Die laatste overeenkomst slaat op de afspraken die producenten (uitgeverijen) en distributeurs (boekhandels) met elkaar maken. In Nederland bestaat een dergelijke privaatrechtelijke regeling. De voorstanders van de vaste prijs wijzen al evenzeer op de economische én de culturele waarde van het boek. Alleen laten zij het licht vanuit een andere hoek schijnen. Zowel de auteur, de uitgever, de boekhandelaar, de distributeur als de verdediger van het auteursrecht (bij ons Sabam) verdienen op de verkoop van een boek. Daarnaast is het boek een cultuurdrager waarvan de betekenis voor een gemeenschap niet in economische cijfers is uit te drukken. Vandaar de nood aan substantiële (productie- én distributie-)-subsidies die elk jaar op advies van de Commissie Letteren door een ministerieel besluit worden bekrachtigd. Mensen uit de boekensector benadrukken steevast dat de vaste boekenprijs voor een zeer beperkte daling van het aantal kleinere boekhandels zorgt, dat de prijsstijging van het boek beperkt blijft, de ‘moeilijker’ genres betere overlevingskansen zullen krijgen, het uitgeversbedrijf in Vlaanderen nieuwe kansen wordt geboden - na de verhuis van het merendeel der toonaangevende Vlaamse auteurs naar Nederland in de jaren tachtig -, en dat er meer debuten zullen verschijnen. De voorstanders van de wet Lang in Frankrijk wijzen er voorts op dat de onzekerheid over de prijs en de vrije prijsvorming (een boek is in de Fnac tien procent goedkoper dan in de gewone boekhandel) de verkoop alleen maar afremmen, dat die oneerlijke concurrentie de diversiteit van de boekhandels beperkt, enzovoort.
Opmerkelijk in de geanimeerde discussie zijn de studies waar men voortdurend naar verwijst. Tegenstanders doen een beroep op statistieken over de Franse boekenmarkt. In de periode 1975-1993 is het aantal boekhandels er met tienduizend geslonken, van de 3000 betere boekhandels resteren er nog 800, de supermarkten hebben zich op de verziekte markt geworpen, de prijs van het boek is het afgelopen decennium met 7,4% gestegen (1990). Voor de buitenlandse boeken die hier met massa's in de rekken worden gedropt (naar verluidt tachtig procent van het aanbod in Vlaanderen), kunnen grotere reducties worden toegestaan. Voor importartikelen bestaat immers niet zoiets als een vaste prijs.
Voorstanders van een gefixeerde boekenprijs verwijzen dan weer graag naar de Nederlandse boekensector. Een vergelijking van het Vlaanderen met vrije prijsvorming met het Nederland met vaste boekenprijs levert de volgende conclusies op: in Vlaanderen is het aantal boekhandels in de periode 1970-1988 afgenomen met zestig procent, in Nederland ‘maar’ met vijftien procent; bij ons dalen de voorradige titels en hinken de ‘moeilijker’ achterop; de Vlaamse uitgeverswereld wordt gerund door Nederlandse concerns. Het ontbreken van een vaste boekenprijs leidt volgens de voorstanders tot slinkende publicatiekansen, een verschraling van het aantal verkooppunten en een onverbiddelijke concurrentieslag die grote concerns als Ako ertoe verleidt de boekentafels niet langer te vullen met ‘dood hout’: met literaire boeken die onvoldoende renderen.
Wat er ook van zij, een aanpassing van de boekenprijs naar Nederlands model kan enkel geschieden met de noodzakelijke, correctieve maatregelen die de federale overheid moet nemen, mét het akkoord van de drie gemeenschappen (de Vlaamse, de Franse en de Duitstalige overheid). Daarenboven zijn de belangen in de Nederlandse boekensector privaatrechtelijk geregeld, terwijl de voorstanders van de vaste boekenprijs in België een wettelijke regeling nastreven. Naast de vaste boekenprijs bestaat in het Noorden ook zoiets als leenrecht (een prijs die je per ontleend boek in een bibliotheek betaalt), reproductievergoedingen, auteurssubsidies waarvan de financiële inhoud en het aantal maandeenheden hoger liggen dan de werkbeurzen die de Vlaamse overheid - sinds enkele jaren naar Nederlands model - toekent, een leesbevorderingsbeleid dat op de jeugd is gericht, enzovoort. Die initiatieven zorgen ervoor dat het boekwezen er beter gereguleerd is. Het is er bovendien professioneel geïnstitutionaliseerd, in een Fonds voor de Letteren en een Literair Productiefonds voor auteurs en vertalers. In Vlaanderen wordt de subsidiëring van auteurs, vertalers en literaire tijdschriften nog steeds toevertrouwd aan de Administratie Kunst van het ministerie van Cultuur, waarbij de minister zich laat adviseren door een ideologisch samengestelde Commissie (een product van het Cultuurpact). Naast de discussie omtrent de boekenprijs is er hier trouwens al jaren vraag naar een fonds zoals in Nederland.
De boekenprijs is in België nog altijd een federale zaak, die ressorteert onder de bevoegheid van de minister van Economische Zaken. De materie is complex en gezien de culturele betekenis van het boek niet in louter economische termen te vatten. Het debat over de leescultuur en de bescherming van het boek, dat reeds jaren aan de gang is en waarover ministers zich onder verschillende legislaturen hebben gebogen, heeft er voor gezorgd dat de vaste prijsbinding nog steeds niet bestaat.
Afwachten of de huidige minister de zichzelf opgelegde planning, medio 1997, kan halen. Minister Martens heeft zichzelf immers één jaar gegund om de bevoegde minister van Economische Zaken, Elio di Rupo, ertoe aan te zetten het noodzakelijke initiatief te nemen om de vaste boekenprijs in te stellen.
Ernst Braches,
Er staat ons nog wat te wachten, in ons erfdeel, 1990/4,
p.482-493. |
|
Carlos van Baelen, Vaste boekenprijs: een economisch middel voor een cultureel doel, in het beroep van dichter.
vlaanderen en zijn letterenbeleid.
kritak, leuven 1993, p.51-56. |
|
Carlos van Baelen, Een culturele correctie op vrije mededinging,
in taalschrift, 1995/2, P.20-21. |
|
Paul De Grauwe, De vaste boekenprijs en de leescultuur, in de standaard, 5 november 1996. |