| |
| |
| |
De taal van strips
Strips: genegeerde kunst? More or less...
Jan Cumps
Katholieke Universiteit Leuven
Samenvatting
Deze lezing is bedoeld als een overbruggende lezing tussen literatuur- en taalwetenschap, de twee componenten van het PP6 colloquium. In de inleiding analyseren we, afhankelijk van welk woord wordt benadrukt, de betekenis van de titel van het boek Laat ze strips lezen! (Cumps & Morissens 2007). Nadien wordt herinnerd aan de (vroegere) negatieve houding tegenover strips (in binnen- en buitenland). Vervolgens komen een aantal aspecten aan bod (met nadruk op taal), zoals de sterktes van strips, de ‘graphic novel’, wat verstaan we onder een ‘goede strip’, het actief gebruik van strips in de klas, taal en literatuur in verband met strips. Ten slotte wordt gepleit voor een kritische visie in verband met strips.
Příspěvek je koncipován jako přechod mezi literáním a jazykovědným tématem kolokvia. Úvodni část analyzuje název knihy ‘Laat ze strips lezen!’ (At' si čtou komiksy!) Dále se připomíná (dřívější) negativní postoj ke komiksum a to jak doma tak v cizině. Následuje rozbor několika dalších možných aspektu jako je výrazová bohatost, ‘grafický román’, představa ‘dobrého komiksu’, aktivní použití komiksů při výuce a vztah jazyka, literatury a komiksů. V závěru se autor zasazuje o kritický pohled na problematiku.
| |
| |
| |
1. Inleiding: laat ze strips lezen!
In een inleidend deel analyseren we de titel van het boek Laat ze strips lezen! Afhankelijk van het woord dat in de titel wordt benadrukt, volgt telkens een andere interpretatie.
| |
1.1. Laat ze strips lezen!
Die uitspraak is niet altijd zo vanzelfsprekend geweest. Op strips werd (wordt?) wel eens neergekeken: niet zozeer omdat ze moreel verderfelijk zouden zijn, maar omdat strips lezen nogal eens werd beschouwd als tijdverlies. Strips zouden niet echt leerzaam zijn, je steekt er niets van op. Literair betekenen ze ook al weinig, en taalkundig werken ze zelfs verarmend... Een journalist formuleerde het als volgt: ‘Als puber mocht ik in de bibliotheek niet meer dan één stripverhaal per week ontlenen, want meer zou niet goed zijn voor mij. Ik gaf dus al mijn zakgeld aan strips uit. Ik kan er nu nog altijd uit citeren alsof het om meesterwerken van de wereldliteratuur gaat.’ (Cumps & Morissens, 2007: 11). De nadruk op het woord Laat (in de titel) was vroeger dus eerder een uitdrukking van onverschilligheid Gelukkig lijkt die tijd voorbij en kunnen we nu inderdaad zeggen: Laat ze strips lezen!, als uiting van een positieve benadering.
| |
1.2. Laat ze strips lezen!
Met de nadruk op het woord ‘strips’ betekent de zin zo ongeveer het tegenovergestelde van het beeld dat in de vorige paragraaf werd opgehangen. Er zijn gelukkig heel wat ouders, verantwoordelijken in scholen en bibliotheken in Vlaanderen en Nederland (en die waren er zeker ook vroeger) die terecht vinden dat jongeren best ook strips kunnen lezen, al kan dat bij voorkeur misschien als (belangrijk) onderdeel van een ruimer leespakket. Strips lezen kan natuurlijk om heel uiteenlopende redenen. Je kunt een strip boeiend vinden, je kunt van het avontuur houden, je kunt gewoon graag wegdromen, je kunt het fijn vinden in korte tijd een heel verhaal te lezen, je kunt het interessant vinden een aantal zaken in strips te herkennen, je wilt naast het bestaande boek (of in plaats daarvan) ook wel eens de stripversie lezen van een literair werk, je houdt misschien van aantrekkelijke taalaspecten, enzovoorts.
| |
| |
| |
1.3. Laat ze strips lezen!
Zonder al te didactisch te willen zijn (en zeker zonder het vermanende onderwijs- of bibliotheekvingertje op te steken) wordt hier aandacht besteed aan een aspect dat traditioneel misschien wat minder belangstelling krijgt. De nadruk op ‘lezen’ hoeft niet groter te zijn dan die op ‘laat’ of op ‘strips’, maar kan misschien onverwachte (al dan niet Praagse) perspectieven openen, ook bij strips die traditioneel als louter ontspannend worden ervaren en die vaak (en nogal eens denigrerend) als ‘lichte’ lectuur worden beschouwd. Zoals Venema (2006) schrijft: ‘Strips worden vaak als kindervermaak gezien en Pollmann maakt duidelijk dat strips veel meer zijn dan dat.’ In de recensie van Ongerijmd succes. Poëzie in een onpoëtische tijd (Vaessens 2006) lezen we dat jongeren, in vergelijking met vroeger, zijn opgegroeid in een andere leescultuur. Citaat: ‘Zij lezen minder lineair, maar zappen voortdurend tussen verschillende teksten en tekstsoorten en mixen verschillende media door elkaar - Vaessens spreekt van het “einde van de leeslamplectuur”.’ (Van der Straeten 2006). Wanneer we ervan overtuigd zijn dat het goed kan zijn om jongeren ook strips te laten lezen, kan er zelfs een dimensie aan worden toegevoegd wanneer we (occasioneel) ook het aspect ‘lezen’ extra belichten. Daarmee wordt bedoeld dat het interessant kan zijn om strips met iets meer aandacht te (laten) lezen dan meestal het geval is. Bij aandachtige lectuur van strips kom je al vlug tot de vaststelling zoals Martinus Nijhoff die formuleerde: ‘Lees maar: er staat niet wat er staat.’ Wie een strip echt ‘leest’, merkt al vlug heel wat interessante aspecten op die anders misschien aan de aandacht ontsnappen. De strip wordt daardoor als het ware driedimensionaal. Daarbij hoeven we zeker niet zover te gaan als bijvoorbeeld in de soms wel erg
vergezochte interpretatie van Kuifje in het overigens bijzonder interessante boek van Tom McCarthy (2006: passim). Men leze maar eens na wat hij schrijft over De juwelen van Bianca Castafiore. Benoît Peeters (1983: 168) zoekt het minder ver, maar wijst wel op de vele verrassende elementen van het album dat ‘rijk (werd) onthaald door de kritiek. Talloze artikelen zijn eraan gewijd, waaronder één van de befaamde filosoof en wiskundige Michel Serres’.
