Het is mogelijk om voor stilistische doeleinden de infinitief met te/zu voor de persoonsvorm te plaatsen. Het is kenmerkend voor beide talen dat het vooropgeplaatste verbum infinitum zijn plaats direct voor de persoonsvorm inneemt en niet gescheiden wordt door een ander zinselement, bijvoorbeeld:
*6a. | Te danken vandaag heb ik allen die mij bijgestaan hebben. |
*6b. | Zit danken heute habe ich allen, die mir beigestanden haben. |
De reden van de onderhavige vooropplaatsing ligt vermoedelijk daarin dat de spreker een expressief accent op allen wilde leggen dat voor hem belangrijker is dan te danken. Door deze verschuiving komt deze constituent beter tot zijn recht en wordt ook direct aangevuld door de daarop volgende bijzin. Door de vooropplaatsing wordt de infinitief met te/zu minder belangrijk gemaakt.
4. Infinitief met zijn aanvulling (voorwerp)
|
7a. | Je bewijs in twijfel trekken zal hij niet. |
7b. | Deinen Beweis in Frage stellen wird er nicht. |
De plaats voor de persoonsvorm kan ook door de infinitief samen met zijn aanvulling ingenomen worden. Dergelijke volgordes zijn alleen mogelijk als de aanvulling tezamen met de infinitief naar voren schuift, anders onstaan er foutieve constructies.
*8a. | Je bewijs trekken zal hij niet in twijfel. |
*8b. | Deinen Beweis stellen wird er nicht in Frage. |
Dank zij de vooropplaatsing van de infinitief met zijn aanvulling wordt er een grotere klemtoon op niet gelegd.
5. Deelwoorden op de eerste zinsplaats
Naast infinitieven kunnen ook verleden deelwoorden de plaats voor de persoonsvorm innemen. Zie 9a en 9b.
9a. | Geregend heeft het tijdens onze uitstap niet. |
9b. | Geregnet hat es während unseres Ausfluges nicht. |
Deze contrasterende vooropplaatsing kan gezien worden als een spontaan, emotioneel antwoord op de vraag: Hadden jullie geen goed weer?. Dit antwoord corrigeert met andere woorden het in de vraag besloten vermoeden van slecht weer door de nadruk op geregend te leggen. Voor de persoonsvorm kunnen tevens grotere werkwoordelijke eindgroepen met deelwoord verschijnen. Zie 10a en 10b. Het is zelfs mogelijk dat een deel van de werkwoordelijke eindgroep apart staat, in dit geval achteraan in de zin. Zie 11a-11c.