangen

398 plaen: eenvoudig

399 ghevaen: gevangen

400 saen: spoedig

401 Briserius: Busirus, een Egyptische koning die alle vreemdelingen in zijn land doodde, werd door Hercules vermoord

402 versmachten: sterven

403 wederstoot: tegenstand, verzet

404 Hydra: een veelkoppige draak, door Hercules gedood bij het meer van Lema

[p. 24]

 

Als ghy het een beroofde /

 

Twee creech het weer daer voor seer snel /

 

Seer wel / zijt ghy van dit ghequel⁴⁰⁵

 

Ick stel / dit uyt mijn sinnen /⁴⁰⁶

 

Maer dat ghy gaet beminnen

 

Bekinnen / een ander vrouwe schoon⁴⁰⁷

 

Is dit mijn loon / dat ic u jonde mijn rijck en croon.⁴⁰⁸

 

O schaemt u van u bedrijven /⁴⁰⁹

 

Seer machtighe Prince mijn /

 

Ghy moet onder de wijven

 

Haer altijdt onderdanich zijn

 

Den wijn / en can met haren schijn

 

Fenijn / oock niet bedwinghen⁴¹⁰

 

Maer noyt vreemder dinghen

 

Bringhen / u een Vrouwe teer

 

Tot groot oneer/

 

Schaemt u daden van sulcken Heer.

 

Prince.

 

Prince wat mach ick claghen

 

Wat anders soo hoor ick hier?

 

Ick hoor hier sterck ghewaghen⁴¹¹

 

Dat Herculus van moede fier /⁴¹²

 

Seer dier/ mijn lieffde vol dangier⁴¹³

 

Sal schier/ zijn leven doen enden⁴¹⁴

 

Eylaci noyt meerder ellenden⁴¹⁵

 

Senden / o Heer wilt my toch siet⁴¹⁶

 

T' selfde verdriet

 

Langher te leven begheer ick niet.

Vlleynighe vrouwe vol van spijt⁴¹⁷
Hebt ghy niet genoech bedreven?⁴¹⁸
Met u fenijn moet noch subijt⁴¹⁹
Dus vileynich zijn geschreven?
Om dat ick een Conincx dochter jent
Een maecht soet van manieren
Heb wettelijck voor mijn lieff ghekent
Seer excellent⁴²⁰
Gaet ghy daerom dus tieren⁴²¹

405 gequel: kwelling

406 sinnen: gevoelens

407 bekinnen: bekennen

408 jonde: gunde

409 bedrijven: handelen

410 fenijn: vergif

411 sterck ghewaghen: met kracht beweren

412 moede: aard; fier: trots

413 dier: dierbaar; dangier: leed

414 schier: spoedig

415 eylaci: helaas

416 siet: (niet vertalen)

417 vileynighe: gemene; spijt: kwaad

418 bedreven: gedaan

419 fenijn: vergif (hier eindigt de vraagzin vanaf Hebt ghy); subijt: onmiddellijk

420 excellent: schitterend

421 tieren: tekeergaan

[p. 25]

 

Weet ghy niet dat der lieffden cracht

 

Alle menschen can bedwinghen

 

Venus heeft haer selfs ghewracht⁴²²

 

Dat minne liedt te singhen /

 

Jupiter cant niet wederstaen /⁴²³

 

Apollo cond'se niet weeren

 

Hy was met sware stucken belaen⁴²⁴

 

Hoort mijn vermaen:⁴²⁵

 

Wilt my niet schandaliseren.⁴²⁶

 

Hoe comt dat ghy my nu veracht?

 

Ghy pleecht my eens te prijsen:

 

Mijn feyten vroom die ick heb ghewracht⁴²⁷

 

Ghinckt ghy u in verjolijsen⁴²⁸

 

Nochtans heb ick ghetriumpheert

 

Al gaet ghy my dus blamen⁴²⁹

 

Heb ick met een Vrou gheboeleert⁴³⁰

 

Ghy my onteert

 

Met recht meucht u wel schamen.

 

Princesse.

 

Ghy Monsteren hoe groot en fel

 

Sy moesten voor my vluchten /

 

Maer ghy valsche Vrouwe rebel⁴³¹

 

Doet my stenen ende suchten /⁴³²

 

Al was ick Omphale subjeckt⁴³³

 

Sy ginck my dus niet plaghen⁴³⁴

 

O moordadighe Vrouwe bevleckt/

 

Heel onperfeckt

 

Tot u Godt / moet ick het claghen.

422 haer: nl. lole; ghewracht: erloe aangezet

423 cant: kan het (nl. de liefde)

424 stucken: opdrachten (bij Van Ghistele verwijst Hercules in zijn brief naar Apollo's opdracht om Admetus te helpen)

425 vermaen: verzoek

426 schandaliseren: te schande maken

427 feyten: daden; gewracht: gedaan

428 verjolijsen: verheugen

429 blamen: te schande maken

430 gheboeleert: in overspel geleefd

431 rebel: opstandige

432 stenen: kreunen

433 Omphale: koningin Omphale, bij wie Hercules slaaf was; subjeckt: onderworpen aan

434 plaghen: kwellen

390 Wanneer prinses Deïanira, dochter van koning Oeneus van Calydon, de echtgenote wordt van Hercules, zoon van oppergod Jupiter en de sterfelijke vrouw Alcmene, komt de held zijn belofte na die hij in de onderwereld aan de dode Meleager (één van de Argonauten) deed om met diens zus te trouwen. Hercules is echter voortdurend op reis om in dienst van koning Eurystheus voor straf twaalf schijnbaar onmogelijke taken te vervullen en laat Deïanira dan achter. Tijdens een van zijn avonturen redt hij prinses lole met wie hij een nieuwe relatie begint. De jaloerse Deïanira zendt hem een mantel gedrenkt in het bloed van de centaur Nessus, die haar ooit gezegd had dat ze met zijn bloed een man voor eeuwig aan zich zou kunnen binden. Maar Deïanira is door Nessus misleid: Hercules krijgt, in plaats van een eeuwig verlangen naar haar, dodelijke brandwonden. Wat ze denkt en voelt zodra ze hierachter komt, horen we in haar liedje. Na dit drama zal Deïanira overigens zelf een einde maken aan haar leven; Hercules wordt naar de Olympus gevoerd als onsterfelijke held.