| |
1.4. Laat ze strips lezen!
Aanvankelijk was het de bedoeling de titel Laat ze strips lezen! te interpreteren aan de hand van de drie belangrijkste woorden (‘laat’, ‘strips’, ‘lezen’). De (misschien wat onverwachte, maar interessante) vierde interpretatie werd ons aangereikt door stripauteur Luc De Maeyer. Hij schrijft: ‘Als er iets mag gezegd worden over “Laat ze strips lezen” dan zou ik even de aandacht willen vestigen op het woordje “ze”, in de betekenis van de vrouwelijke persoon. Ik heb sterk de indruk dat die “ze” nogal ontbreekt in striplezend Vlaanderen.’ (Cumps &
| |
| |
Morissens 2007: 13) Meer in het algemeen kan die ‘ze’ overigens slaan op de intussen klassieke groep ‘van 7 tot 77 jaar’.
| |
2. Hoe verderfelijk is leesluiheid?
In het tweede deel staan we even stil bij twee verwijten die strips in het verleden (alleen toen?) moesten incasseren: enerzijds werd beweerd dat strips moreel verderfelijk waren en anderzijds dat ze leidden tot leesluiheid.
| |
2.1. Verderfelijk
Geografisch en chronologisch heeft zich een hele evolutie voorgedaan. In 1943 herinnert het tijdschrift Time (1943) er zijn lezers aan dat de vraag of strips een bedreiging zijn voor de jeugd (‘a menace to children’) niet nieuw is maar dat een studie van professor Hill (1943: 520-525) een gedeeltelijk antwoord gaf: stripverhalen in dagbladen zijn onschadelijk voor de woordenschat van de kinderen. Integendeel: de meeste woorden die er worden gebruikt kunnen de lezers helpen om woordbetekenissen verder te ontwikkelen. Waar Hill zich echter zorgen om maakt, is het globale effect van stripverhalen op het gedrag en de morele denkbeelden van de kinderen (‘the total effect of the comics on the attitudes and ethical concepts of children’).
In Vlaanderen ziet de situatie op dat gebied er in die tijd heel anders uit, zelfs een decennium vroeger al. ‘In Vlaanderen zijn de paters van Averbode gecharmeerd door de conservatieve burgermoraal die Kuifje in zijn begintijd uitstraalt. Ook het toenemende succes van andere jeugdbladen als Ons Kinderland en Ons Volkske doet het wantrouwen tegenover strips wegtrekken. Tussen 1930 en 1940 trachten de paters steeds meer strips in hun blad Zonneland te publiceren.’ (De Weyer 2005: 15). Het werk van Jijé dat verschijnt in Petits Belges, de Franstalige tegenhanger van Zonnetand, ‘geeft blijk van christelijke naastenliefde en haakt in op het katholieke gedachtegoed waarin de strips op dat moment baden. De paters wrijven zich tevreden in de handen: strips zijn opvoedkundig. Halleluja.’ (De Weyer 2005: 15). In de tweede helft van de jaren vijftig uit de vorige eeuw is in de Verenigde Staten de argwaan tegenover strips nauwelijks verminderd. ‘In 1954 breekt de hel los in Amerika. De psychiater Frederic Wertham schiet met zijn boek The Seduction of the Innocent zijn pijlkoker leeg op de Amerikaanse stripscène. Hij omschrijft strips als gif voor de jeugd en ijvert voor een censuurcommissie...’ (De Weyer 2005: 18).
| |
| |
| |
2.2. Leesluiheid
Niemand zal ervan ópkijken dat ‘leesluiheid’ vroeger een argument was om strips te weren. Wie strips leest, zo luidde het, wordt leeslui en zal later niet de stap zetten naar ‘literatuur’. (Het is een standpunt dat je ook wel eens hoort in verband met de Harry Potter boeken van J.K. Rowling.) We illustreren dit aan de hand van twee uiteenlopende stemmen waaruit blijkt dat deze stelling in de periode 1960-1970 nog duidelijk doorklinkt, maar evenzeer dat er door sommigen op een totaal andere manier in de klas met strips werd omgegaan.
Bij Torfs (2006: 111) lezen we: ‘Albums van Kuifje werden ons ten zeerste afgeraden. “Tekeningen zijn te direct. Zij prikkelen de fantasie niet!” wist een onderwijzer die na zijn werkuren een filiaal van een spaarkas open hield. “Bovendien”, voegde hij er streng aan toe, “teksten die in ballonnetjes verschijnen zijn altijd kort en onvolledig”.’ We situeren dit rond het jaar 1965.
Een heel andere stem horen we bij de gewezen Belgische minister van onderwijs die ons bij het verschijnen van het boek Laat ze strips lezen! Informatie en suggesties voor school, thuis en bibliotheek (Cumps & Morissens 2007) in een mail het volgende schreef: ‘Het deed me onwillekeurig denken aan een heel markante ervaring uit mijn schooljaren: een leerkracht Nederlands confronteerde ons in het vierde jaar van het secundair - tot onze eigen grote verrassing - met de stelling dat Suske en Wiske een interessant voorbeeld is van epiek, en we hebben dat dan ook zo bekeken in de klas. Een soort aha-ervaring die ik nog niet vergeten ben.’ Een totaal andere benadering dus dan wat we lazen bij Torfs en nochtans slechts een vijftal jaar later (ongeveer 1970).
