Kinderpoezie
Nieuwe tienerpoezie
Engagement en intimiteit
Jan van Coillie
Een apart gevoel voor humor, originele en jeugdige beelden, alsook een sterk engagement kenmerken Alleen aan zee is de kust veilig, de nieuwe bundel van Daniël Billiet. Een aanrader dus. Evenmin te missen is Vannacht zijn we verdwenen van Johanna Kruit, een bundel vol mysterie en verstilde emoties, die zonder meer een hoogtepunt in de tienerpoëzie mag worden genoemd.
Daniël billiet trekt in Alleen aan zee is de kust veiligGa naar voetnoot(1) consequent de lijn door van zijn vorige bundels voor de jeugd: eigentijdse gedichten over wat tieners bezighoudt, in een bijzondere vorm gevat en met de nodige humor gekruid. De bundel is opgebouwd uit twee afdelingen, waarboven telkens een stuk van de titel prijkt. Elk titelfragment krijgt zo een eigen betekenis.
Het eerste deel, ‘Alleen aan zee...’, vertolkt vooral gevoelens, beelden en herinneringen van de ik-figuur, die ruimtelijk of door beeldspraak met de zee verbonden zijn. De titel van de tweede afdeling, ‘... is de kust veilig’, klinkt als een vraag en moet ook zo worden gelezen. Want telkens weer worden in de verzen van dit deel de veilige kusten van de leef- en belevingswereld van de ik-figuur bedreigd. Het openingsgedicht, ‘Hoe de zee groeit in mij’, zet meteen de toon van de hele bundel. De dichter verwoordt er gevoelens van onzekerheid en stuurloosheid op een bevreemdende maar fascinerende wijze, en geeft meteen een staalkaart van zijn kunnen wat woord- en klankspel en beeldspraak betreft:
te groeien. Weg van dit teveel
te weinig mij. De zee vond
huppelden over zilt schuim.
De zee schudde even zijn grote
matras op voor de nacht en troostte me
dan tussen zijn vele golvende bladzijden.
Het slotgedicht herneemt hetzelfde motief van het zoeken. De ik-figuur wil uit de sporen van zijn ouders stappen en zichzelf vinden: ‘Ik schrijf en herschrijf in alle liefdes- | brieven een opsporingsbericht naar mezelf.’ Tussen deze twee verzen in krijgt de lezer in negenentwintig gedichten momentopnames van wat de ik-figuur meemaakte of wat hem boeide op zijn zoektocht naar zichzelf.
Dat kan zwaar op de hand klinken, maar zo leest de bundel helemaal niet. Billiets typische humor en zijn eigentijdse en toch bijzondere taal met vaak verrassende beelden, maken de gedichten tot verfrissende lectuur: ‘Je verstopte je in briefjes | in mijn zakken. Opdat ik niet zo | alleen in mijn armen zou staan.’
In de eerste afdeling van de bundel is de zee op heel verschillende manieren aanwezig. Billiet verbindt ze met gevoelens en herinneringen. De tweede afdeling is geëngageerder en vertolkt Billiets kritische kijk op onze maatschappij zoals we die ook in zijn andere bundels aantreffen. Treffend zijn de originele invalshoeken en de dito vormgeving, terwijl ook hier de talrijke woordspelletjes de betekenis van woorden verrassend doen oplichten. Welke jonge knaap herkent niet het gevoel waaraan de ik-figuur uiting geeft als hij op zeker ogenblik wordt ‘doodgezwegen’ door een ‘moordgriet’?
Schrijft Daniël Billiet recht voor de raap, dan werkt Johanna Kruit met suggesties. Ze geeft gevoelens niet zomaar weer, maar roept ze op. Ook in haar nieuwe bundel, Vannacht zijn we verdwenenGa naar voetnoot(2), nodigen haar gedichten uit om de opgeroepen emoties met eigen gevoelens aan te vullen. In die gedichten ontdek je trouwens voortdurend ‘tussen de regels iets dat zingt’. Het is een mysterieus gezang, dat tegelijkertijd herkenbaar en bevreemdend is. Het is opvallend hoe vaak in haar poëzie en ook in deze bundel het woord ‘geheim’ valt. In het gelijknamige gedicht, schrijft ze: ‘geheimen gebeuren voor wie er op let | wat gaat er gebeuren vannacht?’
Met die geheimen zijn ook vragen, dromen en de nacht opvallend sterk aanwezig in haar verzenwereld. De nacht is de tijd voor onverklaarbare dingen, schaduwen, omsingelende bomen, onweer en ‘stille voeten’ bij een vreemd huis. In andere gedichten spelen dan weer wind, wolken, storm, strand en meeuwen de hoofdrol, en wordt met het beeld van de zee een gevoel van onmetelijkheid en onvatbaarheid opgeroepen. Toch is Kruits poëzie ook heel nabij. Ze schrijft over boeken, schapen en vakantie en over herkenbare gevoelens als verliefdheid, angst, onzekerheid, verlangen en jaloersheid. Kruit koos voor een vrije dichtvorm, maar met een duidelijke strofenbouw, een vaak meeslepend ritme en een klankrijke woordkeuze. Opvallend is ook het gebruik van klinker- en binnenrijmen. Doorheen haar verschillende bundels is haar vormgeving steeds hechter geworden en hier bereikt die bij momenten een klassieke schoonheid, zoals in een gedicht als ‘In de nacht’:
We werden gevolgd door de maan.
Misschien konden we niet slapen
Achter het hek kwamen schapen
zwaar van regen achter ons aan.
De aparte sfeer van de gedichten is bijzonder raak gevat in drie pentekeningen van Wim Hofman. Voor de originele vormgeving verdient de uitgever overigens een pluim.