Poëziekrant. Jaargang 19
(1995)– [tijdschrift] Poëziekrant– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 44]
| |
RecensieAntoine A.r. de Kom
| |
[pagina 45]
| |
Antoine A.R. de Kom [foto: Querido]
Kom noteert met een variatie op een autonoom poëticaal schibbolet: ‘Mesties, je blanke bladzij ritselt als het zwarte | blad dat valt op sneeuwwit zand’. In zijn essay ‘Pooltochten’ heeft Wiel Kusters aan de hand van werk van Mallarmé en Ten Berge laten zien wat ijs, sneeuw en kou in de moderne poëzie kunnen betekenen: ‘Behalve om taalzuivering, om een combinatie van intimiteit en ongenaakbaarheid waar het de taal van het gedicht betreft, gaat het bij de poëtische poolexperimenten ook om zo iets ideëels als eeuwigheidsverlangen, een verlangen waarvan de vervulling in de vrieskou onder handbereik lijkt, zoals Mallarmés zwaan al wist, en dat daar tot een vreemde onmenselijke realiteit kan worden, een fascinerende vorm van tijdeloosheid.’ Deze Westeuropese poëzie gaat naar het noordste noorden om de wereld zijn geheimen te ontlokken. Antoine A.R. de Kom gaat met eenzelfde absolute inzet naar het zuiden. Hij zoekt kilte in de tropen. Hij neemt, onder andere in het tweeluik ‘Sneeuw en zand’, het ‘sneeuwwit zand’ letterlijk en maakt van zand sneeuw en van sneeuw zand. Met deze metaforiek wil De Kom het noordelijke Westeuropa verenigen met het zuidelijke Suriname. Zoals dit tweeluik illustreert, loopt deze onderneming uit op een echec. Het echec is weliswaar anders dan dat van de dichters die het hogerop in de koude zoeken, maar het echec zelf verbindt De Kom wel weer met hen. Het was Paul Rodenko die in zijn bloemlezing Met twee maten de term ‘poëzie van het echec’ voor het Nederlands taalgebied muntte. Hij maakte er een strijdbaar begrip van. Het echec of de mislukking duidde niet op een berusting in de mislukking: ‘De poëzie van het echec blijft een poëzie van kracht en gespannenheid; het echec kan met allerlei nuances van gevoelens en gestemdheden samengaan, maar paradoxalerwijze liggen deze nuances doorgaans opmerkelijk dichter bij de pool van de triomf dan die van de nederlaag.’ In deze context vallen bij Rodenko de woorden ‘lyrisch machtsbewustzijn’. Al heeft de dichter het absolute niet gerealiseerd, hij is wel in de buurt geweest. Van ‘lyrisch machtsbewustzijn’ is bij De Kom zeker sprake. Dat blijkt uit de manier waarop hij zijn kunstwerelden schept via de werkwoorden ‘talen’ en ‘denken’. ‘Talen’ is een actief woord dat de dichterlijke werkzaamheid aanduidt. In een gedicht taalt iemand naar rare zaken, in een ander gedicht taalt iemand naar een wet. Herhaaldelijk bedenkt een lyrisch ik een wereld waarin hij zijn beelden als slaven aan het werk zet. Dat is de zelfironiserende tegenpool van het lyrische machtsbewustzijn. De Kom komt zijn woorden tegen als slaven. En ze ontvluchten hem. Die vlucht van de woorden is het echec van de dichterlijke almacht. De Kom lijkt, misschien vanwege zijn zwarte verwantschap met de woorden, niet zo rouwig om dat echec. Hij is er zelfs op uit. Noch het absolute, het zuivere absolute van sneeuw en ijs is zijn oogmerk, noch het onverwezenlijkbare tijdloze en onvergankelijke. De Kom doet een stap verder: hij zoekt het echec zelf In Tropen heet het:
Ik wil een omslagpunt, een wending
Het tropische in poëzie zoek ik, verrukking
Die besloten ligt in een mislukking.
Point Parasol. Fris stipje op de keerkring.
In De kilte in Brasilia gaat De Kom nog een stap verder: hij gedenkt ‘de mislukking die in poëzie begint’. Nieuwe kansen, nieuw leven ontstaan bij hem niet in fixering in het ijs, maar door veranderingen en metamorfosen, door bloei, rijping en verrotting. De meest onontkoombare metamorfose is die van het sterven, een cruciaal thema in De kilte in Brasilia, zoals het tweede deel van het tweeluik ‘Aanzet tot een tropische poëtica’ illustreert. Mallarmé's statige witte zwaan is een kleine kleurige kolibrie geworden:
De overrijpe ondergang van woord na woord vormt een nieuwe taal.
Door demerararamen zie ik een tapijtslang op het kongogras.
Waar kronkel was blijkt in haar lijf nu plaats voor een powies.
Niets blijft in eigen vorm bestaan, is eigenlijk al voor
zijn bloei vergaan. De klamme klank van het miskend patois
omgeeft ook marmeldoos en kerkpalm evenzeer als de verlepte
Braziliaanse roos, ondanks de aangenaam abstracte wisseling
van dag en nacht. Van zon en maan. Hun nabeeld
weerlicht, kraakt, en toont verstijfd de dode kolibrie -
als regen druipt, gedenk ik de mislukking die in poëzie begint.
| |
Blauwgrond
Hoe in een tropische kolonie
iets zinnigs te schrijven?
Door het vochtige klimaat
verbleekt mijn blauwe inkt
aan de lucht
al voor
ik de bladzijde omsla.
Vertel daarom veeleer dan op te
schrijven.
Zeg bijvoorbeeld
dat het in de tropen
wel eens hagelt.
Vertel en sla
desnoods de vleugels uit
te Blauwgrond.
Stijg op en beschrijf
in de azuren tropenlucht
lijdzaam cirkels
en strooi met bleke handen
blauwe ijskristallen.
|
|