Wie het over strips en taal wil hebben, raadpleegt natuurlijk ook het Van Dale Groot woordenboek der Nederlandse taal. Ook hier stond ons een verrassing te wachten. Het woord leesluiheid wordt er namelijk omschreven als een ‘gebrek aan motivatie tot lezen van moeilijkere teksten (dan strips bv).’ (Van Dale 2005: 1936).
Ten slotte verwijzen we naar Google: we treffen daar een wel bijzonder interessante visie aan over het (mogelijke) verband tussen strips en leesluiheid! Ik hoopte in mijn zoektocht bij Google heel wat te vinden: een overzicht van wie op dat mogelijke verband had gewezen, op welke tijdstippen, hoe dat geografisch verspreid was en uiteraard ook welke argumenten werden aangehaald om strips te verbinden met leesluiheid. Ik tik dus bij Google de volgende zin in ‘strips bevorderen leesluiheid’. Maar ik kreeg helemaal niet wat ik hoopte en verwachtte. Integendeel. Google tikte me op de vingers: het leek wel alsof ik een fout in mijn zin had getikt (wat niet het geval was). Als antwoord kreeg ik namelijk: ‘Bedoelde u: strips bevorderen leessnelheid’. Zo zie je maar! Van Dale is dus niet onfeilbaar. Voor wie meer wil weten over wat er in Van Dale allemaal te vinden is over strips (inclusief fouten!) verwijzen we naar wat Cumps & Morissens (2007: 43-55) schrijven in de drie hoofdstukken in
| |
| |
hun boek waarin de vraag wordt gesteld ‘Hoe stripvriendelijk is het Groot woordenboek van de Nederlandse taal?’.
| |
2.3. Verderfelijke leesluiheid
Een mogelijke combinatie van de beide elementen (‘leesluiheid’ en ‘verderfelijk’) vinden we misschien wel in de brief die de Nederlandse minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen naar de scholen stuurde in 1948. We lezen daar: ‘Het is mij bekend, dat een deel van de Nederlandse schooljeugd veelvuldig z.g beeldromans leest. Deze boekjes, die een samenhangende reeks tekeningen met een begeleidende tekst bevatten, zijn over het algemeen van een sensationeel gehalte zonder enige andere waarde... Hoewel ik er van overtuigd ben, dat op de meeste scholen het lezen van deze boekjes zo veel mogelijk wordt tegengegaan, zal ik het toch op prijs stellen, indien gij het personeel Uwer scholen er, wellicht ten overvloede, op wilt wijzen, dat het gewenst is toe te zien, dat de leerlingen de beeldromans niet in de school brengen of onder hun makkers verspreiden.’ Noteer daarbij dat hier alleen sprake is van ‘makkers’; voor meisjes was het dus blijkbaar minder gevaarlijk...
| |
3. Capita selecta
In het derde deel behandelen we op basis van de geschetste achtergrond een aantal meer specifieke zaken.
| |
3.1. Een strip is meer dan vermaak
Het is allicht niet overbodig erop te wijzen (en te illustreren) dat strips heel wat meer zijn dan louter vermaak. De vele voorbeelden van de ‘graphic novel’ zijn daarvan een duidelijke illustratie. Maar dat geldt ook voor andere strips. Zo schreef Hec Leemans, Belgisch stripauteur, bekend van o.a. Bakelandt en FC De Kampioenen het volgende: ‘Ik heb als kind zeer veel geleerd uit strips. Strips waren in de jaren zestig wellicht meer dan vandaag geworteld in de hedendaagse maatschappij, die ze op een vaak grappige en kritische manier beschreven. Ik leerde uit de strips van Franquin, bijvoorbeeld, dat gezagsdragers belachelijk en gevaarlijk kunnen zijn. Dat dictatoriale en militaristische regimes niet deugen. Dat waren dingen die ik niet op school leerde. Achter schijnbaar onschuldige strips ging een verstrekkende inhoud schuil. Vaak had de uitgever dat niet in de gaten. Hergé leerde ons in De Zaak Zonnebloem hoe gevaarlijk massavernietigingswapens kunnen zijn en welke mechanismen er achter de aanmaak van zulke wapens zitten: duistere regimes en financiële machten. Dat
| |
| |
zet je als kind aan het denken over de maatschappij. Strips hebben mij, als arbeiderskind, ook een artistieke opvoeding meegegeven. Ik leerde tekenen door naar de strips van Franquin, Jijé, Hergé en Cuvelier te kijken, door die aandachtig te bestuderen, lang voor ik mijn eigen talent zou kunnen toetsen aan de zogenaamd “serieuze” kunst in musea. Strips hebben bijgevolg mijn carrière bepaald. Ik ging ook “op reis” via de meest diverse strips, ik leerde de wereld erdoor kennen. Natuurlijk vervangen (goede) strips niet een goede scholing. Maar ze zijn er een zeer degelijke aanvulling op. Als ik me goed herinner, bleek een paar jaren geleden uit een studie van de Leuvense Universiteit dat striplezers tot de betere studenten behoren. Blijkbaar bevordert striplezen het denkvermogen van leerlingen. En voor diegenen die niet graag lezen: ze lezen dan ten minste strips en steken er wat van op. De avonturen van Bakelandt zijn natuurlijk fantasie. Maar ik heb er altijd voor gezorgd dat die avonturen ook doorspekt waren met historisch juiste gegevens, zowel op het vlak van feiten als op het niveau van de afbeeldingen. Ik hoop hiermee enkele tienduizenden lezers, honderdduizenden in de afgelopen dertig jaar, minstens een juist sfeerbeeld van de napoleontische tijd te hebben meegegeven.’ (Cumps & Morissens 2007: 29-30).
