Inleiding tot het thema
Taallandschap - taalkunde
Het onderling verband tussen taal en geografie kunnen we vanuit twee invalshoeken bestuderen. Aan de ene kant gaat het om de visie op taal uitsluitend vanuit het gezichtspunt van één taal binnen de geografische grenzen, d.w.z. in de grenzen van één taalgebied. Dan spreken we over verschillende taalvariëteiten, groepstalen, sociolecten en regionale dialecten. Het tweede gezichtspunt is een visie op taal over de grenzen van een taalgebied, studie van een taal vanuit het oogpunt van onderlinge invloeden, verschillen en overeenkomsten tussen verschillende (niet altijd verwante) talen. Dit probleem wordt besproken in verschillende vergelijkende studies en studies over vertaalwetenschap.
Het brede thema ‘Taallandschap’ heeft gevarieerde mogelijkheden voor bijdragen aangeboden. De aandacht van de taalkundigen ging uit naar de regionale diversiteit die zijn uitdrukking vooral in de dialectologie vindt. De bijdragen over deze problematiek werden ingeleid door de lezing van J. van Keymeulen en verder werd dit thema besproken door C. van Bree, F. Simonis en J. Wilmots. Ook hebben we bijdragen ontvangen met als onderwerp taalvariëteiten die door bepaalde beroepsgroepen of sociale klassen worden gesproken. Hier ging het vooral om contrastieve en vergelijkende studies op het gebied van vertaalwetenschap of diversiteit in de woordenschat van het Nederlands en de talen binnen onze regio.
Een aantal lezingen bevatten interessante ideeën over vertaaltheorie en vertaal(on)mogelijkheden met de problemen van dien in het onderwijs (P. Knap/M. Škrlantová. E. Majewska, K. Křížová). In de bijdrage van P. Knap en M. Škrlantová werd een moeilijk aspect besproken: juridische teksten en de vertaalproblematiek in het kader van nationale en internationale rechtsystemen. De woordenschat van het Nederlands en het Slowaaks was het onderwerp van de bijdrage va J. Rakšányiová en H. Gevaert. Het werd daarbij duidelijk dat ook culturele aspecten een belangrijke rol spelen. De interculturele aanpak en een zekere geografische en cultuurgebondenheid hebben een weerspiegeling gevonden in de bijdragen van K. Tryczyńska, M. Szczypińska en S. Ciutacu.
De extramurale neerlandistiek houdt zich ook met methodes van taalverwerving en didactiek bezig. Volgende collega's hebben hierover een lezing gehouden: M. Nováková, M. Kříž, R. Nagy en E. Jarosińska.
Dit deel van de bundel werd geopend met de inleidende lezing van J. v.d. Horst. De algemene problematiek werd verder besproken in de bijdragen van J. Pekelder, S. Prędota en J. Renkema.