| |
3.2. Van één tot acht: de strip heeft kracht!
Er is weinig discussie over de educatieve waarde van strips, zoals blijkt uit de samenvatting die Venema (2005) voor Stichting Beeldverhaal Nederland maakte van al het materiaal op hun website over de educatieve mogelijkheden van het beeldverhaal. Hij schrijft: ‘Volgens de visie van de Finse website World Comics kan vrijwel ieder onderwerp, idee of feit in een strip worden uitgelegd. Behalve dat de visuele vertelvorm flexibel, opvallend en betrekkelijk goedkoop is, worden acht sterktes genoemd van strips, die deze stelling onderbouwen.’ Het lijstje ziet er als volgt uit:
1. | de stripvorm verhoogt de attentiewaarde van je boodschap; |
2. | je kunt er dingen in detail uitleggen; |
3. | in tegenstelling tot film en video vereisen strips geen technische apparatuur; |
4. | de lezer kan zoveel als hij of zij wil naar het stripverhaal terugkeren; |
5. | als regionale stripkunstenaars meewerken, is de beeldtaal altijd correct; |
6. | het stripmedium is niet opdringerig: je kunt er gevoelige onderwerpen mee aansnijden; |
7. | humor maakt het leven draaglijk, en mensen houden van verhalen; |
8. | tekeningen hebben een menselijke kwaliteit, zijn minder afstandelijk dan foto's. |
| |
| |
Die acht sterktes kunnen ook worden geformuleerd in de vorm van vier functies:
1. | toegankelijk maken van onderwerpen; |
2. | motiveren; |
3. | ernstige thema's openen; |
4. | ‘remedial teaching’. |
| |
3.3. De ‘graphic novel’
Er is geen gebrek aan definities in verband met de ‘graphic novel’. Van Dievel (2005: 160) citeert er enkele: ‘Een stripverhaal op boekformaat zonder tekstballonnen’, of de volgende krantenkop: ‘Prentjes met een grote P. Grafische roman is een stripverhaal met literaire pretentie.’ Zijn commentaar daarop luidt: ‘Dat bekt goed, maar het doet veel van die romans tekort. De grafische roman is rijker, origineler, persoonlijker, diepgravender, breder dan wat we doorgaans “het betere stripverhaal” noemen.’ En nog een andere poging tot definitie: ‘In de grafische roman vertellen tekst en beeld elk een deel van het verhaal, of een parallel verhaal, maar samen gaan ze gisten in de verbeelding van de lezer en ontstaat er iets nieuws. Iets dat méér is dan de som van de delen, in ieder geval.’ Commentaar: ‘Als dat geen prettig klinkende en veelbelovende omschrijving is. En vooral één waarmee je alle kanten op kunt.’ Van Dievel heeft ook zoekwerk verricht naar alternatieve benamingen voor de ‘grafische roman’. Hij vond het volgende: raamvertelling, beeldroman, getekende documentaire, beeldverslag, picture novella (Engels), roman visuel (Frans), illustrated classic (Amerikaans). ‘Maar geen enkele voldoet.’ (Van Dievel 2005: 164). Een belangrijk aspect vinden we misschien wel terug in de titel van het standaardwerk van Paul Gravett (2005) Graphic Novels - Stories to Change Your Life. Een grafische roman zou je dan kunnen omschrijven als ‘een verhaal dat je leven verandert’. Meer informatie bij Baetens (2001). Zie ook appendix 1.
| |
3.4. Wat is een goede strip?
Wat verstaan we onder ‘een goede strip’? Het antwoord op die vraag is niet eenduidig. Aan de hand van informatie uit verschillende bronnen volgt hier een opsomming van de belangrijkste kenmerken:
- | tijdloos |
- | harmonieus |
- | origineel scenario |
- | goede decoupage |
- | goede dialogen |
| |
| |
- | goede lay-out |
- | persoonlijkheid van de personages |
- | evenwicht tussen tekenstijl en scenario |
- | interactie tussen tekst en tekeningen |
- | humor |
Een journalist (Van Dievel 2007: 64) die de vraag ‘Wat is een goede strip?’ probeerde te beantwoorden, maakte het volgende lijstje (bij de laatste vier kenmerken staat tussen haakjes vermeld waar hij de vermelde aspecten niet aantreft):
- | één enkel hoofdpersonage |
- | welomschreven aantal nevenpersonages |
- | duidelijke verhaallijn, met plot en slot |
- | spannend avontuur |
- | relativeringsvermogen! (Nederland) |
- | spontaan evoluerend met de tijd (Suske en Wiske) |
- | doordeweekse familie (W. Vandersteen) |
- | auteur kritisch voor eigen werk (M. Sleen) |
Kempeneers (2009) ten slotte geeft een overzicht van strips (zowel ‘klassiekers’ als ‘hedendaags’) ‘van bij ons’ (= België) en ‘uit het buitenland’. Zie appendix 2.
| |
3.5. Strips actief gebruiken
In heel wat publicaties wordt gewezen op de mogelijkheid om strips actief te gebruiken in de klas (Cumps & Morissens 2007: passim, Van Coillie 2007: 288-306, Cary 2004: passim). Wat de ‘eindtermen’ betreft, kan verwezen worden naar de formulering: ‘De leerlingen staan open voor diverse muzisch-creatieve uitingen.’ Enkele voorbeelden van activiteiten:
- | discussiëren over strips |
- | laten schrijven, tekenen |
- | ballonnen leeg maken en de teksten laten terugplaatsen |
- | een ‘tableau vivant’ creëren |
- | een gewist stripgezicht tekenen |
- | slot verzinnen (laatste prent/strook) |
- | zelf een heel stripverhaal maken |
- | bestuderen van de cover |
- | analyse van woordenschat (woordvervorming) |
| |
| |
- aandacht voor censuur. Een typisch voorbeeld: in Lucky Luke van Morris moest op een bepaald ogenblik de sigaret van het hoofdpersonage vervangen worden door een grassprietje. ‘Morris's Lucky Luke's cigarette has been changed into a blade of grass, first in Sweden and then in most countries.’ (Celotti 2008:36)
We wijzen ook op de ‘didactische valkuil’: strips zijn niet noodzakelijk makkelijker te verteren of toegankelijker voor leerlingen dan krantenreportages of non-fictie omdat ze minder lettertjes bevatten. ‘Net zoals muziek, film, dans of toneel hebben strips een “unieke code” die je moet leren beheersen, een tekenstijl, een samenspel van perspectief, beeld, taal, kleur, stem, tempo... En ook strips komen in alle vormen, kleuren, soorten en - nog belangrijker - kwaliteitsverschillen voor. Het helpt alvast als je thuis bent in literatuur en film.’ (Janssens 2008)
Omwille van de visuele ondersteuning kunnen strips echter wel motiverend werken: volgens de ‘dual coding theorie’ van Paivio (1986) kunnen leren en vooral de kans op onthouden worden versterkt door informatie tegelijk in woord en beeld te presenteren.
| |
3.6. Strips en taal
Een bijzonder interessante combinatie is die van ‘strips’ en ‘taal’. Zo was vroeger een reden waarom je toch strips kon lezen, het argument dat je er veel door kon leren als je ze in een vreemde taal las. Kuifje/Tintin lijkt daar een goed voorbeeld van te zijn. Er verschenen teksten over de manier waarop strips een rol kunnen spelen bij het taalonderwijs Frans (Marsh 1978) of Engels (Cumps
| |
| |
1986). Onlangs vertelde iemand me nog dat in een octrooicentrum in Nederland heel wat buitenlandse werknemers Nederlands leerden aan de hand van de lectuur van strips.
Er zijn zelfs taalmethodes die specifiek een beroep doen op strips om een taal aan te leren. Zo kan je Arabisch leren met behulp van stripverhalen (Gain 2005). Verder: Engels met Superman of Batman, Italiaans met de Dylan Dog strips van Tiziano Sclavi, Japans met manga, enzovoorts.
| |
3.6.1. Strips en Nederlands tweede taal
Een bijzondere vermelding verdient het gebruik van strips in het NT2-onderwijs. ‘Stripverhalen zijn motiverend, en zeker voor AN's (“anderstalige nieuwkomers”), omdat er veel visuele ondersteuning bij het verhaal gegeven wordt. Anderzijds is niet elke stripreeks even toegankelijk voor nieuwkomers omdat er vaak humor inzit die een zekere kennis van onze cultuur en van de wereld vergt. Ook is het zo dat jongeren die nog nooit een stripverhaal in handen hebben gehad, dit genre echt moeten leren lezen, omdat ze bepaalde conventies van stripverhalen niet kennen (bv. dat donderwolkjes en bliksemschichten in een tekstballonnetje een vloek betekenen). Ook voor leerlingen die in het Arabisch schrift gealfabetiseerd zijn, is het even wennen omdat ze moeten leren in welke richting de plaatjes elkaar opvolgen.’ (Werkgroep Anderstalige Nieuwkomers Steunpunt NT2, 2004, http://www.nt2.be).
| |
3.6.2. Taal en strips: een gespannen verhouding
Helaas moet ook worden gewezen op de gebrekkige taal (en spelling) die soms in strips voorkomt (Cumps 2007: 149-151). Uiteraard moeten we niet meer belang hechten aan het probleem van de spelling in werkwoordvormen (onder ineer het d/t probleem) dan nodig is, maar mij komt het voor dat dergelijke fouten in een strip net iets harder aankomen bij de lezer dan in een andere tekst (of beeld ik me dat maar in?). Enkele voorbeelden:
- | ‘O.K. fotograaf met de F van fetisjisme... Ik schrijf dat stuk!.. Ik ga mee!.. Waar moet ik zijn? Waar vindt (sic) ik die Franka?’ (Henk Kuijpers, Franka-album 18, Kidnap, p. 9, plaatje 7); |
- | ‘Dit landschap vervormd (sic) geluiden zodat het onmogelijk is om precies te bepalen waar.’ (Ken Broeders, Voorbij de Steen 4: De Drakenmeester, p. 31, plaatje 7); |
- | ‘Onze orde wordt bedreigt (sic), moeder Nirhema!’ (Ken Broeders, Voorbij de Steen 4: De Drakenmeester, p. 46, plaatje 3); |
| |
| |
- | ‘Het gaat om dat boek dat ik gelezen heb!! Hoe wordt (sic) ik een doemdenker...’ (Erik Schreurs, Het gelijk van George Orwell??? 1984, p. 2); |
- | ‘Op een dag zat hij naast het bed van een oude man, die plotseling zuchtte en stierf. Wat later sneedt (sic) hij die man open.’ (Thomas du Caju & Luc Morjaeu, Sabbatini. De Codex Robotica, p. 39); |
- | ‘Wonderlijk... Da Vinci heeft het klaargespeeld. Hij mistte (sic) alleen een krachtbron om zijn nieuwe mens aan te drijven.’ (Thomas du Caju & Luc Morjaeu, Sabbatini. De Codex Robotica, p. 45). |
In het bijzonder kan de taal in een Vlaamse serie als Jommeke voor problemen zorgen. Enkele voorbeelden uit het 26ste stripverhaal uit de reeks: Kinderen baas. We vermelden bij elk citaat eerst de tekst uit versie A (eerste druk 1966, nog niet in kleur) en daarna versie B (een latere editie, nu in kleur en zonder
| |
| |
vermelding van strooknummers). Tussen haakjes wijzen we op de (eventueel) aangebrachte wijzigingen. Enkele voorbeelden:
- A: ‘Hij is op de lappen geweest, hij heeft gaan drinken.’ (strook 23)
B: ‘Hij is op de lappen geweest. Hij heeft gaan drinken.’
(De komma tussen geweest en hij werd in de latere versie vervangen door een punt.)
- A: ‘Onzin! Alkool doodt de geest!’ (strook 26)
B: ‘Onzin! Alcohol doodt de geest!’
(Alkool werd vervangen door Alcohol.)
- A: ‘Gaat gerust nog enkele jaren studeren! Hoe gij aan uw diploma's gesukkeld zijt begrijp ik niet!’ (strook 52).
B: ‘Ga gerust nog enkele jaren studeren! Hoe gij aan uw diploma's gesukkeld zijt, begrijp ik niet!’
(In de latere versie werd Gaat vervangen door Ga, en werd een komma toegevoegd tussen de werkwoordsvormen zijt en begrijp.)
- A: ‘Zelfs de kleuters van de papklas zijn begaafder dan hogeschoolprofessors.’ (strook 57)
B: ‘Zelfs de kleuters van de papklas zijn begaafder dan hogeschoolprofessors.’ (Hier werd niets gewijzigd.)
- A: ‘O, hij houdt zo van zijn gemak, 'n Hele dag rijden of 't zit er tegen.’ (strook 97)
B: ‘O, hij houdt zó van zijn gemak, 'n Hele dag rijden of het zit er tegen.’
(zo werd vervangen door zó; de afgekorte vorm 't werd vervangen door het.)
- A: ‘Alle ministers zijn akkoord dat gij dat wordt.’ (strook 130)
B: ‘Alle ministers zijn akkoord dat gij dat wordt.’
(Hier werd niets gewijzigd.)
- A: ‘Beste kinderen... ik wil zeggen, beste ouders. Gij zijt verwondert, nietwaar?’ (strook 175)
B: ‘Beste kinderen... ik wil zeggen, beste ouders. Gij zijt verwondert, nietwaar?’
(Hier werd, vreemd genoeg, niets gewijzigd; de oorspronkelijke d/t fout (verwondert) blijft gehandhaafd!)
Conclusie: de wijzigingen in de latere editie lijken eerder willekeurig te zijn aangebracht. Het is zeker niet duidelijk waarom in sommige voorbeelden wel iets werd gewijzigd, maar niet in andere. Zeker in het laatste voorbeeld had
| |
| |
men mogen verwachten dat de foute werkwoordsvorm verwondert gecorrigeerd zou worden in verwonderd. Dat ‘bij een herdruk vroegere fouten gewoon worden overgenomen’ (Cumps & Morissens 2007: 58) lijkt niet zo ongewoon te zijn bij strips. Dat is bijvoorbeeld het geval bij Jimmy Van Doren 3: De ondergang en Jimmy Van Doren 4: De gebroken man. Daarover journalist Kempeneers: ‘Er wordt nog gerekend in franken en guldens en ook de spellingfouten zijn nog precies dezelfde als tien jaar geleden. Wat meer respect voor de lezers kan beslist geen kwaad.’
| |
3.7. Strips en literatuur
Uiteraard besteden we ook even aandacht aan de combinatie ‘strips’-‘literatuur’; we maken daarbij het onderscheid tussen enerzijds ‘verstripte literatuur’ met voorbeelden als Kaas van Elsschot/Matena (zie Cumps 2008), Dwaallicht (Elsschot/Matena), De Avonden (Reve/Matena), Op zoek naar de verloren tijd (Proust/Heuet) en anderzijds originele voorbeelden als Maus (A. Spiegelman), Persepolis (M. Satrapi).
Wat de ‘verstrippingen’ van het werk van Elsschot door Matena betreft, kan worden opgemerkt dat die zowel worden bejubeld als verguisd. Een voorbeeld van dat laatste standpunt vinden we bij de Belgische striptekenaar Fritz Van den Heuvel (2007: 112-113): ‘De strips van Dick Matena moeten verbrand worden. Nu meteen. En Dick Matena moet opgeknoopt worden, waarna de beelden van zijn executie de wereld rondgaan. Het moet snel gebeuren, voor het te laat is. De Matenastrips brengen de jeugd op een dwaalspoor Ze wekken de illusie dat het beeldverhaal tweederangsliteratuur is en geen volwaardig medium. Matenastrips draaien de klok meer dan honderd jaar terug, toen schrijvers zoals Charles Dickens gebruik maakten van illustratoren om hun verhalen te slijten aan de massa. Deze verderfelijke praktijk moet te allen prijze bestreden worden. De tekening is al lang niet meer het slaafje van de Grote Schrijver. De strip heeft zich de laatste decennia ontwikkeld tot een volwaardige expressievorm die niet moet onderdoen voor andere media zoals literatuur, film en televisie. Toch worden strips nog al te vaak herleid tot een promotiemiddel: vrij veilig, eet gezond, kijk naar de tv-reeks, koop de cd's van uw heldinnen, of, in dit geval: lees literatuur. Uiteraard is er niets mis met het promoten van literatuur in scholen en bibliotheken. Maar doe dat dan niet via de omweg van de strip. Stop die leerlingen meteen de échte, originele De Avonden in hun handen, het boek zónder de prentjes. Jonge mensen hebben heus geen strips nodig als vaseline voor literatuur. Op deze wijze wek je alleen maar de indruk dat er een hiërarchie bestaat in de boekenwereld, waarbij de literaire roman bovenaan prijkt en de strip het minder begaafde broertje is. Het gruwelijkste voorbeeld van strip als opstapje naar de literatuur is de verstripping van De Avonden door Dick Matena. Deze strip, die niet meer is dan een
| |
| |
verzameling illustraties bij de integrale (en geniale) tekst van Gerard Reve, kreeg enkele jaren geleden de Vlaamse Cultuurprijs voor strip (De Bronzen Adhemar). Waarom? Omdat de strip een knieval deed voor de Literatuur, wat door Vlaamse en Nederlandse intelligentsia met goedkeurend gemompel werd onthaald. Boeken zoals De Avonden doen het beeldverhaal meer kwaad dan goed. Ze zouden moeten gebannen worden uit scholen en bibliotheken. Laat kinderen en adolescenten échte strips lezen, strips die enkel als strip bedoeld zijn, authentieke verhalen met authentieke personages, verhalen waarbij tekening en tekst één geheel vormen. Asterix en Obelix van Goscinny en Uderzo, over een kleine gemeenschap die zich ondanks de interne twisten verzet tegen de onderdrukker. Persepolis van Marjane Satrapi, over de impact van de Iraanse revolutie op het leven van een gewoon meisje. Guust Flater van Franquin, over een ontregelend Panamarenko-personage in een bureaucratische omgeving. Strips moeten een rol spelen in het onderwijs en de bibliotheek. Maar liever niet als opstapje naar de literatuur.’
In verband met strips en literatuur verwijzen we uitdrukkelijk ook naar de site van SBN (Stichting Beeldverhaal Nederland: www.stichtingbeeldverhaal.nl/). Speciaal in verband met literatuur raadplege men: www.stichtingbeeldverhaal.nl/literatuur/2/129.htm. (Een typisch voorbeeld van een lespakket is ‘Kuifje in het land der Sovjets: Belgische beeldvorming anno 1929’ op: www.stichtingbeeldverhaal.nl/101/kuifje-geschiedenisonderwijs.htm). SBN signaleert ook dat uitgerekend literaire tijdschriften dol zijn op strips: www.stichtingbeeldverhaal.nl/700/literaire-tijdschriften-dol-op-strips.htm). Voorbeelden daarvan zijn strip-themanummers van tijdschriften zoals De Brakke Hond, Kunsttijdschrift Vlaanderen en Filter.
| |
3.8. Een kritische visie
Ook al kan men in verband met strips heel wat positieve elementen aanhalen toch lijkt het zinvol te (blijven) pleiten voor een kritische visie.
Een mooie synthese vinden we bij Anthierens die in dit verband een pleidooi houdt voor censuur (2007: 10). Hij schrijft: ‘Ooit waren tekenverhalen voer voor analfabeten, die amper konden lezen, maar wel plaatjes konden kijken. Later werden strips bevorderd tot jeugdlectuur, en nog later mocht iedereen, ongeacht leeftijd of opleidingsniveau, toegeven dat hij graag strips tot zich nam. Nu is de “negende kunst” heilig verklaard. Je moet nu ook Jommeke serieus nemen, en je mag niet zeggen dat je Suske en Wiske al jaren kut vindt, en dat Asterix waardeloze rommel is sinds de scenario's niet meer door Goscinny worden geschreven. In quizprogramma's op tv worden slag om slinger vragen gesteld over smurfen en plopkabouters, en je mag het als slimste mens wel schudden als je niet weet wie Natasha is.’
| |
| |
| |
4. Tsjechische perspectieven
Op het colloquium ‘Praagse Perspectieven 6’ werd herhaaldelijk de vraag gesteld naar de toestand van de strip in Tsjechië. We kwamen pas na het colloquium op het spoor van de thesis van Nikola Betlachová Comics Between Two Cultural Environments: Analysis of the Genre and Options for Translation, waarvan de eerste zin van de inleiding als volgt luidt: ‘The focus of this M.A. thesis lies in the translation of comic literature with the aim of disclosing its specific features by means of analysing Czech versions of comic books.’ De volledige tekst van de thesis is te lezen op: http://is.muni.cz/th/74252/ff_m/Diploma_Work.doc of: http://74.125.77.132/search?q=cache:jmdo0HSwUJgJ:is. muni.cz/th/74252/ff_m/ Diploma_Work.doc+tintin+%22czech+comics%22&hl=nl&ct=clnk&cd=5&gl= be. Lucie Sedláčková maakte ons ook nog attent op een interessante website waar een overzicht staat van ‘strip-scripties’ geschreven aan de Masaryk- universiteit (Brno): http://is.muni.cz/tema/?isshlret=comics;isshlv=tthesis;issradit=;isssubm=l;issstr=0.
| |
5. Coda
Als besluit keren we terug naar de werkhypothese uit de titel (‘Strips: genegeerde kunst? More or less...’). Op basis van de informatie in onze tekst, maar ook naar aanleiding van wat werd gepresenteerd in de overige lezingen over strips tijdens het colloquium ‘Praagse Perspectieven 6’ kunnen we ongetwijfeld de formulering bijsturen en het volgende schrijven: ‘Van genegeerde kunst tot negende kunst. Less is more...’
| |
Bibliografie
Anthierens 2007 - K. Anthierens: ‘Cartoons in de krant: een pleidooi voor censuur.’ In: Stripgids 4 (2007), p. 10. |
|
Baetens 2001 - J. Baetens (red.): The Graphic Novel. Leuven, 2001. |
|
Cary 2004 - S. Cary: Going Graphic: Comics at Work in the Multilingual Classroom. Portsmouth NH, 2004. |
|
Cechová 2005 - A. Cechová: Time and Space in Czech Comics. Diploma Thesis. |
| |
| |
Celotti 2008 - N. Celotti: ‘The Translator of Comics as a Semiotic Investigator’. In: F. Zanettin (red.) Comics in Translation Manchester, 2008. |
|
Cumps & Morissens 2007 - J. Cumps & K. Morissens: Laat ze strips lezen! Informatie en suggesties voor school, thuis en bibliotheek. Leuven, 2007. |
|
Cumps 1986 - J. Cumps: ‘On Translating Machiavelli.’ In: Proceedings Translation in Language Teaching and for Professional Purposes III, (1986), p. 33-46. |
|
Cumps 2007 - J Cumps: ‘Taal en strips: een gespannen verhouding’ In: Impuls voor onderwijsbegeleiding (2007), p. 149-151. |
|
Cumps 2008 - J. Cumps: ‘Van Elsschot tot Matena. Van Kaas tot kunst’ In: Stripelmagazine (2008). In: www.stripelmagazine.be/pivot/entry.php?id=2313. |
|
Van Dievel 2005 - L. Van Dievel: ‘Nou ja, roman...’. In: Special Knack Boek 05 (2005), p. 160-171. |
|
Van Dievel 2007 - L. Van Dievel: ‘Uren van bewondering’. In: Stripgids 3 (2007), p. 64-65. |
|
Gain 2005 - Z. Gain: Des Soufis, des Amants et des Yeux. Paris, 2005. |
|
Gravett 2005 - P. Gravett: Graphic Novels - Stories to Change Your Life. London, 2005. |
|
Van den Heuvel 2007 - F. Van den Heuvel: ‘Pleidooi voor authentieke verhalen’. In: Cumps & Morissens (2007), p. 112-113. |
|
Hill 1943 - G. Hill: ‘Word Distortions in Comic Strips’. In: The Elementary School Journal 43 (1943), p. 520-525. |
|
Janssens 2008 - G. Janssens: ‘De nieuwe journalist maakt strips’. In: Taalschrift. Tijdschrift voor taan en taalbeleid. In: http://taalschrift.org/reportage/001740.html. |
|
Kempeneers 2007 - M. Kempeneers ‘Spoedcursus graphic novel’ In: De Standaard der Letteren (2007), p. 8-9. |
|
Kempeneers 2009 - M Kempeneers: ‘Moet je gelezen hebben.’ In: De Standaard der Letteren (2009), p. 10. |
|
Marsh 1978 - R. Marsh: ‘Teaching French with the Comics.’ In: The French Review, LI (1978), p. 177-185. |
|
McCarthy 2006 - T. McCarthy: Tintin and the Secret of Literature London, 2006. |
| |
| |
Pavio 1986 - A. Pavio: Mental Representations. New York, 1986. |
|
Peeters 1983 - B. Peeters: De wereld van Hergé. Brussel, 1983, p. 168. |
Van der Straeten 2006 - , B. Van der Straeten In: De Morgen (2006). |
|
Torfs 2006 - R. Torfs: Lof der lankmoedigheid. Leuven, 2006. |
|
Venema 2005 - T. Venema: ‘Kuifje in de schoolbanken - Een verkenning van de educatieve waarden van strips’. In: Stichting Beeldverhaal Nederland In: www.stichtingbeeldverhaal.nl/index.cfm?menuid=6&HoofdCat=2&SubCat=146&Product=120. |
|
Venema 2006 - T. Venema: ‘Een aanzet tot wetenschap’. In: http://www.8weekly.nl/artikel/3605/joost-pollmann-een-indruk-van-echtheid html. |
|
De Weyer 2005 - G. De Weyer: België gestript. Alles over de Belgische strip: feiten, genres en auteurs. Tielt, 2005. |
|
De Weyer 2008 - G. De Weyer: 100 stripklassiekers. Tielt, 2008. |
|
| |
| |
| |
Appendix 1: Spoedcursus ‘graphic novel’ (Kempeneers 2007)
Een selectie van tien titels uit bijna tweehonderd jaar ‘graphic novels’. Van alle titels wordt een recente editie vermeld (Nederlands of Engels), en het jaar of de periode waarin de titel eerst is verschenen.
1. | Rodolphe Töpffer The complete comic strips, University Press of Mississippi, 2007. (rond 1830) |
2. | Frans Masereel Mort livre d'heures (Passionate Journey, Dover, 2007) (het interbellum) |
3. | Will Eisner A contract with God, DC, 2001. (1978) |
4. | Art Spiegelman Maus, Oog & Blik, 2004. (1972-1991) |
5. | Cosey Op zoek naar Peter Pan, Lombard, 2007. (1984-1985) |
6. | Osamu Tezuka Boeddha, 8 delen, waarvan al 5 delen verschenen bij Uitgeverij L. (1974-1984) |
7. | Jacques Tardi Loopgravenoorlog, Casterman, 2004. (1993) |
8. | Chris Ware Jimmy Corrigan, Pantheon, 2000 (de jaren 1990) |
9. | David B. Vallende ziekte, 2 delen, Atlas, 2007. (1997-2003) |
10. | Marjane Satrapi Persepolis, Atlas, 2005. (2000-2003) |
| |
| |
| |
Appendix 2: Moetje gelezen hebben (Kempeneers 2009)
- | Klassiekers van bij ons
Kuifje |
De vroege albums van Suske en Wiske |
Nero |
Guust Flater |
Jommeke |
|
- | Hedendaags en van bij ons
Slaapkoppen - Randall C. |
De maagd en de neger - Judith Vanistendael |
Faire semblant c'est mentir- Goblet |
Esther Verkest - Kim |
Bakamé - Janssen & Van Oudheusden |
|
- | Klassiekers uit het buitenland
Little Nemo - Winsor McCay |
The Spint - Will Eisner |
Peanuts - Charles M. Schulz |
Boeddha - Osamu Tezuka |
Blueberry - Jean Giraud & Jean-Michel Charlier |
|
- | Hedendaags en uit het buitenland
Op zoek naar Peter Pan - Cosey |
Maus - Art Spiegelman |
Watchmen - Dave Gibbons & Alan Moore |
Persepolis - Marjane Satrapi |
De dagelijkse worsteling - Manu Larcenet |
|
|
|